Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Over de bouw van de darmwand van een stukje dikke darm afkomstig van een opgehangen vrouw. | |||
Figuren:De oorspronkelijke figuren zijn verloren gegaan. | |||
Opmerkingen:In deze brief wordt melding gemaakt van Brief 262 van 7 maart 1706 aan Bidloo, in dit deel. Op het omslag heeft L. eigenhandig de volgende adressering geschreven: for the Secretarij of the Royall Societij, ad Gresham Colledge. London. Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2056, Early Letters L.4.4; 6 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 22 mei 1706 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 93). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. | |||
Letter No. 264
| |||
Published in:
| |||
Summary:On the structure of the intestinal wall of a little piece of the colon deriving from a woman who had been hanged. | |||
Figures:The original figures are lost. | |||
Remarks:In this letter mention is made of Letter 262 of 7 March 1706 to Bidloo, in this volume. On the cover L. has himself written the following address: for the Secretarij of the Royall Societij, ad Gresham Colledge. London. A contemporary English translation of the letter is to be found in manuscript in London, Royal Society, MS 2056, Early Letters L.4.4; six folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 22 May 1706 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 93). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. | |||
Delft in Holland, desen 20. April 1706.
Aande Hoog Edele Heeren, die vande Coninklijke
Ga naar margenoot+Ik neme de vrijmoedigheijt tot UE. Hoog Edele Heeren te seggen, dat de Heer Professor BidlooGa naar voetnoot2, op den 7 Maart 't mijnen Huijse is gekomen, met versoek dat wij een stukje van een DarmGa naar voetnoot3, (met bij voeginge, dat het een Darm van een Vrouw was) door mijn Vergroot glas mogten beschouwen, en alsooGa naar voetnoot4 een kleijn gedeelte van een darm, door mij van een grooter deel wierde gescheijden, sagen wij in een vande dunne Menbrane, waar uijt voor een gedeelte de Darm was bestaandeGa naar voetnoot5, een groote menigte van striemtjensGa naar voetnoot6 en vaatjens, die in een groot getal, door en over malkanderen lagen, en eenige vet deelen die op eenige plaatsen, druijfs gewijse bij den anderenGa naar voetnoot7 lagenGa naar voetnoot8. Op het vertrek vande geseijde Heer Bidloo, wierde ik versogt, dat bij aldien ik nog eenige saaken in het stukje DarmsGa naar voetnoot9, dat wij waren beschouwende, quam te ontdekken, dat ik het selve in korteGa naar voetnoot10 wilde bekent maken. Hier op schrijfGa naar voetnoot11 ik des avonts, op den geseijden dagGa naar voetnoot12, dat ik in gedagten genomen heb, of de vet deelen die wij quamen te sien, niet bij veelen voor kliertjens werdenGa naar voetnoot13 aan gesien, ende dat sulks ook plaats heeft inde Huijt, te meer, om dat ik inde Huijt, en Darmen van Dieren, geen kliertjens, daar veele de Mont vol van hebben, maar vet deelen in groote menigte hebbe gesienGa naar voetnoot14. | |||
Delft in Holland, the 20th of April 1706.
To the Very Noble Sirs, Gentlemen of the Royal
Ga naar margenoot+I take the liberty to tell you, Very Noble Sirs, that professor BidlooGa naar voetnoot2 came to my house on the 7th of March, with the request that we should view a piece of an intestineGa naar voetnoot3 (with the addition that it was an intestine of a woman) through my magnifying glass, and while a small piece of an intestine was separated by me from a larger piece, we saw in one of the thin membranes of which the intestine partly consisted a great many little fibres and small vessels, a large number of which lay through and over each otherGa naar voetnoot4, and some fat particles, which lay on each other in some places in the form of grapesGa naar voetnoot5. When the said Mr. Bidloo left, I was requested to let him know soon if I should discover some other things in the piece of intestine we were viewing. Hereupon I wrote on the evening of the said dayGa naar voetnoot6 that I had considered whether the fat particles we saw are not taken by many people to be small glands, and that this also takes place in the skin, because in the skin and the intestines of animals I have not seen small glands, which many people speak of, but large numbers of fat particlesGa naar voetnoot7. | |||
De Heer Bidloo hadde niet geseijt, hoe die Vrouw gestorven was, ende daar op schrijf ik aan deselve dusGa naar voetnoot15. Ga naar margenoot+Wanneer ik het stukje Darms, dat onbereijtGa naar voetnoot16 was, met op merkingeGa naar voetnoot17 door het Vergroot glas beschouwde, sag ik een menigte Bloet leggende buijten de vaatenGa naar voetnoot18, dat mij noijt in darmen van dieren is te vooren gekomenGa naar voetnoot19, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot20, dat gelijk veele dieren door Bloet stortinge om het leven sijn gebragtGa naar voetnoot21, het Bloet, schoon het Hert inde pijn, ontrent het sterven, een snelder beweginge heeft, het Bloet nog sijn loop kan behoudenGa naar voetnoot22, ende die geene die met koorde ter doot werd gebragt, gelijk ik oordeelde, dat de Vrouw was gedaan, waar van ik het stukje Darms haddeGa naar voetnoot23. Het Bloet door de koorde voor een gedeelte in sijn loop belet sijnde, ende daar bij komende de gedagten van sterven (die inde Dieren niet en is) over de verdiende straffe, ende groote benautheijt int sterven, moet een grooter voortstootinge van het Bloet in een Mens, als in een Dier sijn. Dit Bloet nu door de groote voortstootinge van het Hert, niet konnende met soo een groote vaardigheijt, door de kleijne vaatjens loopen, beeld ik mij in, werden de rokjensGa naar voetnoot24 vande seer kleijne vaatjens, soo uijt gerekt, ofteGa naar voetnoot25 het Bloet sijpelt door de rokjens, datGa naar voetnoot26 het in groote menigte door de darmGa naar voetnoot27, ende datGa naar voetnoot28 onder de buijtenste Menbrane, ofte Vlies, alsGa naar voetnoot29 met droppelen, hier en daar gedroogt, sijn leggendeGa naar voetnoot30, ende dat onordentelijkGa naar voetnoot31. | |||
Mr. Bidloo had not said how that woman had died, and I therefore wrote to him as follows. Ga naar margenoot+When I observed the piece of intestine, which had not been prepared, attentively through the magnifying glass, I saw a large amount of blood lying outside the vesselsGa naar voetnoot8, which I had never seen in intestines of animals, from which I concluded that, while in many animals which are killed by loss of blood, although owing to the pain of death the heart has a faster motion, the blood can still continue to flow, this is not the case with those who are put to death by hanging, as I thought had been done with the woman a piece of whose intestine I hadGa naar voetnoot9. The blood being partly impeded in its flow by the cord, to which are added the thoughts of approaching death (which the animals do not have), of the deserved punishment, and the great anxiety during death, there must be a greater propulsion of the blood in a human being than in an animal. Now since the blood, which owing to the strong propulsion by the heart would have to flow very fast, cannot flow so fast through the small vessels, I assume that the walls of the very small vessels are stretched so much that the blood trickles through the walls, so that it lies in a large amount dispersed through the intestine, and that beneath the outermost membrane or pellicle, as it were in drops, dried here and there, and this without any regular arrangementGa naar voetnoot10. | |||
Ga naar margenoot+Seer na dit geseijde de heer Bidloo hebbende laten toe komenGa naar voetnoot32, soo heeft den selven die goetheijt gehad, mij op den 12 Maart toe te senden, twee dispuijten, staande ten name van Pieter EvertseGa naar voetnoot33, waar uijt mij een dag â. twee daar na verhaalt wortGa naar voetnoot34, dat de Vrouw waar van de Darm was, met de koorde was gestraft, ende datze in haar leven, de vallende ziekte heeft gehadt. Inde geseijde Dispuijten, sag ik drie distincteGa naar voetnoot35 figuuren van het maaksel vande geseijde Darm, door het Vergroot glas af gebeelt, ende alsoo die figuuren met mijne waar neminge niet over een komenGa naar voetnoot36, soo hebbe ik de vrijheijt genomen, eenige kleijne deelen vande geseijde darm, soo als de selve voor Vergroot glasen stonden, te laten af teijkenen, met dat vertrouwen, dat mij soo danig doen niet qualijk sal af genomen werden. Ga naar margenoot+Ik hebbe dan een deeltje vande Darm, met het buijtenste van het selve aan een Vergroot glas voor het gesigtGa naar voetnoot37 gestelt, om aan te wijsen, hoe het gestremdeGa naar voetnoot38 Bloet onder de buijtenste Menbrane vande Darm, die onbegrijpelijk dun is, gestremt lag. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEF. vertoont het Bloet, soo als het in een kleijne spatie onder de buijtenste Menbrane vande Darm verspreijt lagGa naar voetnoot39. Met GGGG werden aan gewesen de langagtige droppels gewijse deelen, daar het Bloet in een ongemene Dikte was gestooteGa naar voetnoot40, ende gestremt lag, in vergelijkinge van het Bloet, dat op de plaatsen lag, die met BCDE ende F. werden aan gewesen. Sien wij nu hoe het Bloet inde darm, buijten sijn vaaten is gestooten, soo mogen wij ons wel in beeldenGa naar voetnoot41, dat het in meerder plaatsen int lighaam mede soo gelegen is. Ga naar margenoot+Na desen hebbe ik de Menbrane vande darm soo van een gescheijden, dat ik mij in beelde, dat ik de binnenste Menbrane hadde. Dog als ik na de af teijkeningeGa naar voetnoota, met nader op merkingeGa naar voetnoot42 dat deel beschouwde, bevond ik dat de volgende Menbrane aldaarGa naar margenoot+ twee dik, op den anderenGa naar voetnoot7 was leggende, dieGa naar voetnoot43 hier met fig: 2. HIKLMNOPQ. werd verbeelt, den ommetrek van een gedeelte dat den Teijkenaar quam te sienGa naar voetnoot44. | |||
Ga naar margenoot+When I had let Mr. Bidloo know approximately the above, the latter had the kindness to send me on the 12th of March two disputes in the name of Pieter EvertseGa naar voetnoot11, from which I was told some two days laterGa naar voetnoot12 that the woman whose intestine it was had been punished by hanging, and that in her lifetime she had had the falling sickness. In the said disputes I saw three different figures of the structure of the said intestine, illustrated through the magnifying glass, and since these figures do not correspond to my observationsGa naar voetnoot13, I took the liberty to order some small pieces of the said intestine to be illustrated such as they stood before magnifying glasses, trusting that this should not be taken ill of me. Ga naar margenoot+I therefore put a small piece of the intestine, with its outside towards a magnifying glass, before my eyes, in order to show how the coagulated blood lay clotted beneath the outermost membrane of the intestine, which is incredibly thin. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEF shows the blood such as it lay dispersed in a small space beneath the outermost membrane of the intestineGa naar voetnoot14. By GGGG are designated the longish droplike parts where the blood had been propelled in an uncommon thickness and lay in a coagulated state, as compared with the blood which lay in the places which are designated by BCDEF. If we now see how the blood in the intestine has been propelled out of its vessels, we may assume that the situation in other places in the body is the same. Ga naar margenoot+After this I separated the membranes of the intestine in such a way that I assumed I had the innermost membranes. But when, after the drawing had been made, I looked more attentively at that piece, I found that the following membranes lay there on eachGa naar margenoot+ other in two layers, of which in Fig. 2, by HIKLMNOPQ is depicted the circumference of a piece which the draughtsman got to seeGa naar voetnoot15. | |||
In dit kleijn gedeelte (dat door een meerder vergrootende glas was geteijkent, alsGa naar voetnoot45Ga naar margenoot+ fig: 1) waren soo veel vaatjens, en striemtjens, die soo door malkanderen waren loopende, dat het onbedenkelijkGa naar voetnoot46 is, alsoo dese twee op een leggendeGa naar voetnoota Menbrane seer dun sijn, ende den Teijkenaar, soo veel doenlijk was heeft na gevolgt, alsoo onmogelijk is, alles te konnen af beelden, het geene hij quam te sien, want hoe dunne Menbrane men voor het Vergroot-glas stelt, soo en kan menGa naar voetnoot47 geen de minste opening aan deselve bekennen, als het ongeschonden is, en gelijk wij nuGa naar voetnoot48 een striemtje of vaatje, int Oog hebben, soo ontwijken deselve kort daar aan, ons gesigtGa naar voetnoot49; eensdeels, om dat ze van de nevens leggende deelen bedekt werden, ende ten anderen, om dat ze van de boven leggende Menbrane, waar aan ze sijn vereenigt geweest, sijn af gebrookenGa naar voetnoot50. Ga naar margenoot+Met LMNO. werden aan gewesen de vaatjens of striemtjensGa naar voetnootb, die met het scheijden vande selveGa naar voetnoot51 buijten het Vlies waren uijt stekende. Wat nu de vaaten belangt, die in de selve te sien sijn, die sijn voor mij onmogelijk te oordeelen wat Arterien, Venae, Melk, ofte water vaaten sijn, want schoon daar sijnGa naar voetnoot52 verscheijde Arterien en Venae, in soo een dunte als ze daar vertoont werden, ende daar was Bloet inde selveGa naar voetnoot53, soo soude het Bloet niet te bekennen sijn, om dat het Bloet in soo een dunte geen kenbare Couluur heeft, ten anderenGa naar voetnoot54, sullen de globuleGa naar voetnoot55 Bloet in soo danige kleine Aderkens, soo ze uijt haar selven niet ontdaanGa naar voetnoot56 waren, door het uijt spannen vanden Darm, om deselve tot een platte gedaante te brengen, gelijk het stukje vande Darm was, de globuleGa naar voetnoot57 ontdaan sijn. Inde geseijde fig: werd met RRRRR. en op meer plaatsen, de bolletjens Vet aan gewesenGa naar voetnoot58. Ga naar margenoot+Om nu eenige gedachten te geven, vande uijt gestrektheijt vande geseijde figuur, soo hebbe ik door het selvige Vergroot glas, waar door de geseijde figuur geteikent is, een hairtje, soo als ik het uijt mijn vinger hadde getrokken, gestelt, ende der selver dikteGa naar margenoot+ laten af teijkenen, als met fig: 3. ST werd aangewesen. | |||
In this small piece (which had been drawn through a glass with greater magnifyingGa naar margenoot+ power than that used in Fig. 1) there were so many small vessels and little fibres running so much through each other that it was inconceivable. Since these two superposed membranes are very thin, it was impossible for the draughtsman, although he drew it as well as he could, to draw everything he got to see. For however thin is the membrane that one puts before the magnifying glass, one cannot detect any opening in it if it is intact, and even if we see a fibre or vessel, they are invisible again shortly afterwards, on the one hand because they are covered by the adjacent parts, and on the other hand because they have been broken off from the superposed membrane with which they were unitedGa naar voetnoot16. Ga naar margenoot+By LMNO are designated the small vessels or little fibres which after the splitting protruded beyond the membrane. As to the vessels that can be seen therein, it is impossible for me to judge which of them are arteries, veins, lacteal vessels, or lymphatic vessels, for even if there were several arteries and veins as thin as they are shown there, and even if there were blood in them, the blood could not be detected because, when the blood is so thin, it has no distinguishable colour, and on the other hand the globules of blood in such small veins, if they had not fallen apart of themselves, will fall apart in consequence of the stretching of the intestine to give it a flat form, such as the piece of the intestine had. In the said figure, by RRRRR and in other places the globules of fat are designatedGa naar voetnoot17. Ga naar margenoot+Now in order to give some idea of the size of the said figure, I put, before the same magnifying glass through which the said figure has been drawn, a hair such as I hadGa naar margenoot+ pulled out of my finger, and ordered its thickness to be drawn, as designated by ST in Fig. 3. | |||
Ga naar margenoot+Nu hadde ik ook voor een Vergroot-glas staan, een stukje vande geseijde Darm, dat ik na mijn vermogen gescheijdeGa naar voetnoot59 hadde, op dat men de op een leggende Menbrane, die de dikte van de darm waren uijt makende, soude konnen aan wijsen. Ga naar margenoot+Fig: 4. werd met ABCDEMPWabcdXIJROL. aan gewesen, maar een kleijn gedeelte vande darm, om datGa naar voetnoot60 het niet te veel papier soude beslaan, en waar in geen deelen werden aan gewesen, en alleen maarGa naar voetnoot61 om de Menbrane aan te wijsen, uijt gesondert, datGa naar voetnoot62 in een kleijn gedeelte van het selve, het Bloet, dat uijt sijn vaaten, onder de bovenste menbrane leggendeGa naar voetnoot63, soude af beelden, als hier inde geseijde figuur werd aan gewesen, sijnde ABCDEFGH. voor een kleijn gedeelte de ommetrek vande Menbrane, alwaar in dat kleijne deel, het Bloet uijt sijn kleijne vaaten gestooten is, ende aldaar gestremtGa naar voetnoot38 leijt. Wat nu de bovenste Menbrane, die van ongemene dunte is, ende die seer na vanGa naar margenoot+ soo danige maaksel isGa naar voetnoot64, als met fig: 2. is aangewesen. Ga naar margenoot+Inde geseijde fig: 4. werd met aan AGFIKL aan gewesen, de derde Menbrane. Met LKIMNO. werd aan gewesen, de vierde Menbrane. Met ONPQR. werd aan gewesen de vijfde Menbrane. Met PTV. werd aan gewesen de sesde Menbrane. Met PWXIJ werd aan gewesen de sevende Menbrane. Met Wabcd. werd aan gewesen de agste Menbrane. Soo dat den Darm, soo veel wij hier hebben konnen aan wijsen, sijn dikteGa naar voetnoot65 bestaat, uijt agt op een leggende vliesen, ofte MenbranenGa naar voetnoot66. | |||
Ga naar margenoot+Now I also had standing before a magnifying glass a small piece of the said intestine which I had split as well as I could, in order that one might designate the superposed membranes which constituted the thickness of the intestine. Ga naar margenoot+Fig. 4. By ABCDEMPWabcdXIJROL is designated only a small piece of the intestine, in order that it should not take up too much paper, and in which no parts are designated and which only serves to designate the membranes, except that in a small part thereof the draughtsman should illustrate the blood that has been expelled from its vessels lying beneath the uppermost membrane, as designated here in the said figure by ABCDEFGH, which is a small part of the circumference of the membrane, where in that small part the blood has been expelled from its small vessels and lies there in a coagulated state. Now as to the uppermost membrane, which is uncommonly thin and almost hasGa naar margenoot+ the same structure as is designated in Fig. 2. Ga naar margenoot+In the said Fig. 4 by AGFIKL is designated the third membrane. By LKIMNO is designated the fourth membrane. By ONPQR is designated the fifth membrane. By PTV is designated the sixth membrane. By PWXIJ is designated the seventh membrane. By Wabcd is designated the eighth membrane. Thus the thickness of the intestine, in so far as we have been able to designate it here, consists of eight superposed pellicles or membranesGa naar voetnoot18. | |||
Ga naar margenoot+Nu hadde ik tussen twee vande geseijde Menbrane, sien leggen striemen, sonder datter eenige takjens van afgingen, en wanneer ik mijne beschouwingenGa naar voetnoot67 vervolgden, soo quamen mij int gesigt, eenige striemtjens, leggende digt bij den anderenGa naar voetnoot7, die van andere deelen soo als het mij toe scheen waren afgeschuurtGa naar voetnoot68, ende een weijnig ter sijden af lag een diergelijk deeltje, het welke ik den Teijkenaar door het Vergroot glas,Ga naar margenoot+ voor de oogen stellende, liet af teijkenen als hier met fig: 5. ABCDE. werd vertoontGa naar voetnoot69. Dog wanneer ik mijne beschouwinge vervolgden, en diergelijke ontmoetinge mij seer weijnig voor quamen, soo nam ik in gedagten, dat die inkrimpingen maar bij gevalGa naar voetnoot70 gemaakt waren. Ik hebbe ook waar genomen, dat ontrent de Bloetvaaten, die ik geseijt hebbe dat onder de buijtenste Menbrane, als opgeslooten leggen, seer veel Vet deelen lagen, waar uijt ik een besluijt maakte, dat de Vrouw waar van de Darm was, vrij vetGa naar voetnoot71 hadde geweest. Ga naar margenoot+Ik hebbe eenige weijnige vet deelen laten afteijkenen, alleen om aan te wijsen, inGa naar margenoot+ wat breete de vet deelen, aldernaast een Bloet-ader lagen, als hier met fig: 6. FGHI. tussen FG. ofte IH. werd aangewesenGa naar voetnoot72. Als wij nu de over groote Bloetstortinge buijten de vaaten door het Vergroot-glas als voor onse Oogen sien, soo mogen wij wel in gedagten nemen, dat bij een groote ontstentenisseGa naar voetnoot73, het sij door verschrikkingeGa naar voetnoota, ofte schielijke over gekome leetGa naar voetnoot74, het Bloet mede wel buijten sijn vaaten kan werden gestooten, waar uijt wij dan wel een besluijt soude mogen nemenGa naar voetnoot75, dat in soo danigen geval, het Ader laten hoog noodig is, om het Bloet inde Bloet-aderen, een ruijmte te geven, op dat door sulk doen, het uijt gestorte Bloet weder sijn loop mag bekomenGa naar voetnoot76. Soo nu de Alwijsheijt, de Bloet-vaaten, die in ons bloote oog, voor een gedeelte, als naaktGa naar voetnoot77 op de darmen schijnen te leggen, niet met een seer dunne, seer vaste Menbrane hadde bedekt, soo soude het Bloet, als hier vooren is geseijt, uijt de Aderen gestooten werdende, inde holligheijt vande Buijk loopen, ende aldaar een gedeelte bij den anderen leggendeGa naar voetnoot78, een verrottinge te weeg brengen, ende de Doot daar op volgen, daarGa naar voetnoot79 het nu op de Darmen, en andere plaatsen, met kleijne deelen blijvende leggen, wel weder kan ontdaan werdenGa naar voetnoot80, en soo sulks niet en geschiet, is het niet een siekte, de DootGa naar voetnoot81 kan veroorsaaken. Dog vergeeft het mij, dat ik mij dus verre buijten mijn leest uijt laat. | |||
Ga naar margenoot+Now between two of the said membranes I had seen little fibres without any twigs branching off therefrom, and when I continued my observations, I caught sight of some small fibres lying close together, which seemed to have been torn off from other parts, and somewhat aside there was such a particle, which I showed the draughtsmanGa naar margenoot+ through the magnifying glass and ordered him to draw as is shown here in Fig. 5 by ABCDEGa naar voetnoot19. But when I continued my observations and I met very seldom with such sights, I considered that those contractions were only made accidentally. I also observed that near the blood-vessels which I said lay as it were enclosed beneath the outermost membrane there were very many fat particles, from which I concluded that the woman whose intestine it was had been very fat. Ga naar margenoot+I ordered a few fat particles to be drawn, only in order to designate in whatGa naar margenoot+ breadth the fat particles lay nearest a blood vein, as is designated here in Fig. 6, FGHI between F and G or I and HGa naar voetnoot20. If we now see the very great blood flow outside the vessels through the magnifying glass as it were before our eyes, we may consider that in case of great consternation, due either to fright or sudden pain, the blood may also be expelled out of its vessels, from which we might then conclude that in such a case bleeding is very necessary to give the blood in the veins room, in order that thus the outflowing blood may resume its course again. Now if the All-wise had not covered the blood-vessels, which to our naked eye appear to lie partly as it were naked in the intestines, with a very thin, but very firm membrane, the blood, as said before, being expelled from the veins, would flow into the cavity of the belly and, if a certain quantity were collected there, would cause putrefaction, and death would result, while now, remaining on the intestines and in other places in small amounts, it may be dissolved again, and if this does not happen, may cause, if not an illness, death. But forgive me that I am speaking so far outside my trade. | |||
Ik neme ook de vrijheijt, twee bladerkens van het hier vooren verhaalde dispuit UE. Hoog Edele Heeren toe te senden, op dat men soude konnen sien, hoe de afbeelsels van het maaksel vande Menbrane, daar vertoont werden. Ik sal afbreeken, ende onder des blijvenGa naar voetnoot82, Hare
Hoog Edele Heeren Onderdanige Dienaar.
| |||
I also take the liberty to send you, Very Noble Sirs, two pages of the above-mentioned dispute, in order that it can be seen how the illustrations of the structure of the membrane are shown there. I will stop now, and remain meanwhileGa naar voetnoot21,
Very Noble Sirs, your obedient servant,
|
|