Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdauctoritasEtym: Lat. gezaghebbende mening. Gezaghebbende uitspraak over een universele waarheid (sententia). De autoriteit kan een beroemd antiek auteur (auctor) zijn, een kerkvader of apostel of de door de tijd geadelde literaire traditie (consuetudo). Het beroep op een autoriteit is een gebruikelijk topos in de Middelnederlandse literatuur, met name in de proloog, maar ook op andere plaatsen in de tekst waar dit nodig of op zijn plaats is, zoals ook Jan van Boendale voorschrijft in ‘Hoe dichters dichten sullen ende wat si hantieren sullen’: Auctoriteite, als ic versta, Zo beroept Jacob van Maerlant zich in de beginregels van Sinte Franciscus leven op apostolisch gezag: Dese werelt trect ten ende, Gedurende de 16de en 17de eeuw werden verzamelingen van gezaghebbende uitspraken aangelegd, bijv. Erasmus' Adagia (1500), H.L. Spiegels Byspraax almanack (1606), Jacob Cats' Spieghel van den ouden ende nieuwen tijdt (1632) en Johan de Brunes Nieuwe wyn in oude le'er-zacken (1636). Lit: H. Lévy-Bruhl, Deux études: addicere et auctoritas (1942) A. Vanhassel, 'La liberté de conscience selon Juste Lipse et Dirck Coornhert' in D. Letocha (red.), AEquitas, aequalitas, auctoritas (1992), p. 78-90; 308-309 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 1 (1992), kol. 1177-1188.
|
|