Nieuwsbrief
6 januari 2021
Nieuws van de DBNL - januari 2021
DBNL-dag 2021 / oproep: stel uw vraag over de DBNL
Altijd al eens achter de schermen willen kijken bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren? Of heeft u een prangende vraag over de DBNL? Op 1 april 2021 vindt de DBNL-dag plaats, ditmaal volledig digitaal én internationaal!
Op deze digitale DBNL-dag wordt een reeks filmpjes gelanceerd waarmee u meer te weten komt over de collectie en de didactische mogelijkheden van de DBNL. Ook maakt u kennis met studenten van over de hele wereld die zich verdiepen in de Nederlandse taal en cultuur. Daarnaast beantwoorden experts van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag en de vzw Vlaamse Erfgoedbibliotheken uw vragen over de DBNL.
Heeft u een vraag over de DBNL? Stuur die dan vóór 12 februari naar dbnldag@kb.nl en wie weet komt uw vraag voorbij in een van de filmpjes.
Nieuw beleidsplan
Er is een nieuw beleidsplan opgesteld voor de DBNL.
In de komende beleidsperiode (2021-2023) wordt ingezet op het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de DBNL-collectie, onder meer door de gebruiksvriendelijkheid van de website te verbeteren. Daarnaast ligt de focus op het vergroten van de representativiteit en meerstemmigheid van de DBNL-collectie.
Het DBNL-beleidsplan kwam tot stand in nauwe samenwerking met de bij de DBNL betrokken partnerorganisaties de Taalunie, de Vlaamse Erfgoedbibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek (KB), nationale bibliotheek van Nederland.
Nieuwe titels van januari
In 1930 verscheen in Nederland het boekje De uitgever en zijn bedrijf, ter ere van Boekendag dat jaar. Vanaf 1932 werd er jaarlijks zo’n boekje uitgegeven door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek: het boekenweekgeschenk. De DBNL brengt deze maand twaalf boekenweekgeschenken van vóór 1950 online, waar interessante titels tussen zitten. Een voorbeeld is Novellen en Gedichten uit 1941, samengesteld door Emmy van Lokhorst en Victor E. van Vriesland. Dit boek werd in beslag genomen door de bezetter, omdat er een gedicht in stond dat ‘oneerbiedig’ was tegenover Hitler en omdat een van de samenstellers niet van arische afkomst was. In het boek staan bijdragen van onder anderen M. Vasalis, Bertus Aafjes en Han G. Hoekstra. Een ander boekenweekgeschenk betekende de doorbraak voor een auteur. In 1949 verscheen het autobiografische Twee negerpopjes van Clare Lennart, die in de jaren dertig debuteerde maar dankzij deze novelle nu pas van haar pen kon gaan leven. Niet elk boekenweekgeschenk werd overigens even geroemd. In Drie novellen uit 1939 verscheen Liefde en geweld langs den Barito van Augusta de Wit, een van haar verhalen over haar tweede reis naar Nederlands-Indië. Het werd postuum gepubliceerd, enkele weken na haar dood, en werd door sommigen bestempeld als haar slechtste verhaal ooit. Terecht? Oordeel zelf.
Deze maand komen er ook twee zeventiende-eeuwse tragikomedies online van Jan Jansz. Starter, Daraide (1630) en Timbre de Cardone (1618). In Timbre de Cardone, een ‘Blyeyndich-Truyrspel’, volgen we graaf Timbre en edelman Gironde die dingen naar de hand van Fenicie, die eigenlijk geen van beide mannen ziet zitten. Hoe dat afloopt? Kleine spoiler: Fenicie heeft ook nog een zus. En een vader die graag beslissingen neemt voor zijn dochters. Ook Daraide gaat over jonge edellieden en bevat veel spektakel. Beide werken werden voor het eerst opgevoerd in 1618 in een rederijkerskamer uit Leeuwarden, waarvan we de naam niet kennen, maar die als zinspreuk heeft ‘Och mocht het rijsen’. In het jaar erna moet de kamer haar deuren sluiten na kritiek van de kerk.
Verder online deze maand: jaargangen van de literaire tijdschriften Raam, Raster en zijn opvolger Terras, het Vlaamse tijdschrift Biekorf en Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, met artikelen over onder andere de oorsprong van atjar en kerrie en een misverstand over Catootje die naar de botermarkt ging.
Parels uit de DBNL
Gard Sivik (1955-1964) is een belangrijk avant-gardetijdschrift in de Nederlandstalige literatuur. Het tijdschrift werd in Brasschaat opgericht door vijf Vlaamse dichters en schrijvers (Tone Brulin, Gust Gils, Hugues C. Pernath, Paul Snoek en Simon Vanloo), met als doel ‘de avant-gardekunst te propageren’. Ze vulden het eerste nummer grotendeels zelf, met onder andere een Beckett-achtig toneelstuk van Brulin, de onvermoeibare toneelvernieuwer die ook in de redactie zat van het spraakmakende tijdschrift Tijd en Mens (1949-1955). Daarnaast bevatte het eerste nummer korte, experimentele poëzie van Snoek en originele aforismen van Gils: ‘Huwelijk: erotische bestaanszekerheid.’
Ook voor wie niet in de eerste plaats in de schone letteren geïnteresseerd is, valt er veel te rapen. Zo publiceerde het een vroege (anonieme) proeve van homoseksuele literatuur, een diepgravende analyse van de ontwikkeling van jazz-reus John Coltrane (door Willy Roggeman), een verdediging van experimenteel drugsgebruik door situationisten Guy Debord, Asger Jorn en Jacqueline de Jong en een diepgaandere bijdrage over dezelfde kwestie door Willem Frederik Hermans. Na het bloedbad van Sharpeville in 1960 drukte het blad tevens een scherpe aanval op Apartheid en verdediging van het panafrikanisme af van de vooraanstaande zwarte auteur Bloke Modisane. Daaropvolgend fileerde René Gysen het racisme en opportunisme van de Belgen tijdens de Congocrisis.
Bijzonder aan Gard Sivik is dat het in de Vlaamse literatuurgeschiedenis even sterk wordt geclaimd als in de Nederlandse. Er kan niet gesproken worden van een symbiose tussen de Vlamingen en de Nederlanders, maar het blad geldt wel als de voornaamste plek waar de experimentele Vijftigers en nieuw-realistische Zestigers elkaar de hand reikten. Ook letterlijk: met ingang van nummer 8 (zomer 1957) kwamen twee Rotterdammers, Hans Sleutelaar en Cornelius Bastiaan Vaandrager, de redactie versterken. Vanaf dat moment had Gard Sivik twee redactieadressen. Aanvankelijk paste het werk van de twee Nederlandse nieuwelingen er prima bij, maar langzaam maar zeker ontstond de indruk dat de Vlamingen een koekoeksei hadden binnengehaald. De redactie groeide, het Vlaamse adres stond een tijdlang niet in het colofon en er kwamen steeds meer Nederlandse dichters bij. Sommige nummers (zoals het driedubbele themanummer over ‘Taboes’) werden samengesteld door louter Nederlandse redactieleden.
Gard Sivik veranderde daarnaast steeds meer van karakter, wat nog het duidelijkst te zien is wanneer je de redactionele teksten uit het eerste en laatste nummer naast elkaar legt. ‘De lezer neme overigens niet kwalijk dat hem holle slagzinnen en programmaverklaringen onthouden worden,’ was de quasi-bescheiden inzet van het eerste nummer. Dat decorum is aan het eind verdwenen: in een beginselverklaring rept Armando van ‘een internationale primeur’ en introduceert hij ‘de totale poëzie’, als onderdeel van groep Nul en Nieuw-realisme.
De laatste aflevering van Gard Sivik, nummer 33 (1964), was een themanummer over ‘een nieuwe datum in de poëzie’. Op het omslag stond het canoniek geworden verkeersbord afgebeeld dat je ziet wanneer je de bebouwde kom verlaat: 50 met een streep erdoor. Wat er voor de Vijftigers (want dat was de weinig subtiele verwijzing) in de plaats moest komen: heldere, constaterende gedichten zonder veel expliciet beeldgebruik, en scherpe, poëticale beschouwingen en teksten die direct aan de werkelijkheid waren ontleend. Nummer 34 werd nog wel aangekondigd, maar zou niet verschijnen. Gard Sivik werd opgevolgd door De Nieuwe Stijl, waarin de kunstzinnige ambities nog verder werden uitgeleefd. In deze opvolger zijn de laatste Vlamingen uit de redactie verdwenen. Gard Sivik was een plek voor veel jong talent aan beide kanten van de grens, maar de eenheid stokte al gauw. Daarna zie je vooral hoe de erfenis van de Vijftigers langzaam maar zeker iets werd om je tegen af te zetten. Gard Sivik wérd de jaren zestig.
Gard Sivik. Jaargang 1-7. Z.n., Brasschaat/Rotterdam 1955-1964 (eerste druk)