Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdinventioEtym: Lat. uitvinding, het uitgevondene, vindingrijkheid < in-venire = (uit)vinden. In ruime zin is in de retorica de inventio de stofvinding: waar haalt de auteur van een betoog (in afgeleide vorm ook van een tragedie, epos, enz.) zijn stof vandaan? Daarbij heeft hij de keuze tussen de klassieke oudheid, de geschiedenis, de mythologie of de Bijbel. Vervolgens bepaalt hij welke voorbeelden hij aan het desbetreffende gebied ontleent. De stofvinding gebeurde vaak via de bekende vragenreeks (een mnemotechnische hexameter): quis, quid, ubi, quibus auxiliis, cur, quomodo, quando (wie, wat, waar, op welke wijze, waarom, hoe en wanneer?). Lit: W. Kramer, 'De "inventio" in Vondels dramatische kunst' in De nieuwe taalgids 35 (1941), p. 289-306 P. Zumthor, L'inventio dans la poésie française archaique (1952) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 4 (1998), kol. 561-587 S. Schmitz, Die Poetik der Adaptation: literarische 'inventio' im Eneas Heinrichs von Veldeke (2007).
|
|