Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtoposEtym: Gr. gemeen)plaats; Lat. locus = plaats (waar een argument is te vinden). Topoi of loci zijn in de retorica de aspecten van een onderwerp waaraan in het kader van de bewijsvoering (argumentatio) bij de inventio argumenten te ontlenen zijn. Omdat die bepaalde aspecten stereotiep geworden waren, was men de stereotiepen zelf – ten onrechte – topoi of loci gaan noemen. Er zijn semantisch verschillende soorten topoi te onderscheiden, nl. door vergelijking (locus a simili), door vergelijking met het tegendeel (locus a contrario) en door vergelijking van het ongelijke (loci a simili impari), nl. door deductie (locus a maiore ad minus) en inductie (locus a minore ad maius). De vragen die te stellen zijn naar de in de loci verborgen ideeën kunnen in de volgende hexameter samengevat worden: ‘Quis, quid, ubi, quibus auxiliis, cur, quomodo, quando?’ (‘Wie, wat, waar, waarmee, waarom, hoe, wanneer?’). Als antwoord vindt men dan de locus a persona, locus a re, locus a loco, locus ab instrumento, locus a causa, locus a modo en locus a tempore. Bij de dispositio kunnen in het exordium topoi gebruikt worden om de aandacht van het publiek te trekken en vast te houden of om het publiek gunstig te stemmen (attentum parare, docilem parare en benevolum parare). De locus a persona sua bevat dan vaak een bescheidenheidsformule. Zeer veel opdrachten in boeken en bij toneelstukken bevatten zo'n toop. Men kan ook beginnen met het publiek te prijzen door middel van een locus ab auditorum persona. Bekende topoi zijn bijv. de aanroeping van goden of muzen bij het begin van een werk (invocatio), het gevonden manuscript, de Natureingang aan het begin van middeleeuwse gedichten enz. Veelvuldig gebruik van een topos kan leiden tot een locus communis. Het topos-begrip is door Curtius in de literatuurwetenschap gebracht. Het betekent dan dat bepaalde begrippen die in een bepaalde cultuur door schoolopleiding en literaire traditie gemeengoed geworden zijn door auteurs opnieuw gebruikt worden, nu geactualiseerd; anders verworden ze tot cliché-1, maar ze dienen wel zodanig gebruikt te worden dat ze voor de lezer herkenbaar zijn. Voorbeelden die veelvuldig in de literatuur voorkomen zijn bijv. de locus amoenus (de standaardbeschrijving van een lustoord), de topos van de ongelijke liefde (jong meisje - oude man; jongeman - oude vrouw), de puer-senex-topos (jeugd-ouderdom-tegenstelling) en de topos van de omgekeerde wereld. Lit: Th.J. Beening, Het landschap in de Nederlandse letterkunde van de Renaissance (1963) E.R. Curtius, Europäische Literatur und lateinisches Mittelalter (19789) M.L. Baeumer (red.), Topikforschung (1973) L. Bornscheuer, ‘Topik’ in Reallexikon der deutschen Literaturgeschichte (1981), p. 454-475 C. Angelet, Topos en literatuuronderzoek; roman en peritekst (1995) J. Herman & F. Hallyn, Le topos du manuscrit trouvé (1999) Th. Schirren & G. Ueding, Topik und Rhetorik (2000) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 9 (2009), kol. 630-724.
|