Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdWalburgawas een dochter van de Angelsaks Richard en zijn vrouw Wuna, die in de 10e eeuw aangezien werden voor een koningspaar. Hun dochter werd ca. 710 wellicht in Wessex geboren. Legenden vertellen over haar heilige ouders. De vader zou met zijn zonen via Rome naar het Heilig Land gepelgrimeerd zijn en in Lucca gestorven, waar hij als een heilige wordt vereerd. Na haar opvoeding, misschien in het klooster Wimborn (Zuid-Engeland), werd Walburga met haar broers Willibald en Wunibald en haar aan elkaar verwante vriendinnen Lioba en Thecla als missionaire hulp voor haar oom »Bonifatius naar Duitsland gezonden. Een door de duivel ontketende storm tijdens de overtocht bedaarde op Walburga's gebed, aldus een verhaal van Philipp Rathsamhausen in zijn Vita ca. 1315 van Willibald en Walburga. Na de dood van Wunibald werd zij in 761 - en bleef zij tot haar dood in 779 - abdis van het door hem gestichte klooster te Heidenheim, waar zij een dubbelklooster van maakte (»asceten). Zij zou er de dochter van de plaatselijke burchtheer genezen hebben. Walburga's lichaam werd in 870 overgebracht naar het naar haar genoemde klooster te Eichstätt, waar Willibald bisschop was geweest.
Vanuit Eichstätt verspreidde Walburga's verering zich over heel Duitsland, Vlaanderen en Noord-Frankrijk. In 893 verwierf de kerk te Furnes in Vlaanderen een deel van Walburga's relieken. Zij beschermt boeren en kraamvrouwen en geneest oogkwalen. De Walpurgisnacht vóór i mei, waarin op de Blocksberg bij Broeken (Harz) alle magische machten, met name de heksen, losbreken, heeft niets met deze heilige van doen. Walburga's feest valt op 25 februari. Walburga beeldde men af als (benedictijnse) abdis met staf, boek, kroon of scepter: houten buste ca. 1050 in de Sankt Walburg te Eichstätt en een antependium ca. 1180 uit Soest in het Landesmuseum te Münster. Een olieflesje als attribuut verwijst naar het geneeskrachtige vocht dat in Eichstätt van Walburga's graf druipt (de Walburga-olie) en dat, in een schaal opgevangen, over ampullen verdeeld wordt: beeld ca. 1495 op het hoogaltaar in de dom te Eichstätt en gravure ca. 1675 van Ranbec in het Calendarium Annale Benedictinum uit Augsburg (onder het graf staat de schaal). Op de ‘olie’ duidt soms ook een palmboom (gravure ca. 1760 van Klauber). Een bundel met drie aren heeft betrekking op haar vroomheid en zorg voor oogst en geboorten (glasraam 1325/62 te Regensburg). Dezelfde functie hebben de bloemen waarmee zij vaak wordt afgebeeld (paneel van Lochner in het Germanisches Nationalmuseum te Neurenberg). Rubens plaatste haar met »Amandus, »Eligius en »Catharina op de luiken van de triptiek 1610-11 voor haar kerk in Antwerpen, de kathedraal. Cycli zijn afgebeeld op wandtapijten uit Neurenberg en Eichstätt (1455 en 1519, nu te Schloss Maihingen). Rubens schilderde de storm op een predella-paneel 1610 voor het altaarstuk in de Sint Walburgis te Antwerpen (nu in het Museum der Bildende Kunste te Leipzig). Op een tapijt ca. 1530 te Eichstätt is | |
[pagina 325]
| |
haar stamboom uitgebeeld, waarop ook »Willibrord en »Bonifatius voorkomen. Op de stamboom van Willibrord op een tekening ca. 1650 in de Dombibliothek te Trier zetelt Walburga in de top van de boom. Kölderer beeldde de pelgrimstocht van Walburga's vader Richard (met rozenkrans) en haar broers (als kleine jongetjes achter hem) af op een miniatuur uit de tweede helft
Familia spiritualis [de geestelijke familie] van de heilige Willibrord, pentekening, ca. 1650. Dombibliothek, Trier. Onder, de stam omarmend, ligt als een ‘gisant’
Willibrord. Een bijschrift (onder) maakt de bedoeling duidelijk: op deze stevige stam bloeien lover, bloemen en vruchten. Boven Willibrord is Bonifatius afgebeeld, in de top de maagd Walburga, rechts tweede van boven de heilige Cunera, patrones van Rhenen. van de 16e eeuw in de Nationalbibliothek te Wenen (als Santiago-pelgrims). Willibald en Wunibald poseren samen op een miniatuur in het Liber Pontificalis van bisschop Gundekar (1071-72), bewaard in het klooster te Eichstätt. Abtei 1934; Holzbauer 1972; Mader 1935. |
|