Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtitelEtym: Lat. titulus = opschrift [van een boekrol]. De naam of het opschrift van een object uit de beeldende kunst of van (een onderdeel van) een (literair) geschrift (inclusief software) waardoor het zich identificeert ten opzichte van andere objecten en onder die naam bescherming geniet tegen misbruik, piraterij en plagiaat. Bij (literaire) teksten betreft het titels van boeken, seriewerken, kranten en tijdschriften – vaak voorzien van een ondertitel – en onderdelen daarvan, zoals gedichten, hoofdstukken, verhalen en artikelen. De titel kan in al dan niet ingekorte of gewijzigde vorm op verschillende plaatsen op en in een boek voorkomen: op het titelblad waar ook het zgn. impressum en soms ook een motto-1 of een versiersel afgedrukt staan, op de rug van een boek als rugtitel, als omslagtitel, franse titel of kopregel ('running title'). Een sterk versierd titelblad, of een illustratie tegenover het titelblad heet frontispice of frontispies (Lat. fronti-spicium = voor-aanzicht) (titelprent). In de bibliografie impliceert titelbeschrijving ook het opnemen, naast de titel en ondertitel, van andere elementen als auteursnaam en impressum. De boektitel is sterk afhankelijk van mode en literaire conventies. Middeleeuwse handschriften (codex) en vroege incunabelen waren nog niet van een titel voorzien; het incipit functioneerde als inhoudsaanduiding (‘Hier beghinnen die epistelen entie ewangelien ...’). De eerste Nederlandse titelpagina met een titel komt voor in een boek uit 1483: Dit is dat boec van Arent Bosman. Behalve ter identificatie van een tekst heeft de literaire titel nog meer functies. Ze kan als eerste element van een literair werk bij de lezer een bepaalde verwachting creëren die tijdens of na lezing herzien dient te worden door de erin aangebrachte polyinterpretabiliteit (S. Vestdijks De ziener blijkt (ook) een voyeur te zijn). Dikwijls samen met de ondertitel plaatst de titel een tekst in een bepaald literair genre (T. Tasso: Aminta, herders bly-eindende treur-spel; S. Vestdijk: De ziener. Roman). Ook wordt soms aan de titel een verduidelijkende ondertitel toegevoegd die wijst op andere intertekstuele relaties (Hamlet. Treurspel. Gevolgd naar het Fransch, en naar het Engelsch). De zgn. dubbeltitel bestaat uit twee delen, meestal een aanduidend en een beschrijvend deel, verbonden door ‘of’ of door een equivalent daarvan; reeds bekend in de oudheid (Plato’s Phaidros of over het schone) werd zo'n titel weer erg populair in de 18de en 19de eeuw (Frankenstein, or, The Modern Prometheus). Die eis van beknoptheid is door de eeuwen sterker geworden: veel 16de- tot 19de-eeuwse titels zijn voorzien van een neventitel (bijv. Multatuli's Max Havelaar of De koffijveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij) of uitvoerige ondertitels (E.G.H[appel]. Huidensdaegsche krygs-roman, vervattende een korte, doch naeuwkeurige, beschrijving deses acht-jarigen laesten oorloogs door Christenrijk, van het jaer 1672. tot het jaer 1680. Nevens een klaer bericht van de gelegentheden der voornaemste landen binnen en buiten Euroop, door een geleerde pen heerlijk beschreven onder de letteren van E.G.H., 1681). Tegenwoordig zijn titels doorgaans beknopt, allusief en ‘literair’ van vorm. Romantitels verwijzen vaak naar belangrijke gegevens als de naam van het hoofdpersonage (David Copperfield), de eigenschappen van het hoofdpersonage (Een mensch van goeden wil), gebeurtenissen (De lotgevallen van de brave soldaat Schwejk), ruimte (To the Lighthouse), structuur (Menuet), thematische laag (De stille kracht), vertelsituatie (Het verhaal van Matsombo), enz. Soms ligt de band tussen tekst en titel minder voor de hand zoals in de nouveau roman, maar ook dan zal de conventie de lezer ertoe leiden de titel (en ook andere paratekst) te interpreteren in het licht van de tekst en omgekeerd. Meer op een pragmatisch niveau hebben titels een belangrijke publicitaire functie: de titel als reclameslogan voor het boek. Lit: P. Bekker, Die titel in die poesie (1970) J. Schoolmeesters, ‘Titel en tekst. Aspecten van een theorie van de literaire titel’ in Spiegel der Letteren 19 (1977), p. 1-20 L.H. Hoek, La marque du titre (1981) Y.G. Vermeulen, ‘Tot profijt en genoegen’. Motiveringen voor de produktie van Nederlandstalige gedrukte teksten 1477-1540 (1986), hoofdstuk 1-3 R. de Belser, ‘Conventie en inventie in de naoorlogse Nederlandse romantitel’ in Verslagen en Mededelingen Kon. Academie voor Nederl. Taal- en Letterk. (1986), p. 291-303 B. Richardson, ‘Dealing with Books: naming texts and the logic of entitlement’ in Canadian Review of Comparative Literature (1996), p. 239-258 B. Dongelmans, ‘Het geheim van de titel. Notities bij de titels van romans en verhalenbundels van W.F. Hermans’ in J. Biemans e.a. (red.), Boek & Letter (2004), p. 561-589.
|
|