Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 508]
| |
Een correct-spellende analyste van de ziel
| |
[pagina 509]
| |
Het bundeltje verscheen niet separaat. Het kwam uit in één uitgave met de gedichten van Anna Rethaan, onder één titelpagina (Nagelatene Gedichten van vrouwe Anna Rethaano, en van Juffrouwe Anna Maria Vincentius), maar met een eigen paginering. De dichtbundel van Vincentius begint met acht genummerde klinkdichten over de heilsfeiten (Kerst, Pasen, etc.). De stichtelijke gedichten, die in de tweede afdeling staan, zijn persoonlijk getoonzet. Het gedachtengoed van Vincentius is typisch piëtistisch. Mediterend en biddend wordt de toestand van de ziel geanalyseerd, worden er zonden beweend en beleden en wordt er verzoening gezocht in het bloed van Christus. De derde afdeling wordt gevormd door de gelegenheidsgedichten in engere zin: op verjaardagen en bruiloften, maar ook ‘Op ene die de eerste maal tot het Avondmaal des Heren zou komen’. In een brief van 19 september oordeelde De la Ruë dat de gedichten van Anna Rethaano en van Anna Maria Vincentius kwalitatief niet onder deden voor die van Aurelia Zwartteo of Juffrouw Jetske Reinou van der Maleno. In de lofdichten ging hij een stapje verder. Vrijmoedig constateerde hij daar dat de poëzie van Anna Maria Vincentius op gelijke hoogte stond met het werk van naamgenoten als Anna Roemersdr. Visschero en Anna Maria van Schurmano. | |
1. Op de begravinge van den Here JezusIn hun bundeltjes leggen Vincentius en Rethaan een opmerkelijke voorkeur aan de dag voor sonnetten. Deze belangstelling kan ontstaan zijn door de Middelburgse uitgave van L. Drelincourts Christelyke Klinkdigten, in Nederduitsch Rym vertaald door Pieter de la Ruë in 1727. In het onderhavige klinkdicht wordt de dood persoonlijk aangesproken ter gelegenheid van de begrafenis van Jezus. Vergelijkbaar met de ‘toepassing’ in een preek (applicatio) worden in de terzines de vruchten van Jezus' begrafenis ter sprake gebracht. | |
Op de begravinge van den Here Jezus
Verblijd u niet, o dood, schoon gij door uwe tanden,
Verwondde 's levens Vorst, wanneer de helse slang
Hem morzelde de hiel; want zekerlijk eerlang
Vertreedt hij haar den kop, en treft uw ingewanden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Zeg niet, hoe zal dit zijn? Hij is door mijne handen
Gekluisterd, en het lijf is in des grafs bedwang.
Zijn goddelijke stem zal met triomf-gezang
Die poorten openen, en breken al uw banden.
En hierdoor niet alleen is Hij uit uwe macht,
10[regelnummer]
Maar is de vloek ook weg voor dien Hij heeft verkoren,
Die vol van hoop en troost dit vreugde-lied doen horen:
Waar is uw prikkel, dood? o hel, waar is uw kracht?Ga naar voetnoot12
Het graf is ons niet meer een plaatse tot verschrikking,
Maar aangenaam verblijf en ruste ter verkwikking.
| |
[pagina 510]
| |
2. Op den zesden jaardag van juffrouwe M.S.H.Het ritme van dit verjaarsgedicht, dat geschreven werd ‘uit liefd’, doch zonder kunst’, herinnert aan Vondels ‘Constantijntje’, dat nogal populair geweest moet zijn onder vrouwelijke dichters uit de zeventiende en achttiende eeuw, zoals Lescailje.o | |
Op den zesden jaardag van juffrouwe M.S.H.
Lieve Mattje, zoete Saartje,
Die op heden 't zevend jaartje
Van uw levenstijd vangt aan;
Enig meisje, vreugd des moeders,
5[regelnummer]
Wijl geen zusters noch geen broeders
Met U naar die liefde staan:
Iedereen moet U beminnen,
Wijl men in uw jonge zinnen
Reeds bespeurt een aardigheid,
10[regelnummer]
Overtreffende zeer velen
Uwer medemaats in 't spelen,
In haar kinderlijk beleid.
Vroeg ziet men in u herleven
's Vaders geest, wien niet gegeven
15[regelnummer]
Is, dien dag te mogen zien,
Dien gij heden hebt verkregen.
Doch 't is best hier van gezwegen.
's Heren wille moet geschiên.
Godes gunste wild' U sparen,
20[regelnummer]
En bevrijden van gevaren,
Die U naderden, zo 't scheen.
Uwen tijd wild' Hij verlengen
En Hij wilde niet gehengenGa naar voetnoot23,
Dat die hoop wierd afgesneên.
25[regelnummer]
Reden is 't, dat wij ons voegen
Bij diegeen', die, vol genoegen
En ten blijke harer gunst,
U op dezen dag ontmoeten,
En met zegen-wens begroeten,
30[regelnummer]
Wel uit liefd', doch zonder kunst.
'k Hoop het Gode zal behagen,
Dat Hij in de zoete dagen
Van uw aangename jeugd
Al het kwade van u were,
35[regelnummer]
Al het goede tot u kere,
U vergunne alle vreugd:
| |
[pagina 511]
| |
En als gij tot rijper jaren
Met de tijd zijt voortgevaren;
Wens ik u 't bestendig goed,
40[regelnummer]
Dat u niemand kan ontrukken.
'k Wens u troost in ongelukken.
'k Wens u vreugd in tegenspoed.
Leer dan wijsheid, vrees den Here.
Acht uw moeder, volg haar lere,
45[regelnummer]
Onderwerp u hare tucht;
Opdat U een heilzaam leven
In den lande zij gegeven,
En hierna de zaal'ge vrucht.
Bron |
|