bron, die men ‘Tre Ffynnon’ noemde, nu Holywell (Flintshire). Winifred stichtte er een klooster, waarvan zij de abdis werd. Zij moet er ca. 650 gestorven zijn. Een andere versie laat Winifred teruggaan naar het klooster Gwytherin, waar zij na de dood van Theonia abdis werd.
Een 12e-eeuwse Vita staat op naam van haar leraar Elerius. Ook de prior Robert van de Saint Peter and Pauls Abbey te Shrewsbury (Shropshire), waar haar cultus rond 1137 heen verplaatst werd, schreef in dezelfde eeuw een Vita, en in de 18e eeuw bezorgde de jezuïet Philip Matcalfe een nieuwe versie (1712). Met de bedevaarten naar Shrewsbury steeg Winifreds roem, zodat zij in de 14e eeuw in heel Engeland gevierd werd, vooral op haar feestdag 3 november.
Winifreds attributen zijn een zwaard, palm, boek, kruisstaf, kroon (glasramen in Beaucamp Chapel te Warwick 1447, in de Hampton Court Chapel in Hertfordshire ca. 1421-29 en te Leandyrnog in Denbigshire); soms zeer specifiek aan haar voeten een blok met haar afgeslagen hoofd (beeld ca. 1505 in Westminster Abbey te Londen). In de 42-delige miniaturen-cyclus ca. 1424-35 in het Brevier van Duke John of Bedford, waarin de tweede versie van de legende wordt gevolgd, is de meeste plaats ingeruimd voor haar onthoofding en de daaropvolgende opwekking door Beuno.
Rees 1853; De Smedt 1887; Wade Evans 1930.