Met en zonder lauwerkrans
(1997)–M.A. Schenkeveld-van der Dussen– Auteursrechtelijk beschermdSchrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850 van Anna Bijns tot Elise van Calcar
[pagina 213]
| |
Een weggemoffelde dichteres
| |
[pagina 214]
| |
het vaste motief van de Brugse verering van het H. Bloed en gevarieerd vanuit de concrete, door de militaire alliantie tussen de Franse en Staatse legers gedomineerde tijdsomstandigheden. Op die manier vertolkten de Hemelspraken een onrechtstreeks Spaansgerichte en door het katholicisme gedragen en vanuit het Brugse stadsbestuur gesteunde ideologie. De vier Hemelspraken presenteren zich in gedrukte vorm als een cyclus waarbij elke Hemelsprake wordt voorafgegaan door een ‘Inhoud van de vertoninge’ en een opdracht in proza aan één van de vier Leden van het graafschap Vlaanderen: Brugge, Gent, het Brugse Vrije, en de stad en kasselrij leper. Op de Hemelwagen worden ze gesymboliseerd door de vier wielen ‘waarop de gemene zaken van den Vlaamsen stand voortsgaan’ en waarmee ‘den welstand van het gemene lichaam, ende den tegenstand van den wederzijdigen vijand’ wordt betracht (p. 271). De snedige pamfletstijl waarin de gelegenheidsalexandrijnen van de Hemelspraken werden gesteld, verraadt een begaafde dichteres op wie de kwalificatie van ‘zoetvloeienden Poëet’, die de gebroeders Clouwet aan Vossius hadden toebedacht, beslist van toepassing is. Of zoals Buitendijk het wat over-enthousiast formuleerde: ‘Er is alles voor en niets tegen, om voor Petronella Keysers als Rooms kampioene tegen de Hervormden een plaats te reserveren naast haar Antwerpse en Brusselse kunstzusters Anna Bijns en Katherina Boudewijns’. | |
Hemelsprake voor den Brugsen H. Bloeddag voor het jaar 1643. (fragmenten)In de tweespraak worden de volgende afkortingen gebruikt: VI=Vlaanderen; Br=Brugge; Da=Damme; SI=Sluis; Ket=Ketterije; Aar=Aardenburg; 's-Her='s-Hertogenbosch; H.K.=Heilige Kerke; God=God de Vader. | |
[Fragment a]Na een Natureingang, uitgesproken door het graafschap Vlaanderen en de steden Brugge en Damme, doet Vlaanderen haar beklag over het met oorlog bedreigde graafschap. Vlaanderen werd immers in 1643, na de aanvankelijke militaire successen van de Spaanse gouverneur De Melo, zwaar belaagd: er was de militaire dreiging vanuit Noord-Frankrijk en ook het Staatse leger voerde vanuit het Oosten de druk op. | |
Hemelsprake voor den Brugsen H. Bloeddag voor het jaar 1643 [Fragment a]
Vl: Terwijl den zuren tijd,
Verliezende zijn spijt,
Begint wat te verzoeten:
Terwijl de koele lent',
5[regelnummer]
Op 't leste winters-end,
Den zomer komt ontmoeten.
Br: Terwijl de sture locht,
Tot zoetigheid gebrocht,
Door Phoebus' warme stralen,
10[regelnummer]
Dien lauwen asemgeur,
Dees landen deur en deur,
Vast nederwaarts doet dalen.
Da: Den zwarten aardekloot
Doet open zijnen schoot,
15[regelnummer]
Daar bomen, kruid', en blomen,
Die vrouw nature baart,
Met Zephyrus gepaard,
Weer van de dood bekomen.
Vl: 't Geboomte groen gemeid,
20[regelnummer]
Al bloeiende, verbeidtGa naar voetnoot20
Den tijd om vrucht te baren
En alderlei gediert,
Dat in het wilde zwiert,
Begint nog eens te paren.
25[regelnummer]
Br: Elk vogel, op zijn best
Gaat vlechten zijnen nest,
En hem tot broeden voegen.
Den lieven nachtegaal,
| |
[pagina 215]
| |
Met zijn muziekse taal,
30[regelnummer]
Wil 't altemaal genoegen.
Da: Op dezen nieuwen tijd
Zo wordt het al verblijd,
Wat leven heeft ontvangen.
Al wat er gaat te rust,
35[regelnummer]
Begint met groten lust
Naar morgen te verlangen.
Vl: En ik, helaas! en ik, verwezen tot het zorgen,
Ellendig Vlaanderland, moet vrezen voor den morgen.
Wanneer den tijd van 't jaar ten schoonsten komt te staan,
40[regelnummer]
Dan komen aldereerst mijn meeste vrezen aan.
De posten komen op met overdroeve maren:
Hoe dat de Geuzen hier, de Fransen daar vergaren.
Van't Oosten komt den Geus, van 't Westen komt den Frans,
En voeren tegen mij, elk zoveel duizend mans.
45[regelnummer]
Zou ik te ruste gaan, de klinkende trompetten,
Die komen gants de nacht mijn slaperust beletten.
Zoek' ik wat mijn vermaak, dien hollen trommelslag
Maakt mij een deuzigGa naar voetnoot48 hoofd den gans gehelen dag.
Ket: Wat klaag je Vlaanderland, jou blinde, dom, en dove,
50[regelnummer]
Het is je eigen schuld, jou kranke van geloveGa naar voetnoot50.
Had jij me dan geloofd, als ik 't je heb gezeid,
Je waart al uit 't jok, en in je vrijigheid.
En ziet je niet, hoe ik mijn vrijgevochten landen
Al zoetjes heb verlost uit hunne vijands handen?
55[regelnummer]
Gans Zeeland is in vree, gans Holland is in rust;
Als ik mijn oorlog voer, ik voer z'op jouwe kust.
Vl: Is 't waar? Sl: Hoe Vlaanderland! moet jij dit ook nog vragen?
Je ziet 't alle jaar, je proeft 't alle dagen
Wat doren dat ik ben in jouwen leeuwenvoet.
60[regelnummer]
Aar: En ik, ik ben d'r ook, zo jij wel kennen moet.
Gebuurtjes, Brug', en Damm', je meugt getuigen wezen
Hoe menigmaal dat wij, en ook hoe lang voor dezen,
Jou hebben, van niet ver, gekeken in je kaart.
| |
[Fragment b]De naburige vestingsteden Sluis (in 1604 veroverd door prins Maurits) en Aardenburg (sinds 1612 in Staats bezit) beroemen zich op de herwonnen vrijheid en - zo heet het in de ‘Inhoud van de vertoninge’ - ‘zoeken Vlaandren, met de zijne, te lokken, om met hun aan te spannen, door het exempel van 's Hertogenbosch’. Voor de Spaansgezinde propaganda was het een dankbaar voorbeeld waarbij graag wordt verwezen naar de gedwongen uittocht van de katholieken uit de meierij van Den Bosch en de vervolging van de geestelijken aldaar. | |
[pagina 216]
| |
Hemelsprake voor den Brugsen H. Bloeddag voor het jaar 1643 [Fragment b]
Ket: Beziet 's Hertogenbosch, die kan je tuigeGa naar voetnoot83 zijn
Hoe ik 'er heb verlost van alle Spaanse pijn.
85[regelnummer]
's-Her: Verlost? Ja, zo verlost dat ik het moet beklagen.
Zijn zulke steên verlost die dees koralenGa naar voetnoot86 dragen?
Ket: Ja kronjeGa naar voetnoot87, weet je niet waarom dit is gedaan?
Dat jij je handen had, je zoud ons wel verraân.
's-Her: Men hadde mij beloofd vrij ongestoord gelove;
90[regelnummer]
En dat is veer vandaar. Ket: Jou arme slechte slove,
En weet je genen raad? Gelooft, gelijk als wij,
Den bijbel en schriftuur, dan zei je wezen vrij.
's-Her: Mijn priesters zijn verjaagd, en ik en mag niet duchten.
Mijn kerken zijn geveld, en ik en mag niet zuchten;
95[regelnummer]
Mijn oude burgerij, helaas! wordt uitgeschat,
Eerst uit hun hav' en erf, en daarna uit de stad.
Ket: Wat zeg je stout gedrocht? je zei me daarofGa naar voetnoot97 zwijgen,
Of neen? Je zelt zeer haast een nekketrappe krijgen.
's-Her: Ziet: zo ben ik verlost; dit moet aan al de goden
100[regelnummer]
Geklaagd zijn, dat mij ook het klagen wordt verboden.
H.K.: Neemt hier een spiegel aan, gij katholieke steden,
Dat dit de vruchten zijn van ketterlijke zeden.
Een ketter is een wolf, bekleed met schapenvacht.
Mijn schaapkens, maakt dat gij u van zijn klauwen wacht.
| |
[Fragment c]Damme en Brugge nemen deze raad ter harte en jagen Sluis en Aardenburg de stuipen op het lijf door te dreigen met de komst van de Spaanse veldheer, de ‘maestre de campo’ Cantelmo (Aardenburg: ‘Hoe! komt Cantelmo weer? mijn hartje wordt als lood’). | |
Hemelsprake voor den Brugsen H. Bloeddag voor het jaar 1643 [Fragment c]
125[regelnummer]
H.K.: Zo Brugge, Damme, zo: en laat u niet verboffenGa naar voetnoot125
Van dat onzalig volk, met blazen en met stoffen;
Daar is nog menig borstGa naar voetnoot127, nog menig vromen held,
Die zich, met goed en bloed, voor u te were stelt.
Maar gij en moet alleen op mensen niet betrouwen;
130[regelnummer]
Den hemel moet het doen, op God zo moet gij bouwen.
| |
[pagina 217]
| |
Dus offert hem, vandaag, met nederig gemoed,
Gij, Damme, 't Heilig Kruis, gij, Brugge, 't Heilig Bloed.
| |
[Fragment d]In het daaropvolgende lied bidden Vlaanderen, Brugge en Damme God om bijstand. De hemel reageert. | |
Hemelsprake voor den Brugsen H. Bloeddag voor het jaar 1643 [Fragment d]
Vader: Wat stemme komt daar op, tot mijnen troon, geklommen?
190[regelnummer]
Wat rook van offerand' komt daar omhoog gezwommen?
Zone: Wat lieve zoetigheid, wat aangenamen geur,
Is dezen dag ontstaan, den gansen hemel deur?
Engel: Jehova Sabaoth! laat toe, dat ik als heden,
Voor uwen glorietroon vertoge de gebeden,
195[regelnummer]
Die uwe Brugse stad op deze jaarfeest doet
Aan uwe majesteit, ter eren 't Heilig Bloed.
Vader: 't Is mij zeer aangenam, dees daad zal ik belonen;
En daarom zal ik ook die stad altijd verschonen.
Zone: En daarom zal ik ook uitstorten overvloed
200[regelnummer]
Van zegens over haar, met vollen medespoed.
Maria: God Vader, Zoon, en Geest, 't en zal u niet mishagen,
Dat ik u majesteit den groten nood kom klagen
Van mijne Brugse stad, van mijne burgerij:
Hoe dat zij wordt gedreigd door geuzentirannie,
205[regelnummer]
Dat volk, dat snoodste volk, dat nooit en was geboren,
Dat vijand-volk van u, van mij en u verkoren,
Dat overduiveld volk, dat volk dat langs hoe meer,
Weerspannig wordt aan u, en zijnen rechten Heer.
Zij kommen, jaar op jaar, en dreigen te vernielen
210[regelnummer]
Mijn welbeminde stad, vol katholieke zielen.
Zij kommen op, vol trots, vol laster, en vol spijt,
En spreken tegen ons onlijdelijkGa naar voetnoot212 verwijt.
Zij zullen, overal, die kostelijke werken,
Ons beelden, ons autaars, ons kloosters, en ons kerken,
215[regelnummer]
Doen vallen overhoop, en trappen met de voet,
U Heilig Sacrament, u overweerdig Bloed.
Zoon, kont gij dit verwijt en deze lasters horen,
Zoudt gij dit konnen zien, ook zonder u te storen?
Waar zijn uw bliksems nu? Zoon, waar is uwen schicht?
220[regelnummer]
Waar gij mee straffen zult dat ketters bozewicht?
| |
[pagina 218]
| |
Doch, Kind, is 't uwen wil uw volk nog meer te plagen,
Moet uw beminde bruid, uw kerk, nog meer verdragen?
Wie dat gij straffen wilt, om u Heer, en om mij,
Spaart doch mijn Brugse stad, mijn landen van het Vrij.
225[regelnummer]
Zone: Het is ook mijnen zin, Vrouw Moeder, die te sparen,
Om u en mijnentwil. Vader: Gaat, Engel draagt de maren.
Engel: Verheugt u, Brugse stad, u zaken gaan wel voort.
De moeder heeft gebe'en, den Zoon' heeft haar gehoord;
Den Vader is te vre'en, den Geest zal u bevrijden
230[regelnummer]
Voor alle tegenspoed, en ik zal voor u strijden.
Ik zal, met zweerd en schild, betrouwt dit vrij op mij,
Beschermen al u volk van Geuzentirannij.
Bron |
|