Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdinhoudTerm uit de literaire kritiek en de literatuurwetenschap voor dat aspect van een tekst dat - in tegenstelling tot de vorm - is samen te vatten in een parafrase. Bij verhalende (epiek) teksten wordt de inhoud dikwijls gelijkgesteld met de geschiedenis die verteld wordt en met onderliggende themata. De criticus of de onderzoeker poogt bij de beschrijving van het handelingsverloop gebeurtenissen en personages weer te geven in termen van eigenschappen en relaties. Deze werkwijze lijkt op die van een historicus die een stukje geschiedenis uit de niet-fictionele wereld probeert te beschrijven. Vergeleken met narratief proza biedt poëzie in het algemeen meer problemen voor de analyticus om tot een inhoudsweergave te komen. De stijl van een gedicht is, door woord- en zinsfiguren, gedachtefiguren, prosodische vormgeving (prosodie), concentratie, bouw e.a., dikwijls zo dominant - ook als het niet een vorm van poésie pure betreft - dat het veelal niet goed mogelijk is om aan te geven waarover het gedicht gaat. Dit geldt vooral voor de poëtische productie sinds het midden van de 19de eeuw. Volgens Mosheuvel (1980) ligt het probleem van de poëzie niet in het ‘wat’ (stof), ook niet in het ‘hoe’, maar in de verwevenheid van beide. Voor een beschrijving van wat er in een gedicht aan de hand is, gebruikt hij de term ‘anekdote’, maar de weergave daarvan heeft plaats in nauwe samenhang met datgene wat ‘presentatie’ genoemd wordt. Kernprobleem van het geven van een inhoudsbeschrijving (content analysis) van een literair werk is de ambiguïteit ervan. De lezer heeft bovendien zijn connotaties bij de tekstverwerking en dat belemmert het zicht op een eenduidige en dus omschrijfbare betekenis van een tekst. Er bestaan dan ook heel wat legitieme parafrases van een en dezelfde tekst op grond van verschillen in interpretatie. In de Nederlandse literaire kritiek heeft de discussie over inhoud en vorm een grote rol gespeeld in de jaren van het interbellum. Ter Braak stelde zich op tegenover Binnendijk en Nijhoff als de voorvechter van de gedachte dat het bij literatuur om de inhoud gaat; de ware inhoud is de persoonlijkheid. Vorm is niet de zichtbare verschijning daarvan maar is als de sintel, die hoogstens verraadt dat er vuur geweest is. Vestdijk heeft de vorm/inhoud-discussie (vorm of vent) proberen af te ronden door te stellen dat vorm en inhoud geen vaste entiteiten zijn, maar beschouwingswijzen van waaruit men over teksten spreekt. Deze wisselen voortdurend al naar gelang het perspectief dat de lezer kiest. Zie ook fabula/suzjet. Lit: J.J. Oversteegen, Vorm of vent (1970), p. 411-475 L.H. Mosheuvel, Een roosvenster (1980), p. 5.
|