Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 208]
| |
De geleerdste van allen
| |
[pagina 209]
| |
Later in haar leven verliet ze de Nederduits Gereformeerde kerk (1669), en sloot ze zich aan bij de ‘Huisgemeente van Jean de Labadie’. Ze maakte als leidsvrouwe de vervolgingen van die groep mee en trok met hen van Amsterdam naar Herford in Duitsland naar Altona in Denemarken naar Wieuwerd in Friesland. In 1678 overleed ze. Van Schurman heeft veel geschreven, zowel in proza als in poëzie, maar veel is verdwenen of uit het zicht geraakt. Ze schreef behalve de al genoemde Dissertatio bijvoorbeeld ook verhandelingen over de grens die aan het leven gesteld is en kleiner werk werd gebundeld in haar Opuscula hebraea, graeca, latina et gallica prosaica et metrica (1648). In het Frans werd een verhandeling van haar gepubliceerd over de noodzaak tot kerkhervorming (1669). Interessant is haar autobiografie Eukleria seu melioris partis electio (Eukleria of verkiezing van het beste deel) (1673) waarin ze haar keuze voor de gemeente van De Labadie verdedigt en met distantie op haar geleerde reputatie terugkijkt. Haar eigen Nederlandstalige gedichten publiceerde ze niet apart. Pas postuum werden er twee godsdienstige leerdichten in boekvorm uitgegeven, Uitbreiding over de drie eerste capittels van Genesis, beneffens een vertoog van het geestelijk huwelijk van Christus met de gelovigen. Tijdens haar leven verschenen haar Nederlandse gedichten achterin andermans werk of circuleerden in manuscript. Dat heeft onder andere te maken met de andere status die haar Nederlandse gedichten in vergelijking met haar Latijnse of Franse gedichten hadden. Die laatste gedichten publiceerde ze namelijk wel, onder andere in de Opuscula (1648). De latere Nederlandstalige gedichten zijn piëtistische gelegenheidsgedichten of religieuze leerdichten en waren bedoeld voor medegelovigen die zich vooral in de kring van de Nadere Reformatie bewogen. Op die gedichten berust haar reputatie als vrome dichteres. Maar aan het begin van haar loopbaan had ze ook aandacht voor andere aangelegenheden. In haar Nederlandse gedicht op de preek van Voetius bij de opening van de Utrechtse Universiteit in 1636 spoorde ze haar seksegenoten aan tot studie. Dit was voor die tijd nogal opmerkelijk. Van Schurman was ook actief betrokken bij de overdracht van de ambachtelijke kant van dichten en leerde ca. 1660 Sara Neviuso, een vijfentwintig jaar jongere, vrome vrouw, ‘allerleie trant van verzen, en het stellen van korte en lange syllaben ieder op zijn plaats’. | |
Raadsel
't Komt uit den bos, 't is teer van aard,
En 't dient voor onval nauw bewaard,
De kunst die leert het wonder streken,
En zoet met vele tongen spreken,
5[regelnummer]
't Is lang van hals, en ruim van schoot,
En 't draagt zijn eigen darmenGa naar voetnoot6 bloot.
En echterGa naar voetnoot7 is het zonder leven,
Indien diezelv' het hem niet geven.
| |
[pagina 210]
| |
2. Op het sermoen (slotfragment)Een aansporing aan vrouwen om hun tijd nuttig te besteden aan de dienst van de godin van de wijsheid, Pallas. Voor iedereen, vrouwen incluis, staan de deuren open. | |
Op het sermoen (slotfragment)Op het sermoen gedaan voor d'inleidinge van de Academie van Utrecht, door den eerweerdigen hooggeleerden d. Gisbertum Voetium, professor in de h. theologie aldaar Komt dan wie dat gij zijt bekend in onze taal;
De deuren staan hier op van Pallas' binnenzaal.
Haar schatten zijn gemeenGa naar voetnoot3, het deksel is verdwenen,
En wat verborgen was, is iedereen verschenen.
5[regelnummer]
Gij die een vonksken hebt nog van een hoger moed,
Ik zeg van ons geslacht, als wel een slave doet:
En zijt zo bezig niet in 't sieren en parerenGa naar voetnoot7
Of aan uw vluchtig haar, of aan uw schone kleren;
Zo u de hemel geeft de ruimte van den tijd,
10[regelnummer]
Geeft die den spiegel niet die geen gebreken slijt.
Hier is de schoonheid veil die sieren kan van binnen,
En die met meerder kracht kan aller gunste winnen.
Gij vindt hier, wat gij zoekt, een ongemenen vond,
Hoe dat gij alle daag nog schoonder worden kont.
| |
Eert God alleen
Eert God alleen, geen beeld,
Spaart Gods naam, viert Zijn rust,
Eert ouders, moordt, noch boeitGa naar voetnoot3,
Noch steelt, noch liegt, noch lustGa naar voetnoot4.
| |
4. Eucleria (fragment)Een schets van haar opleiding, inclusief - heel bijzonder voor een vrouw - het Latijn. In deze terugblik kleurt Van Schuman haar leven vroom in: vandaar ook het accent op haar keuze voor uitsluitend eerbare auteurs, en haar afgeven op de ‘Franse school’ en haar medeleerlingen daar. Onder alle bescheidenheidsformules klinkt trots op haar prestaties door. | |
[pagina 211]
| |
nis geven, dat zij hare kinderen niet alleen in de menselijke letteren, maar ook in de godvruchtigheid, zo ver die haar bekend was, hebben gezocht op te kweken, en dat zo ernstig en naarstig, dat als wij op 't land woonden, zo lieten zij ons van kinds op door een treffelijk huismeester onderwijzen, ook met zulken voortgang, dat ik een kind zijnde van drie jaren ('t welk mij daarna verhaald is) net DuitsGa naar voetnoot1 lezen, en ook een gedeelte van den CatechismusGa naar voetnoot2 uit het hoofd opzeggen kon. Waaruit ik ook van mijn kant, of veel eer van God, de oorzake van de natuur, een leervaardigheid bemerke gehad te hebben. En op dat niemand meine dat ik uit eigen beweging of goeddunken naar te hoge en buitengewone dingen getracht heb, zo moet ik hier aantekenen 'tgeen een begin van mijn studiën heeft gemaakt, nadien het een zeer gering voorval was. Als het dan (in 't jaar na de geboorte Christi 1618) ontrent mijn elfde jaar eens gebeurde, dat mijn broeders (van welke d' een bijna twee, en d' ander vier jaar ouder was als ik) in 't Latijn en in 't Frans onze vader ons iets opgevende, geoeffend werden, zo weet ik niet bij wat toeval, of liever godlijke Voorzienigheid het gebeurde, dat ik haar iets denken hielp 'tgene zij overlopen hadden, waaruit mijn vader gelegenheid nam om te denken, dat ik wel meteen in de zelve letteren gelukkigGa naar voetnoot3 zou konnen onderwezen worden: en als hij mij om 't zelve te geloven met kracht aanmoedigde, en als hij zag dat ik zijn begeerte (zeker niet anders als door een wille om hem te behagen) blijmoedelijk opvolgde, zo heeft hij mij van die tijd aan de studie toegewijd. Maar opdat de stekelachtige kleinigheidjes van de grammatica mij als in 't begin niet mochten afschrikken, zo gebruikte hij deze voorzichtigheid, dat hij mij in plaats van die, Seneka den filosoof (door welken schrijver ik zeer vermaakt was) voorhield, om te lezen en uit te leggen, zeggende, dat een adelaar geen vliegen vangt. De meest nodige beginselen heeft hij mij daarna, niet als maar spelende en in den tuin wandelende, geleerd; zodat ik het verdriet van de bitterheid der beginselen van de studiën licht verduwdGa naar voetnoot4 heb. Ondertussen, opdat het aanzoeten van dezen heidensen schrijver aan de Christelijke godvruchtigheid (tegens welke alle wijsheid des vieses strijdig is) geen schade mocht doen, zo heeft hij, als door een matiging, het lezen van dien met het lezen der heiliger Schriften samengevoegd. Bijzonder moet ik dit voor een heerlijke weldaad Gods aanmerken dat mijn ouders, die zich aller eerbaarheid en betaamlijkheid benaarstigden, mij van kinds op, een schrik aangejaagd hebben voor zulke schrijvers, en voor alzulke andere dingen die mijn gemoed van de kuisheid en maagdelijke zuiverheid hadden mogen afwenden, zodat ik mij door al mijn leven van het lezen van die slag van boeken, en bijzonderlijk van 't lezen van zulke poëten, zo wel Griekse als Latijnse, als van een pestige drank, volstandiglijk gewacht hebbe, zodat ik ook nauwlijks iemand | |
[pagina 212]
| |
anders als Homerus en Vergilius, die mij mijn vader had aangeprezen, die ook zonder tegenzeggen de prinsen van alle andere poëten zijn, ernstig en naarstig heb doorgelezen: maar de hedendaagse heb ik niet als met een groten uitkeur zoeken te hebben; indien mij ook enige schriften van hare schrijvers, al waren het ook de beroemdste, die van een wereldse of een gemengde stoffe handelden, wierden opgedragen, dezelve heb ik niet gelezen, of maar ter sprong met het uiterste der lippen geproefd; omdat men in deze tijd weinige aantreft die dezen lof verdienen, welken iemand niet zonder reden den Fransen poëet BartassiusGa naar voetnoot5 gegeven heeft, dat hij zelfs niet door één enig geil versje als door een rottig blad, zijn lauwerkroon bevuild heeft. Hierbij kwam dit bijzonder voordeel mijner opvoeding, dat mijn ouders, als ik zeven jaren was, mij niet langer als twee maanden in de Franse school gehouden hebben, zodat ik door het spelen der kinderen en door de besmetting van kwade woorden, die op de tedere geheugenis als op een wit beschaafd bladGa naar voetnoot6 licht een indruk geven, weinig ben bedorven. Zij hadden 'er meer zin aan dat ik [bij] mijn meester de schrijf- en telkonst, ook de zingkonst zo wel door stem als op instrumenten, nevens mijn broeders leerde; daarbij, dat ik door verscheiden slag van konsten (waartoe mijn inborst van zelfs helde) de meer ernstelijke studiën als door 't overgieten van een aangename sause zou matigen. Bronnen |
|