Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6

2482. 1636 februari 19. Van N. van Reigersberch¹⁰.

Mijn Heer,

Hier arriverende twee dagen geleden heb ick gevonden vijff van uEd. brieven van den 1, X, 24, 27, 31 Jann.¹¹ ende een van den derden van uEd. huysvrouw. Alle welcke alsoo geen particuliere antwoorde vereysschen, sal ick alleen uEd. verseeckeren, dat mijn absentie oorsaecke is, waerom uEd. in eenen ruymen tijt geen tijdinge heeft ontfangen, met toeseggynge van voortaen de correspondentie te hervatten.

De opinie, die men heeft gehadt van tresves, is vrij wat gemindert, overmits men hier t'eenemael is geresolveert niet als coniunctim neffens Vranckerijck te handelen, waertoe den viant geen lust en toont nochte procuratie seyt te hebben.

10 Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., M 7 b. Eigenh. oorspr. Nier ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 244. Antw. op nos. 2421, 2434, 2452, 2454, 2458.

11 Resp. nos. 2421, 2434, 2452, 2454, 2458.

[p. 536]

Den heer griffier Musch¹, naer eenyge dagen tot Turnhout hadde vertouft, is wedergecommen sonder dat d'Aspe² ofte yemant anders is gecommen, dan soo haest en was hij niet wech ofte compareerde den marquis d'Este³. De gemelte heer Musch hadde een ongeteyckende memorie gelaten, dat bijaldien sij procuratie hadden om gesamentlijck met Vranckerijck ende desen Staet te handelen, dat men oock van dese sijde behoorlijcke procuratie soude procureren. Den heer Wittenhorst⁴, die van begin dese handelynge heeft geprocureert, is daerop wederom hier gecommen, versouckende een nieuwe bijeencomste, doch is hem gisteren tot affscheyt gegeven, dat wij niet en verstaen als neffens den conynck van Vranckerijck⁵ te handelen; bijaldien sij daertoe procuratie ende genegentheyt hebben, dat men daer met reciproque procuratie sal verschijnen. Men hout voor seecker, dat den viant tot de gesamentlijcke handelynge niet en sal verstaen; bijaldien andere genegentheyt toont, soo sal yemant vanwegen den conynck neffens den heer Musch naer Turnhout gaen. Bijaldien den Staet apart wilde handelen, soude over de conditiën - naer die kennisse hebben mij hooch verseeckeren - geen difficulteyt vallen. De ambassadeurs van sijne M.^teyt6, die dus lange, wat asseurantie men haer heeft gegeven, haer niet gerust hebben connen stellen, sijn nu heel wel tevreden, ende wert nu wederom gegaen in volcommen confidentie, daer seer veel aen is gelegen. Den conynck sal ordre stellen tot betalynge van de troupes, die hier noch over sijn, ende oock deselve tegens het vooriaer verstercken.

Alexander⁷ schijnt te toonen wat te willen doen, doch onder den naem van Tibullus⁸.

De keysersche sacken seer naer dese frontieren. Den hartoch van Lorreinen⁹ is een tijt lanck tot Brussel geweest, daer veel triumphen ende tournoyspelen sijn vertoont; heeft hem die in credyt sijn daer verbonden; men meent, off een inval in Vranckerijck soude mogen doen.

Ick wensche wel te weten, wat Irenaeus¹⁰ van Neeff¹¹ soude weten. Bij Caesar¹² passerende heb ick verstaen, daer niet en was gevoordert; heb het van nieuws gerecommandeert ende seyde Fabius¹³ mij gisteren, dat wij haer met

1 Cornelis Musch, griffier van de Staten-Generaal, die te Turnhout de onderhandelingen met de Spanjaarden leidde; vgl. no. 2350, p. 336 en n. 5 aldaar.

2 Don Martino d'Axpe, Spaans onderhandelaar te Turnhout; hij was secretaris van de kardinaal-infant Don Fernando.

3 Carlo Filiberto d'Este, markies van San Martino (1571-1652), opperstalmeester van de kardinaal-infant don Fernando.

4 Ritmeester Anthonie Horst van Wittenhorst.

5 Lodewijk XIII.

6 Hercule Girard, baron van Charnacé, en Urbain de Maillé, markies van Brezé.

7 Codenaam voor (koning van) Engeland; Grotius heeft erboven geschreven: Engelant.

8 Codenaam voor paltsgraaf Karl Ludwig, oudste zoon van de in 1632 overleden Winterkoning, Frederik V, en van Elisabeth Stuart, dochter van Jacobus I van Engeland. Grotius heeft erboven geschreven: Palsgr. Churfurst.

9 Karel IV, hertog van Lotharingen.

10 Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch.

11 Voor deze schuilnaam voor Frederik Hendrik zie men J. Fox, Hugo de Groot en de Gravin van Hohenlohe-Langenburg in Nederl. Archievenbl. 1962 1^o aflevering, p. 40.

12 Codenaam voor Rotterdam; het betreft de pogingen door Grotius en namens hem ondernomen om zijn achterstallige salaris als pensionaris van Rotterdam alsnog uitbetaald te krijgen.

13 Schuilnaam voor Simon van Beaumont, Grotius' opvolger als pensionaris van Rotterdam.

[p. 537]

eenyge aensienlijcke, die dese weecke hier sullen sijn, yet naders moeten arresteren.

Ick schrijve dit met weynych tijt, geobrueert met affaires.

Desen 19 Febr. 1636.

Tot de wedercomste van de heer Pauw¹ sie ick noch weynych apparentie. Hij was mede, nevens anderen, voor desen bij sijn Ex.^tie2 geassumeert om te disponeren op de doleantiën dergener die te hooch in de verpondynge sijn belast, ende is nu in sijn plaetse gecoren den heer fiscael Kinschot³. Sullen oock de pampieren, die dese saecke raecken, wt sijn cantoir werden gelicht ende bij die occasie apparent meer anderen. Dit houde uEd. voor hemselven; hetgene van den tresves schrijve mach uEd. vrij communiceren, want ick van goeder hant daervan ben geïnformeert.

1 Adriaen Reyniersz. Pauw, die als extra-ordinarius gezant te Parijs vergeefs op terugroeping wachtte.

2 Frederik Hendrik.

3 Nicolaes van Kinschot; zie over hem IV, p. 480 n. 10.

Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot Ambassadeur van de Coninginne ende Croon van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.

In dorso schreef Grotius: 19 Febr. 1636 N. Reigersb.

En boven aan de brief: rec. 1(?) Martij.