Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2385. 1635 december 8. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Onder uEd. soonGa naar voetnoot2 sijn verscheyde van mijne brieven, daerbij ick successivelijck hebbe geadviseert het gene uEd. vanhier soude dienen te weten; dan alsoo deselve nu driemael op wech geweest sijnde door veranderynge van wint wt Den Briel heeft weder moeten commen, soo sende ick desen onder het ordinaris couvert om te sien, off die over Zeelant passage sal connen vinden. Ick sal verlangen te horen, off ons neeff de GrootGa naar voetnoot3 den heer rijxcancler te Wismar of Straelsont sal hebben gevonden, alsoo wij hier advisen hebben, dat sijn Ex.tie naer Sweden stont te reysen, alwaer de stenden vergadert waren. D'opinie is daer niet lange blijven sal. Van finael accort van den lantgraveGa naar voetnoot4 is noch geen seeckerheyt. Die vorst toont wisselijck te gaen ende met sijn machtyger goet ende claer bedynck maecken wil, waerom dilucidatie op eenyge articulen heeft van den conynck van HongerenGa naar voetnoot5 versocht. Vanwegen Vranckerijck sijn aen hem grote presentatiën gedaen, jae soo voorderlycke, dat, soo sij in tijts waren gecommen, men veel daermede, naer die in den lantgraves dienst sijn schrijven, soude hebben connen wtrechten; dan op de praestatie soude het aencommen. Den extraordinarisGa naar voetnoot6 ende ordinaris ambassadeurGa naar voetnoot7 van sijne M.teytGa naar voetnoot8 sijn op gisteren, naer sij hier al eenyge dagen waren geweest, van Rijswijck met sollemniteyt ingehaelt. Sijn Ex.tieGa naar voetnoot9 ende gedeputeerden sijn noch tot Aernhem ende gaet den heer griffier MuschGa naar voetnoot10 noch over ende weder. Voor het huys te Bilant in de Duffel, bij de onse voor desen verovert, is een retranchement gemaeckt, alwaer veertych compangiën in logeren; dan was PicolominiGa naar voetnoot11 met de Croaten wederom ontrent Cleeff, alwaer den viant meer volckx naertoe trock om onse wercken, waer het mogelijck, te forceeren, Den gouverneur van het fort, EynoutsGa naar voetnoot12, was gequest, tot sijn assistentie int commandement daer binnen gesonden den major van het regiment Van IsenburchGa naar voetnoot13, soodat het wtende ingaen den viant noch niet is benomen. De wercken in de Betuwe voor het fort op den viant gewonnen sijn seer massyff, met rijs seer doorvrocht, bastanter als de onse om het opperwater te resisteren. Voor het fort heeft den viant een stuck horenwerck ende een contrecharpe, dat werck sal hebben te vermeesteren. | |
De comste van monsieur HeuftGa naar voetnoot1, die men seyt veel gelts brengt, sal seer tijdelijck sijn, want onder de Fransoisen daer groot gebreck van is. Die van Hollant hebben geresolveert, dat men AerssensGa naar voetnoot2 wederom tot de Engelsche ambassade soude sommeren. De AlcaeoGa naar voetnoot3 video bene sperari. ManliusGa naar voetnoot4 seyt tusschen Vranckrijck ende Spaengen tot noch toe geen handelynge is geweest, oock geen aengevangen soude werden sonder desen staet daerin te begrijpen. Dan wat sij op de advisen van het tractaet van Nederlant sullen resolveren, weet hij niet. EuskerkeGa naar voetnoot5 in sijn particulier schrijven seyt, dat men van die sijde wel gaet, maer dat men murmureert over de geruchten die vanhier commen. Bij CaesarGa naar voetnoot6 houde ick gestadych aen, die mij oock hebben getoont acte van devoir. In die saecke, noch in yet dat uEd. raeckt, sal ick niet versuymen. Hier sijn brieven van den 20, 25, 30 Nov., maer geen voor mij. Doet mijn gebiedenisse. Ued, seer dienstwillygen. | |
Desen 8 Decemb. 1635, des avonts ten acht uyren. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot A Paris. In dorso schreef Grotius: 8 Dec. 1635 N. Reigersberch. En boven aan de brief: rec. 10 Ian. 1636 n.s. |
|