Gard Sivik. Jaargang 1
(1955)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||
personen
Het toneel stelt voor een landschap met vage bergen, eerder molshopen, waarin grote, ronde en versleten bedveren liggen, bruikbaar als tunnel of doorgang. Er zijn er drie. Van de middenste is de ingang en de uitgang volledig zichtbaar, terwijl deze van links en rechts in de koulissen verdwijnen, zodat men de indruk krijgt dat de aaneenschakeling van dergelijke veren voortgaat tot in het oneindige. Er is ook een staak met een pijl, die de richting aanduidt langs waar de akteurs zich moeten bewegen. De personen, die achtereenvolgens verschijnen gaan gekleed in het gestreepte pak van de dwangarbeider, doch elk van hen kan door bijkomende détails zijn persoonlijkheid akcentueren. De reeks die zich thans zal vertonen is met rammelende kettingen aan elkander gebonden, doch op zulke wijze dat de grootst mogelijke afstand tussen hen onderling mogelijk is.
Muziek, die uitstekend de trage pas van kettinggangers suggereert. Kli verschijnt, kijkt naar de pijl en spreekt in de koulissen.
| |||||
[pagina 4]
| |||||
Kli:
Dit lijkt me nog steeds de geschikte plaats niet.
Stem van Klinge:
Zie je iets verder de mogelijkheid?
Kli:
Ja. Iets verder wel. Maar ik wacht tot het niet meer beweegt.
Stem van Klinge:
Gaat het nog altijd vooruit?
Kli:
Traag. Heel traag.
Stem van Klinge:
Zo traag als wij?
Kli:
Hoe? Vorderen we niet snel genoeg?
Stem van Klinge:
Niet snel genoeg om het in te halen.
Kli:
Geduld. Geduld. (Hij gaat vooruit in de bedveren tunnel. Klinge wordt zichtbaar).
Kli:
Geef me de kijker nog eens.
Klinge:
Asjeblieft. (Kli kijkt in de richting die zij gaan). Iets nieuw?
Kli:
Nee. Het blijft nog altijd onveranderd.
Klinge:
Eigenaardig. Logisch zou zijn moest het groeien, uitzetten of verkleinen, inkrimpen (Stilte) . Wat doet het nu?
Kli:
Het stopt.
Klinge
(heft de hand op en roept naar achter):
Het stopt. (Beiden staan ze nu ook stil) . Het is altijd hetzelfde. Als wij verder gaan, doet het dit ook en omgekeerd. Als het stil staat, staan wij ook stil en omgekeerd. Hoe lang is dat al zo?
Kli:
Het is nooit anders geweest.
Klinge:
Wat denk jij er over?
Kli:
Er wordt niet verondersteld dat ik een mening heb. Ik kijk door de kijker en zeg wat ik zie. Meer niet.
Klinge:
Ben je dan niet nieuwgierig?
Kli:
Natuurlijk.
Klinge:
En kan je niet begrijpen dat de anderen ongeduldig worden en dat ik, die jou het naast ben, alleszins het recht heb om beter ingelicht te worden?
Kli:
Wat wil je weten?
Klinge:
Ik wil weten hoe het er uit ziet. En wat het is. Met het blote oog zie ik enkel een kleine grijze vlek.
Kli:
En met de kijker zou je een grote grijze vlek zien.
Klinge:
Heb je dan geen idee wat we achtervolgen? | |||||
[pagina 5]
| |||||
Kli:
Hoe zou ik?
Klinge:
Maar dat is toch idioot. We moeten aan deze onmogelijke toestand een einde brengen. Veronderstel: er rent iemand als een kampioen door de straat. Je houdt hem tegen om te weten waar hij achter aan zit en hij antwoordt je domweg (niet: ik moet de bus, de tram, de trein halen, maar) Ik weet het niet.
Kli:
Wij rennen toch niet. Wij zijn toch geen kampioenen. Zulke hardlopers moeten over het algemeen bus, tram of trein halen voor baas, liefje of vrouw, die ongeduldig wacht en omdat ze bang zijn te laat te komen op de afspraak. Wij zijn absoluut niet haastig. Wij hoeven ons niet te laten vervoeren. Wij hebben geen baas, liefje of vrouw en er wacht niemand op ons. Kortom, het is ons niet toegestaan te redeneren als een bediende.
Klinge:
Dat zeg jij. Tenslotte blijven we toch mensen. Stel je eens voor, dat zij het is.
Kli:
Zij?
Klinge:
Wel ja, laten we nu maar ineens vrijuit spreken... Waarom zou men er alleen maar van dromen. Er moet toch eens een ogenblik komen dat men ze vindt.
Kli:
Over wie heb je het?
Klinge:
Over haar: de levensgezellin.
Kli:
Je praat alsof je hier alleen bent. Draait alles om jouw heil?
Klinge:
Ik ben geen egoïst. Het is maar een veronderstelling. Er is daar misschien voor elk zijn gading. Een karavaan. Een bonte wemeling van zwartsatijnen vrouwtjes, wit-wattige en geel-zemerige.
Kli:
Zouden wij dan vrouwenlopers zijn?
Klinge:
Ik wil me zelf overtuigen. Geef me de kijker.
Kli:
Er is hier maar één observator en dat ben ik, begrepen.
Klinge:
Zweer me dat het nog steeds een grijze vlek is.
Kli:
Ik zweer het.
Klingeli
(op):
En?
Klinge:
Zoals gewoonlijk. | |||||
[pagina 6]
| |||||
Klingeli:
Zoals gewoonlijk? Ik zou het wel eens duidelijk willen geformuleerd horen. Altijd is het: ‘zoals gewoonlijk’. Wat houdt dat in?
Kli:
Ik herhaal je dat het niet meer is dan een vage vorm. (Maakt een vaag gebaar) . Zo iets...
Klingeli:
Zoiets, hé? Hoelang denken jullie dat spelletje nog met me te spelen. Jullie weten verdomd goed wat het is. Kaarten op tafel! Als het is wat ik denk, doe ik niet meer mee.
Kli
(dreigend):
O, nee?
Klingeli:
Ik wil betaald worden. Net als de anderen.
Klinge:
Betaald?... En voor wat denk jij dat wij betaald worden?
Klingeli:
Weet ik het. Laten we het met een algemene aanduiding ‘spionnage’ noemen.
Kli:
O, mijnheer Klingeli wil ons verdacht maken?
Klingeli:
Verdacht maken? Daar gaat het niet om. Ik loop zo goed risiko's als jullie en als het zaakje uitlekt boet ik toch mee, schuldig of niet. Stiekum kijken is doorgaans verboden.
Kli:
De autoriteiten hebben ons nooit iets verboden. En de autoriteiten zijn van elke beweging op de hoogte. Elke wind die we laten staat op een fiche. Wij zijn hier volkomen vrij. Vrij in de liefde, mijnheer Klinge. Onbewaakt en met het recht te spionneren wie en wrat men wil, mijnheer Klingeli, hoewel dit hier het geval niet is.
Klingeli
(rammelt met de keitingen):
Vrij? En dit?
Klinge:
Dat is muziek.
Klingeli:
Ik noem dat een ketting.
Klinge
(haalt de schouders op):
Een détail, mijn waarde. Een historisch overblijfsel van het streven naar eenheid en gelijkheid van onze voorouders. Ik verwijt je toch ook je erfelijke ziekten niet.
Kli:
Jij hebt een eigenaardige opvatting van de vrijheid, mijn waarde Klingeli. Steeds maar praten over tal van nutteloze zaken.
Klingeli:
En als ik nu eens weiger voortaan nog een stap te verzetten voor jullie zogenaamde ‘vage vorm’? | |||||
[pagina 7]
| |||||
Kli:
Pas op! Dit is geen diktatuur! Wij zullen je verplichten verder te gaan!
Klingeli
(na een ogenblik):
Goed. Jullie zijn de sterkste.
Klinge
(plots angstig):
Als het maar geen luchtspiegeling is.
Kli
(onthutst):
Een lucht... (Kijkt vlug door de kijker gerust-gesteld) . Nee... Het is nu iets korter geworden. (Bruusk) Weldra zullen we weten wat het is.
Klinge:
We moeten tot het uiterste gaan.
Kli:
Ons hinderen zou zelfmoord zijn, Klingeli.
Klinge:
Op dat punt kennen we geen genade. (Hier verschijnt Klingelinge).
Klingelinge:
Op die manier brengen we het nooit tot een goed einde. De natuurwetenschappelijke onderzoekingen zullen ons een stap dichter bij de waarheid brengen. Bekijk deze archeologische vondst: een versteende sinaasappelschil. Ook dit heeft niets met de zaak te maken en zou ze onnodig verwikkelen. (Werpt de schil weg) . Laten wij dus alle valse sporen verlaten en langs astrale weg het onbekende objekt bereiken.
Kli:
Hoezo? Moeten we de nacht afwachten?
Klinge:
En als er geen sterren zijn?
Klingelinge:
Het is ons noodlot, deze onbestemde vorm niet fysisch te kunnen bereiken. Het wordt een evenwijdige achtervolging zonder zin. Doch van de twee krachten is de onze achtervolgend aktief en positief, de andere vluchtend, inaktief en negatief. Vermits echter de aarde rond is zal mijn zielekracht zich voortaan in de andere richting wenden en onvermijdelijk de zielssubstantie van deze onbepaalde kracht ontmoeten en een gigantisch gevecht beginnen. Op dit astrale plan zal mijn magische kracht de overhand behalen. De geestes- en zielssubstantie van de onbepaalde vorm zal verslagen worden en de lijflijke substantie die aan haar gebonden is zal als verlamd onze komst afwachten... (De drie anderen blijven hem met open mond aangapen.)
Kli
(met veel moeite):
Je plan... lijkt uitstekend.
Klinge
(idem):
Zullen we moeten... vechten? | |||||
[pagina 8]
| |||||
Klingelinge:
Welnee. Wat het ook weze: mineralen, plantaardigen of dierlijken: in mij zullen zij hun maraboet, hun derwish, hun fakir, hun profeet, hun boeda erkennen.
Kli:
Dus, om praktisch te zijn, we moeten tegen de pijl in?
Klingelinge:
Astraal gesproken: Ja.
Klingeli:
Nee, dat kan niet! Dat mag niet!
Klingelinge:
We moeten ons koncentreren.
Klingeli:
Maar ik zeg je dat het niet kan.
Klinge:
Wat kan er niet?
Klingeli:
Terug gaan.
Klingelinge:
Ook niet met de geest? Met de ziel? (Pauze).
Klingeli:
Met niets. (Pauze).
Kli:
Klingeli, wat verberg jij?
Klinge:
Van wat ben je bang?
Klingeli
(na een angstige pauze):
Ik zal je alles bekennen, Kli. (Stilte) . Op zekere dag, toen iedereen sliep tijdens het middaguur, heb ik even je kijker gegapt...
Kli:
Nee...
Klingeli:
Ja.
Kli:
Spion. (Hij slaat de kijker vlug op het hoofd van Klingeli, zodat deze valt. De anderen verzetten zich en ook Kli komt zijn slachtoffer ter hulp. Klingeli wrijft zich pijnlijk over het hoofd. Hij zit nu op zijn achterwerk) . Klingeli... Hoe heb je dat kunnen doen? Toegeven aan een opkomende neiging. Enkel om een kleine fout in je karakter de orde verstoren? Is de konstruktie van onze Horizontaal dan niet heilig? Er is toch aan alles een kop en een staart en daar tussenin een lichaam? Ik ben toevallig de kop en ik kijk met mijn kijker. Stel je voor dat de staart van iets ging kijken, waartoe diende dan de kop?
Klingeli:
Vergeef me, Kli. Ik deed je onrecht aan.
Klinge:
Maar vertel verder. Vertel verder. Je stal de kijker. | |||||
[pagina 9]
| |||||
Klingeli:
Ik stal de kijker en ik keek, ik keek... Maar in de verkeerde richting.
Kli
(barst los):
Dacht ik het niet! Ongeoorloofd willen kijken en de instrumenten niet kunnen bedienen.
Klingelinge:
En wat zag je?
Klingeli:
Ik zag: een grijze vorm.
Kli:
Hoezo? Een grijze vorm? Daar ook?
Klingeli
(wanhopig):
Begrijp je nu waarom we niet verder kunnen?
Kli:
Nee, dat had ik nooit kunnen vermoeden. Het was inderdaad een gebrek in mijn opvoeding nooit achteruit te hebben gekeken.
Klinge:
Dat was eigenlijk een uitstekend idee van je.
Kli
(door de kijker):
Inderdaad. Hij heeft gelijk.
Klingeli:
Voor ons een grijze vorm en achter ons een grijze vorm.
Kli:
En beide identiek dezelfde.
Klinge:
We zitten in een val!
Kli:
Tussen twee vuren!!
Klingeli:
Ziezo. Betaal me nu voor de kostbare inlichting. (Hij wil recht, maar Kli slaat hem nogmaals met de kijker op het hoofd.)
Kli:
Hier. Het wisselgeld mag je behouden.
Klingelinge
(scheurt wanhopig al zijn schriften stuk):
Dan verdedigde ik al die jaren een verkeerde thesis.
Klinge
(plots):
Ik heb het... Ik heb het. Ik heb het. Ik heb het.
Kli:
Wat heb je?
Klinge:
De juiste hypothese. We zitten tussen twee spiegels. Wij zijn het zelf, links en rechts. (Lange stilte).
Klingeli:
De hoeveelste hypothese is dat?
Klingelinge:
De zevenhonderd zeven en zeventigste. En ditmaal het toppunt! Wat een dwaze veronderstellingen! Dat het andere zijn van onze soort is nog aanvaardbaar! We zijn niets wijzer geworden. Wij kunnen nog niets aan onze gedragslijn veranderen: staan als zij staan en gaan als zij gaan. | |||||
[pagina 10]
| |||||
Kli:
Vermits wij niet weten of het vrienden of vijanden zijn is dat nog steeds het veiligst. We zouden een dwaas figuur slaan moesten we argwaan koesteren voor ons spiegelbeeld.
Klinge:
En wie zal het ons ooit zeggen?
Klingeli:
Te wapen! Te wapen! (Allen bekijken hem medelijdend.)
Klingelinge:
Andere argumenten? Andere voorstellen?
Kli
(plots - maakt een beweging voorwaarts):
Het beweegt.
Klinge:
Voorwaarts.
Klingeli:
De witte vlag hijsen?
Klingelinge:
Voorzichtig. Wagen wij ons nooit op onbekend terrein. Men kan de gevolgen niet overzien. Geen initiatieven die ons zouden leiden naar het onherroepelijke. (Kli is weg. De drie anderen blijven op het toneel, doch verdwijnen ook een voor een. Als het toneel leeg is klinkt de kettinggangersmelodie in een andere toonaard en Kli verschijnt terug aan de andere zijde van het toneel.)
Kli
(alleen zoals in het begin lot de anderen, onzichtbaar achter hem):
Hier hebben zij gestaan. En zonder een spoor achter te laten. (Langzaam.) Plots herinner ik mij eens een hond gezien te hebben die achter zijn eigen staart beet. Waarom moet ik daar aan denken? Juist nu?
DOEK.
tone brulin |
|