Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2452. 1636 januari 24. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, Ick schrijff dese, off uE. moch weder zijn gecomen van SocratesGa naar voetnoot4. Over lang had ick gewenscht yemant van CimonGa naar voetnoot5 mochte zijn bij BloemcoolGa naar voetnoot6. Sijne meesters mimnermererenGa naar voetnoot7 heel. Occupet extremum scabiesGa naar voetnoot8. Hier soect men de parlementen contentement te geven met het verminderen van het getal van de nieuwe officiën. Men equippeert oock ter zee. Wilde Engelant ende de Vereenigde Landen haer daerbij voegen, daer waer wat goeds te doen voor het Huis van de Pals. Vrancrijck seit, dat, soo men poot aen wil stellen, sie niet tot de ijdele naem, daer men over disputeert, maer tot de daet willen helpen. Oft dit smaecken sal in Engelant, weet ick niet. 't En schijnt noch niet te willen glijden. Men spreect veel van 't ontzet van Colmaer, waervan wij tijdingen verwachten, vresende oft het loopen van PiccolominiisGa naar voetnoot9 volck ende het nieuwe Poolsche in Champaigne eenige verhindering soude mogen geven. Hertogh BernhardGa naar voetnoot10 over de Mosel getrocken sijnde is wedergecomen. Nu verstae ick oock, dat het secours, dat men voorhad op Colmar, is gefailleert. | |
Mijne saecken, voor desen gerecommandeert werden te Bale noch op het hoochste gerecommandeert. Met de gebiedenisse aen de vrunden. U.E. dienaer. | |
Den 24 Jan. 1636
Wilt mij wat doen weten van NeefsGa naar voetnoot1 intentie in 't regard van Constans' geselGa naar voetnoot2. Gebruyckt off uselve off anderen, nae gelegentheyt. Een goed vrund seyt mij soo daer terstont, dat ZosimusGa naar voetnoot3 cum suis geven aen vijf mannen bij Cimon elckGa naar voetnoot4 hondert duisent guldenGa naar voetnoot5. | |
Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg raet in den Hogen Rade in Hollant in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot den 24 Ianu. 1636 uit Paris. |
|