Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdWillibrordwas een Angelsaks, geboren in 658 in een onbekende stad in Northumberland. Als knaap al werd hij ondergebracht in het klooster te Ripon bij York. Als jongeman van 20 jaar ging hij naar het klooster Rathmelsigi in Zuid-Ierland, om twaalf jaar later (690, honderd jaar na »Columbanus) van daaruit met elf gezellen - na een eerdere poging van zijn abt Egbert - als uiting van de idee der ‘peregrinatio pro Christo’ (»Brandaan) de Noordzee over te steken en in het gebied tussen het Zwin en de Lauwerszee tot aan zijn dood in 739 zijn typisch Iro-Schotse vroomheid van vrijwillige verbanning te beleven. Vanuit de door hem gestichte kloosters te Utrecht, Susteren en Echternach wijdde hij zich reizend en trekkend met wisselend succes aan de kerstening van de Friezen. Zijn methode daarbij was de kant van de machtigste vorst in de Lage Landen te kiezen - in zijn geval die van de Frankische, christelijke hofmeiers Pepijn ii en Karel Martel, die hem daarvoor met schenkingen beloonden - om zo via de eveneens vanuit Frankenland rijkelijk bedachte Friese adel het volk te winnen. Vanuit Rome trachtten bisschop Sergius i, bij wie hij tweemaal op bezoek ging (692 en 695), en zijn curie Willibrord in te zetten voor een Romeins-centralistisch georiënteerde missionering en kerkvorming door hem een zendingsopdracht te geven en tot aartsbisschop van de Friezen (niet van Utrecht!) te wijden. Uit alles blijkt, dat Willibrord de gestes heeft geapprecieerd, maar vastgehouden heeft aan het oorspronkelijke, voor een grotere organisatorische vrijheid kiezend, Iro-Schots ‘missionerings’model. De Romeinse naam, Clemens, die hij bij zijn wijding kreeg aangemeten, heeft hij dan ook niet gebruikt. Vanuit zijn peregrinatio-ascese lijkt deze monnik eerder nog volgens de wijze van »Martinus van Tours, aan wie hij een kerk wijdde, te hebben gewerkt dan volgens die van zijn aanvankelijke medewerker, de organisator »Bonifatius. Pogingen van Willibrord om ook in de richting van de Denen te zwerven mislukten. Zijn eigen werk werd verstoord, toen bij de dood van Pepijn in 714 de Fries Radboud de Franken en daarmee de aartsbisschop tijdelijk uit het gebied verdreef. Na de dood van Radboud in 719 was weer herstel mogelijk. Willibrord stierf in 739 in zijn favoriete abdij te Echternach en werd er begraven. Veel hem geschonken goederen had hij vermaakt aan deze abdij, onder meer kerken aan de kust van Holland. Toen hij 70 jaar was heeft hij in zijn kalender eigenhandig de belangrijkste data van zijn leven genoteerd. Zijn tijdgenoot »Beda schreef over zijn werk. Dat Willibrord de grondlegger geweest zou zijn van het christendom in de Nederlanden is historisch onjuist en gaat hoogstens op voor een klein, noordwestelijk deel daarvan. Anderen, zoals bijvoorbeeld »Servatius, Falco (ca. 500), Vaast (ca. 525) en »Eligius gingen hem elders voor.
Willibrord is patroon van de Nederlandse kerkprovincie en titularis van vele kerken. | |
[pagina 332]
| |
Verschillende waterbronnen (met name te Heiloo) dragen nog zijn naam: herinneringen aan doopactiviteiten en aan de zorg voor water bij droogte. Te Echternach wordt hij nog jaarlijks op de dinsdag na Pinksteren gevierd met een folkloristische springprocessie, waarbij men zich boetend - drie stappen vooruit en twee terug makend - langzaam voortbeweegt. De attributen van de meestal als bisschop
Charles Rochussen, Willibrord op Walcheren, schoolplaat, ca. 1886. Willibrord heeft met enkele helpers een afgodsbeeld van zijn sokkel geworpen en wordt om die reden bedreigd door de ‘heidenen’.
Het verhaal komt pas voor in de Vita (tweede helft 8e eeuw) van de hand van Alcuin, die sprak van ‘een’ afgodsbeeld. Volgens de later overheersende traditie ging het om een Wodansbeeld; Rochussen heeft er echter een Mercurius-beeld van gemaakt. afgebeelde heilige zijn boek, bisschopsstaf, bron of kruik(en) of soms een veldfles (waarmee hij twaalf bedelaars laafde), groot wijnvat (een wonder vulde de wijnvoorraad), een kerkmodel en een kind; soms een maansikkel, herinnerend aan een droom - volgens de legende - van zijn moeder, die bij zijn conceptie meende een hemelse vuurbal in te slikken. In de omgeving van Echternach roept men Willibrord aan om epilepsie en | |
[pagina 333]
| |
zenuwziekten bij kinderen te voorkomen of te genezen. Men viert hem op 7 november. De levensbeschrijvingen van de Karolingische geleerde Alcuin uit de 8e eeuw en van monnik Thiofrid uit Echternach uit de 11e eeuw zijn legendarisch. Vooral in de Nederlanden werd Willibrord afgebeeld, alleen of met andere figuren uit de vroege Nederlandse kerkgeschiedenis (curieus voorbeeld: een geestelijke ‘stamboom’ op een tekening ca. 1650 in de bibliotheek van de dom te Trier; »Walburga), en soms in cycli. De oudste bewaard gebleven voorstelling van Willibrord is die op de kostbare boekband van de Gouden Codex van Echternach (983-991, Neurenberg), waar hij onder Maria en na Petrus de ereplaats inneemt (na hem volgt »Bonifatius). Soms treft men hem aan met slechts één attribuut (Blondeel, altaarstuk 1547 in het Groeninge-museum te Brugge: met het kind; Verzijl, schilderij 1639 in de Sint Jan de Doper te Gouda: met de bron), soms met een flinke voorraad attributen (gravures van vader en zoon Bloemaert ca. 1610 en 1631). De opname van Willibrord onder de voornaamste benedictijner missionarissen (Giorgioli, gewelfschildering 1696/97 in de abdijkerk te Muri, Aargau, Zwitserland) berust op een historische misvatting: hij was geen benedictijn, maar monnik volgens de eigen, oude Iro-Schotse observantie (»Columba). Voorstellingen met Willibrord in een 17e- en 18e-eeuwse, triomfalistische entourage, de tijd van de katholieke restauratie, zijn legio: Van Bijlert, (verloren gegaan) schilderij ca. 1650 uit de Mariakerk te Huissen (Willibrord en Bonifatius vereren een Jezuslichaam van een ‘Genadestoel’: God de Vader houdt de gestorven Jezus in zijn schoot; boven hen zweeft de Geest-duif), en Martenaise, kopergravure 1771 (Antwerpen wordt voor het Kruis gewonnen). Op het Laatste Oordeel met de werken van barmhartigheid 1470-90 van de Meester van Hoogstraten in het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen laaft Willibrord de dorstigen, en op de triptiek 1604 van Stevens in de basiliek te Echternach zegent de heilige zijn pelgrims tijdens de springprocessie. De vroegste cylus met twaalf scènes vindt men in de Mariakerk te Kortrijk (reliëfs ca. 1374 waarschijnlijk uit de school van André Beauneveu). De uitgebreidste bestaat uit ruim 65 anonieme gewassen-pentekeningen ca. 1650 (Trier). Moderne cycli van Wendling (1937-39) en Hanssen, van Barillet en Zanter (1950-52) op glasramen sieren de basiliek te Echternach. Op het twaalfde eeuwfeest van zijn overlijden in 1939 bezorgde Termote de stad Utrecht een doelbewuste Willibrord te paard. Thet Freske Riim, uit de 14e of 15e eeuw en toegeschreven aan Magister Alvinus, over de oudste geschiedenis van de Friezen sluit met legendarische verhalen over Willibrord. Imbert componeerde in deze eeuw een orkestwerk met de titel Procession de St-Willibrord. Van Berkum 1978/79 en 1982; Honée 1989 en 1991; Kiesel 1969; Löwe 1982; Van Moorsel 1968 en 1989; Weiler 1989. |
|