Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdvormAlgemene aanduiding voor het ‘hoe’ van een tekst, meestal ter onderscheiding van het ‘wat’ (de inhoud). Vormverschijnselen (eigenschappen zowel als relaties) kunnen liggen op het visuele vlak (bijv. grafisme), op het niveau van de klank, maar ook op dat van de syntaxis (bijv. inversie). In meer algemene zin behoort datgene tot de vorm wat valt onder de stijl als variatie, d.w.z. als een geheel van transformaties. Als voorbeeld van dit laatste zou men kunnen wijzen op het begrippenpaar fabula/suzjet. Sinds de romantiek en vooral sinds het symbolisme wint de opvatting veld - ook in contemporaine stromingen in de literatuurwetenschap - dat men alleen via de vorm de inhoud (essentie, boodschap, werking) van een tekst kan benaderen en beleven. Dan is de vorm veelal synoniem met ‘tekst’ of ‘literair kunstwerk’. Sommigen maken onderscheid tussen uiterlijke vorm en innerlijke vorm. Het laatstgenoemde begrip is nauw verwant aan het uit de romantiek stammende idee van ‘conceptie’ als eerste fase in het scheppingsproces (vgl. genie). In de literaire kritiek en de auteurspoëtica speelde de term vaak een belangrijke rol. Zo benadrukten sommige Tachtigers (vooral Kloos) de eenheid van vorm en inhoud. In de tijd van Forum ging het om de vraag ‘vorm of vent’ (formulering van J.C. Bloem), d.w.z. om de prioriteit van ‘vorm of inhoud’. Aan de ene kant stond Binnendijk. Hij stelde dat het in kunst gaat om de ‘vormkracht’ als uiting van het moderne kunstbewustzijn. Daar tegenover poneerde Ter Braak dat het hem primair te doen is om de persoonlijkheid als ‘ware inhoud’. Vestdijk probeerde beide tendensen in een synthese te brengen. Voor hem zijn vorm en inhoud geen begrippen die buiten de beschouwer of de kunstgenieter als objectief gegeven bestaan, maar beschouwingswijzen van hetzelfde object, afhankelijk van het oordelende subject. Wat onder het ene perspectief vorm genoemd kan worden, is vanuit een andere optiek als inhoud op te vatten. Zo is volgens Vestdijk de beeldspraak vorm ten opzichte van de gedachte die wordt uitgedrukt, maar inhoud ten opzichte van de woorden die voor de formulering ervan gebezigd worden. Lit: J.C. Bloem, 'Vorm of vent' in Gulden winckel 31 (1932), 366, p. 101-104; 369, 174-176 S. Vestdijk, 'De noodzakelijkheid der vormen' in Essays in duodecimo (1952), p. 150-157 J.J. Oversteegen, Vorm of vent: opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen (1969) D.M. Bakker (red.), Vorm en funktie in tekst en taal (1984) P. Wackers, 'Het belang van de vorm in de Nederlandse literatuur van de late middeleeuwen' in Millennium 5 (1991), 1, p. 58-74 M. Möring,'De vorm van de vorm' in C. de Back (red.), Letteren aan de Maas (2003), p. 160-172.
|