Alle de brieven. Deel 8: 1688-1692
(1967)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||||
Inhoud:Bloedcirculatie in de capillairen in de lel van een haan en in de oren van jonge konijnen, doch beide voorwerpen zijn te dik voor een goede waarneming. Bij het uittrekken van een haar worden bloedvaten gekwetst. Volgens velen veroorzaakt ‘fermentatie’ het optreden van luchtbellen in het bloed, maar L. heeft nimmer luchtbellen in het bloed waargenomen. L. kan geen bloedcirculatie waarnemen in de vlieghuid van jonge vleermuizen of in de zwemvliezen van jonge eenden. L. ontkent de bewering dat de melkvaten (chylvaten) openingen in de darm bezitten, was dit het geval, dan zouden door die openingen deeltjes uit de darm worden opgenomen, die via het hart de bloedcapillairen zouden verstoppen. Blauwachtige deeltjes uit de wond zijn mogelijk stukjes pees. | ||||||||
Opmerking:Deze brief is niet opgenomen in de Philosophical Transactions. | ||||||||
Letter 116 [68]
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:Circulation of blood in the capillaries in the wattle of a cock and in the ears of young rabbits, but both objects are too thick for right observation. In pulling out a hair blood-vessels are hurt. According to many, ‘fermentation’ causes the formation of air-bubbles in the blood, but L. has never observed air-bubbles in the blood. L. is not able to perceive circulation of blood in the wing-membrane of young bats or in the webs of young ducks. L. denies the statement that the chyle vessels are fitted with openings in the intestines, should this be so, particles would be taken in from the intestines through these openings, which via the heart would plug the capillaries. Bluish particles from a wound are probably small parts of a tendon. | ||||||||
Remark:This letter has not been inserted in the Philosophical Transactions. | ||||||||
Delf in Holland den 27e Novmb. 1691Ga naar voetnoot1)
Hoogh Edele Heeren.
Mijn Heeren die vande Coninkl. Societeit.
Den Eerwaardigen en Hoogh Geleerden Heer Doctor William StanleyGa naar voetnoot2), schrijft mij uijt Whitehall vanden 11/21. Septemb. 1691.Ga naar voetnoot3) dat UE. Hoogh Ed: begeeren was, dat Haren dienst aan mij soude gepresenteert werdenGa naar voetnoot4). Ik blijve over die beleeftheden ten hoogsten verpligt, en wensche bequaamheijt om Hare Hoogh Edele te konnen dienen. EnGa naar voetnoot5) moet tot Hare Hoogh Ed: seggen, dat ik uijt alle de observatien die ik hebbe gedaan, soo ontrent de kik-vors, Visschen, en Vleer-muijs, waar in ik mij de loop ofte circulatie van het bloet seer naaktGa naar voetnoot6) hebbe voor de oogen gestelt; beelde ik mij sekerlijk inGa naar voetnoot7), dat de circulatie van het bloet, in alle DierenGa naar voetnoot8), op eenderleij wijse wiert te weeg gebragt. Dog ik hebbe egterGa naar voetnoot9) mijne observatien gecontinueert, omme was het mogelijk, in andere dieren den ommeloop van het bloet mede te ontdekken. Maar het is mij doorgaans ge- | ||||||||
Delf in Holland, 27th November, 1691Ga naar voetnoot1)
Very Noble Sirs.
Gentlemen of the Royal Society.
The Very Reverend and Most Learned Doctor William StanleyGa naar voetnoot2) writes to me from Whitehall on the 11/21. September. 1691.Ga naar voetnoot3) that Your Honours wish Their services to be presented to meGa naar voetnoot4). I remain extremely obliged for these complaisances, and only wish to have the ability to serve Your Honours. AndGa naar voetnoot5) I must tell Your Honours that, from all the observations which I have made, both in the frog, Fishes, and Bat, wherein I have very clearly put the course or circulation of the blood before my eyes, I have formed the positive conviction that the circulation of the blood, in all AnimalsGa naar voetnoot6), is caused in one and the same way. But I have nevertheless continued my observations, in order, if possible, to discover the circulation of the blood also in other animals. But I have generally failed in this, | ||||||||
mistGa naar voetnoot10), alleen, om dat de deelen vande Lighamen die ik quam te observeren, te dik waren. Onder welke Dieren ook was een Haan,Ga naar margenoot+ ontrent volwassen. Desen Haan om wonde ik uijt geseijtGa naar voetnoot11) sijn hooft, met een lindeGa naar voetnoot12) doek, op dat deselve stil soude leggen, doe observeerde ik de kam vande Haan, dog konde geen loop van het bloet gewaar werden. Hier op resolveerde ik de roode lellen, die onder aan het hooft hangen, te besien, inde welke ik een onbedenkelijkeGa naar voetnoot13) menigte van bloed-vaaten sag, loopende door deselvige het bloet; onder dese groote menigte van bloet-vaaten, sag ik rGa naar voetnoot14) die soo dun waren, dat veele van soo danige dunne vaaten te samen genomen, geen hair van ons hooft dikteGa naar voetnoot15) konde uijt maken. Maar het was mij onmogelijk, dat ik de vaaten waar in de ommeloopGa naar voetnoot16) van het bloet geschiede konde bekennen, om dat de over groote menigte van bloet-vaaten over en door malkanderen liepen; Want alle de roodigheijt die wij aan de kamGa naar voetnoot17) komen te sien, is alleen door de overgroote menigte van bloed-vaaten, die aan de buijte kant vande kam en lellen leggen, welke alleen met een dunne doorschijnende menbrane overtrokken sijnGa naar voetnoot18). Na desen heb ik op bijsondereGa naar voetnoot19) tijden jonge witte konijnen genomen, welkersGa naar voetnoot20) ooren ik voor het vergroot glas hebbe gestelt. Dog wat devoirGa naar voetnoot21) door mij aan gewent wierde, konde ik niet verder komen, als dat ik het bloet met groote snelte door de Arterien en Venae, sag loopen. Als ik op de uijterste eijnde vande ooren, de korste hairkensGa naar voetnoot22), waar mede die plaats der ooren beset was, uijt trok, om dat mij deselvige int beschouwen hinderde, soo vernamGa naar voetnoot23) ik, dat met het uijt- | ||||||||
merely because the parts of the Bodies which I came to examine, were too thick. Among which Animals there was also a Cockerel,Ga naar margenoot+ about full-grown. This Cockerel I wound round, with the exception of its head, with a linen cloth, in order that the same might lie still; I then examined the comb of the Cockerel, but I could not perceive any course of the blood. I thereupon decided to examine the red wattles that hang underneath the head, in which I saw an inconceivable number of blood-vessels, with the blood running through the same; among this large multitude of blood-vessels I saw some which were so thin that many of such thin vessels, taken together, could not amount to the thickness of a hair of our headGa naar voetnoot7). But it was impossible for me to recognize the vessels in which the courseGa naar voetnoot8) of the blood was taking place, because the vast multitude of blood-vessels were running one over or across another; For all the redness that we see on the combGa naar voetnoot9) is caused only by the great multitude of blood-vessels, which lie on the outside of the comb and wattles, which are only covered with a thin transparent membraneGa naar voetnoot10). After this I have at different times taken young white rabbits, whose ears I placed before the magnifying glass. But however much trouble I took, I could not get any further than to see the blood running at great speed through the Arteries and Veins. When I pulled out, as the extremity of the ears, the tiny short hairs with which the ears are covered at that place, because the same hindered me in my examination, I perceived that, as each tiny hair | ||||||||
trekken van ijder hairkeGa naar voetnoot24) verscheijde bloet-vaatgens wierden verbrooken, of gequest, waar door dan het bloet uijt de vaatgens gestort wierd. Ga naar margenoot+Uijt de verhaalde uijttrekkinge der hairtgens op de ooren van het Conijn, quam mij indagtig, hoe dat, als ikGa naar voetnoot25) voor desen hairkens op het buijtenste, ofte op de rugge van mijn hand, uijttrekkende gesien hadde, dat de huijt op de plaats daar het hair uijt getrokken was, in roodigheijt uijt stak: waar uijt ik nu een besluijt make, dat wij geen hairke, dat in sijn volkome wasdom staat, uijt ons lighaam konnen trekken, of wij quetsen daar door bloet-vaatgens, ja selfs soo verre, dat het bloet uijt de selvige werd gestortGa naar voetnoot26). En alsoo ik veel maal aan Hooge Illustre Persoonen, en seer geleerde Heeren, die mij de eer aan gedaan hebben van te komen besoeken, de circulatie van het bloet heb vertoont, en dan wel de meeste ben, die het gesigt daar van heeft gehadGa naar voetnoot27), om dat ik het Dier dat de nieuwsgierige beschouwen sal, eerst op sijn behoorlijke distantieGa naar voetnoot28) stelle, behalven dat ik veel maal uijt eijge speculatie en vermaakGa naar voetnoot29) hebbe gesien, soo heb ik seer veel mijn gedagten op de lugt laten gaan, die veel Medicijns en Chirurgijns seggen dat ik het bloet is, en nog bij hevigheijtGa naar voetnoot30), of groote koortsen enz: kan vermeerdertGa naar voetnoot31) werden; de welke sij een fermentatie noemen, en vast stellen dat vervolgens der selver vaaten, tot geen meer als gemene op swellinge en konnen | ||||||||
was pulled out, several small blood-vessels were broken, or damaged, which then caused the blood to be poured from the vessels. Ga naar margenoot+From the said pulling-out of the tiny hairs on the ears of the Rabbit, I was reminded that, when I had previously pulled out small hairs on the outside or the back of my hand, I had noticed that the skin, at the place where the hair had been pulled out, became very red: from which I concluded that we cannot pull even a tiny hair, which is fully grown, out of our body, but we shall damage blood-vessels there; nay, even to the point of the blood being poured out of the sameGa naar voetnoot11). And since I have many times shown the circulation of the blood to Highly-placed Illustrious Persons, and very learned Gentlemen, who paid me the honour to visit me, I then was the one who had the clearest view of the matter, because I had first placed the Animal, which the curious person was to examine, at its proper distance - apart from the fact that I have often watched it for my own purposes and amusementGa naar voetnoot12), I have frequently let my thoughts dwell on the air, which many Physicians and Surgeons say is present in the blood and which, in violent emotions or high fevers, etc., may further increase in quantity, which they call a fermentation, saying that, after this, the same blood-vessels cannot be made to swell up more than | ||||||||
gebragt werden, als door fermentatie of gistinge, en alsoo geen fermentatie of gistinge en werd te weeg gebragt, dan door het maken van lugt bellenGa naar voetnoot32). En al hoe wel ik wel weet dat ik daar over hebbe geschreven, en wel expresselijkGa naar voetnoot33) ontkent en wederleijt. SooGa naar voetnoot34) hebbe ik egterGa naar voetnoot9) in veele van mijne observatien seer naeuwkuerig agt genomen, om teGa naar margenoot+ sien, of inde bloet-vaaten geen lugt was te sien. Want indien van ja, soo souden sij mij de een of de andere tijd wel te voorschijn sijn gekomen. Want soo daar een lugt belletge in een vande kleijne bloetvaaten, waar in het bloet circuleert hadde geweest, op die tijd als die vaaten voor het gesigt stonden, schoonGa naar voetnoot35) het selvige een milioen kleijnder hadde geweest als een sandGa naar voetnoot36), ik twijffel niet, of ik soude het selvige ontdekt hebben, eens deels om dat soo danigen lugt belletge in helderigheijt boven de deeltgens bloet, die het selvige root maken, soude uijt gesteken hebben. Ten anderen soo maar een belletge lugt, in een kleijn bloet-vaatge te vinden was, daar souden buijten alle twijffel, veele belletgens in grooter vaaten bij den anderenGa naar voetnoot37) sijn, en dese lugt belletgens malkanderen maar rakende, souden te samen stremmenGa naar voetnoot38), ende die grooter bolletgens lugt gestooten werdende, inde alderdunste arterien, daar de circulatieGa naar voetnoot16) geschiet, soo soude soo een lugt belletge, niet sijn ronte konnen behouden, maar boven gemeen in lengte uijt setten, het welke dan nog klaarder soude te bekennen sijn. | ||||||||
normally except by fermentation, so that no fermentation is caused except by the production of air-bubblesGa naar voetnoot13). And although I know very well that I have written about this, and have emphatically denied and refuted it, I have nevertheless takenGa naar margenoot+ very great care in many of my examinations to find out whether air might not be seen in the blood-vessels. For if so, it would surely have been noticed by me at some time or another. For if a single air-bubble had been present in one of the tiny blood-vessels in which the blood circulates, at the time when these vessels were before my eyes, even if the same had been a million times smaller than a grain of sandGa naar voetnoot14), I do not doubt that I would have discovered the same; for one thing because such an air-bubble would have been superior in brightness to the particles of blood that make the blood red. For another thing, if just one air-bubble could be found in a tiny blood-vessel, then without the slightest doubt many bubbles would be together in larger vessels, and the moment these air-bubbles just touched one another they would unite, and as these larger bubbles of air were impelled into the very thinnest arteries, in which the course of the bloodGa naar voetnoot8) takes place, then such an air-bubble could not retain its roundness, but would extend uncommonly in length, and would then be still more clearly recognizable. | ||||||||
Ik hebbe ook alsdoen geseijt, dat alle vogtige stoffe warm werdende, sig na proportie vande warmte uijt setten of vergrooten. Het bloet nu inde vaaten een meer als gemeneGa naar voetnoot39) hitte ontfangende, moeten de bloet-vaaten in dikte op swellenGa naar voetnoot32). En weder ter contrarie hoe kouder het bloet is, (soo maar door al te groote koude het in desselfs loop niet verhindert werd) hoe dunder de bloetvaaten moeten sijn. Om mijn selven en anderen hier in verder te voldoenGa naar voetnoot40), heb ik gedagt mij voor de oogen te stellen, water kout sijnde hoe veel plaatsGa naar margenoot+ het beslaatGa naar voetnoot41), en hoe veel het toe neemt, als het heet is. Ik heb dan water genomen, en soo naeuwkuerig agt geslagen als het mij doenlijk was, wat plaats het besloeg wanneer het kout was, en het selvige soo verre in hitte laten toe nemen, tot dat het soo heet was geworden, dat ik beswaarlijk mijn vinger daar in konde houden; op welke tijd ik sag, dat het water sig soo verre hadde uijt geset, dat het een sevenenveertigste deel in groote was toe genomenGa naar voetnoot42). Vorders liet ik het water in soo een hitte toe nemen, dat het kookent water gelijk was: als wanneer ik sag, dat het nog een twee ensestigste deel in groote hadde toe genomenGa naar voetnoot43). Ga naar margenoot+Ik ben ook begerig geweest, om een jonge Vleer-muijs te hebben, met die gedagten, dat ik inde klaeuwen vande selvige, de circulatie van het bloet s[o]ud[e]Ga naar voetnoot44) komen te sien, dog wat devoirenGa naar voetnoot21) ik aan wende, soo heb ik niet verder konnen komen, als dat ik de loop van het bloet soo inde Arterien en Venae hebbe sien loopen ende dat in soo danige dunne vaaten dat maar een enkel deeltgeGa naar voetnoot45) bloet (van die geene die het root maken) konnenGa naar voetnoot46) door gaan, en als ik soo danigen bloe[t]-vat, tegen een dik hair met het oog was afmetende, | ||||||||
As I also stated at the time, all liquid substances, on getting hot, expand or enlarge in proportion to the degree of heat. Now when the blood in the vessels receive a more than normal heat, the blood-vessels must expand in thicknessGa naar voetnoot13). And again, on the contrary, the colder the blood is (so long as, through excessive cold, it is not obstructed in its course) the thinner the blood-vessels must be. In order to satisfy myself and others further on this point, IGa naar margenoot+ thought I would try to discover how much space water occupies when it is cold, and how much it increases when it is hot. I then took some water, and noted as accurately as it was possible to me, how much space it occupied while it was cold, and made the same increase so far in heat, until it had become so hot that I could hardly hold my finger in it; at which moment I saw that the water had so far expanded that it had increased one-forty-seventh part in volumeGa naar voetnoot15). I further made the water so much increase in heat that it was like boiling water: when I saw that it had increased one sixty-second part in volumeGa naar voetnoot16). Ga naar margenoot+I have also been desirous to have a young Bat; with this idea, that I might come to see the circulation of the blood in the claws of the same; but however much trouble I took, I could not get any further than to see the course of the blood both in the Arteries and Veins; and this in such thin vessels that only a single particle of blood (of those that make the blood red) could pass through; and when I measured such a blood-vessel, by eyesight, against a thick hair, and | ||||||||
ende mijne proportie, wegens desselfs dunte, op het papier stelde, soo most ik seggen, dat dese dunne bloet-vaaten, die ik inde klaeuwen, en ook inde wieken vande Vleer-muijs quam te sien, wel veertien hondert maal dunner waren dan een dik hair van mijn baartGa naar voetnoot47). Ook heb ik tot mij laten brengen jonge Eenden, soo als die eerstGa naar voetnoot48) uijt de eijeren quamen. Dog ik hebbe alleen maar de loop soo in Arterien als Ven[ae] konnen sien. Ik kan niet na laten hier bij te voegen, dat eenige tijd geleden twee Medicijns tot mij seijden, dat seker Hoog Leeraar inde Anatomie, haar getoont hadde dat de Melk-vaatenGa naar voetnoot49) met der selver eijndenGa naar voetnoot50), ofte opening, inde holligheijt vande darmen quamen, en om dat selvige haar naaktGa naar voetnoot6) voor de oogen te stellen, hadde hij Hoogh Leeraar een Varkens hair gebragt in een Melk-vat, welk VarkenshairGa naar voetnoot51) tot inde holligheijt vande darm dede uijt komenGa naar voetnoot52). Ga naar margenoot+ Ik ontkende wel expresselijkGa naar voetnoot33), dat de melk-vaaten soo danige opening hadden, waar door een Varkens-hair konde gaan. En dat wanneer hij Hoogh Leeraar sulks te wege bragt, dat het niet konde geschieden, dan met het ontstukken stooten, of door booren vande rokGa naar voetnoot53) of menbrane van soo danigen melk-vat, ende dat hij soo doende, haar alle, en die het aan namen onwetende quam te misleijden. Want laten wij eens stellen dat het waar was, dat de Melkvaaten soo danige openheden hadden, die inde holligheden vande darmen quamen, en van die wijte waren, dat men een grof varkens hair daar door konde brengen, en dat soo een hair sijn diameter soo groot was, dat het een sestigste deel van een duijm bereijkte: dit soo sijnde, soo moeten wij seggen, dat ons meeste sand van ons land, haar axe niet alleen soo groot enGa naar voetnoot54) is, als den diameter van een Varkens hair, maar dat twee en drie axen van sanden te samen, | ||||||||
noted my proportions, in view of its thinness, down on paper, I must say that these thin blood-vessels which I perceived in the claws, and also in the wings of the Bat, were quite fourteen hundred times thinner than a thick hair of my beardGa naar voetnoot17). I have also had young Ducklings sent to me, just as they had come out of the eggs. But I have only been able to see the course both in the Arteries and in the Veins. I cannot neglect to add to this that, some time ago, two Medical men told me that a certain Professor of Anatomy had shown them that the Milk-vesselsGa naar voetnoot18) came with their ends or opening into the cavity of the intestines, and in order to put this clearly before their eyes, the Professor had introduced a Pig's hair into a Milk-vessel, which Pig's hair he made come out as far as the cavity of the intestineGa naar voetnoot19). Ga naar margenoot+I denied quite emphatically that the milk-vessels had such an opening through which a Pig's hair could go. And that, if he, Professor, did cause this to happen, it would not be possible except by breaking up or piercing through the membrane of such a milk-vessel, and that, in so doing, he would unwittingly be misleading all those who accepted it. For let us assume that it were true that the Milk-vessels had such openings that came into the cavities of the intestines, and were of such width that one could push a coarse pig's hair through, and that such a hair's diameter was so great that it reached one-sixtieth part of an inch: this being so, we must say that not only is the axis of most | ||||||||
maar de lengte van den diameterGa naar voetnoot55) van een varkens-hair konden uijt makenGa naar voetnoot56). Wij weten dat onse beesten als Paarden, koeijen, schapen enz: inde weijden, en voornamentlijk als het gras kort is, veele sanden onder het voetsel doorGa naar voetnoot57) swelgen. Ja dat wij selfs onder ons broot ist geen sand, het sijn kleijne stukjens vande steenen, waar mede het koorn gebrooken werd, vande steenen af gaanGa naar voetnoot58), en onder het meel vermengt werden, welke quantiteit van steen, in het meel wel soo veel sijn, dat wij die gewaar werden, en voornamentlijk, als de steenen eerstGa naar voetnoot58) gebilt ofte gescharptGa naar voetnoot59) sijn, dat wij de deelen vande steenen tusschen onse tanden, int verbrijselen van het broot gewaar werden. Dese kleijne sanden nu, die maar een agste, en andere een sevenentwintigste deel, en andere nog kleijnder, van groote sijn, als de holligheden vande Melk[-vaat]en (als deselvige als hier boven is geseijt, haar openheden soo groot souden sijn) souden sonder eenige hinder met ende beneffens de Chijl uit de darmen inde Melk-vaaten gestort werden: ende alsoo vervolgens door de gemene passagiensGa naar voetnoot60), tot in het Hert gestort werden. Soo deselve sanden niet om haar swaarte int Hert bleven leggen, maar dat deselvige weder uijt het Hert inde Arterien wierde gestooten, en gekomen sijnde in soo danige dunne arterien, daar maar weijnig of een globule bloet te gelijk konnen passeren, soo soude in sulken geval, de sanden niet alleen grooten pijn, en versweringe in der tijdGa naar voetnoot61) te weege brengen; maar ik beeld mij ook in dat sulks de doot soude veroorsaaken: en wel voornamentlijk als soo danige verstoppinge ontrent de binnenste of eelste partijen quam te geschieden. Want men moet weten, dat een der kleijnste sanden, die ik hier voor heb aan gehaalt, eenige duijsent maal | ||||||||
of the sand of our country not as large as the diameter of a Pig's hair, but that two or three axes of sands together can only make up the length of the diameter of one pig's hairGa naar voetnoot20). We know that our animals, as Horses, cows, sheep, etc: in the pastures, and especially when the grass is short, swallow many grains of sand together with the food. Nay, that even we ourselves may find in our bread, if not sand, tiny pieces of the millstones with which the corn was ground, and that have come away from the stones and have got mixed up with the flour; which quantity of stone in the flour may well be so much that we become aware of it, and especially, if the stones have just been dressed or sharpened, that we become aware of the parts of the stones between our teeth, while chewing the bread. Now these tiny sands, which are one-eighth, and others one-twenty-seventh part, and others still smaller, of the size of the cavities of the Milk-vessels (if the same, as stated above, should have openings as big as that), would be poured without any hindrance with, and in addition to, the Chyle from the intestines into the Milk-vessels: And so further through the common passagesGa naar voetnoot21), be poured as far as the Heart. If the same sands did not, because of their weight, remain lying in the Heart, but if the same were propelled again out of the Heart into the Arteries, and having got into such thin arteries through which only one, or a few, globules of blood could pass at a time, then in such a case the sands would in the course of time cause not only great pain and ulcers; but I also imagine that this would cause death: and that especially if such an obstruction were to happen around the inmost or vital parts. For one should know that one of the very smallest sands, to which I referred heretofore, is a few thou- | ||||||||
grooterGa naar voetnoot62) is, dan een globule van ons bloet die het selvige root maken. Ja niet alleen dat kleijne sanden, tot inde arterien souden gevoert werden, maar ook kleijne verbrijselde deeltgens van onse spijs, waar van eenige seer hard sijn, en niet ligt konnen ontdaanGa naar voetnoot63) werden, als de schors van Taruw, of Rogge, die wij semelen noemen, de schors van erwten en boonen, de schors van garnaatGa naar voetnoot64) Castanjen enz: In somma ik kan niet begrijpen hoe dat men soo verre kan komen, dat men de voorverhaalde hoe grootheijtGa naar voetnoot65) vande melk-vaaten kan in beelden, ik laat staan, dat men die soude durven als voor de oogen stellen, daar ons doorgaans het ter contrarie is blijkendeGa naar voetnoot66). Want soo wij vast stellenGa naar voetnoot67), datter een soo grooten of wijden melk-vat, inde holligheijt van de darmen open leijt; soo moet volgen, dat in korte spatieGa naar voetnoot68) wel duijsent andere vaaten moeten leggen, en dit dan soo wesende, soo souden wij, als wij, een gesepareerden darmGa naar voetnoot69) gevolt hadden met water, en die dan quam te drukken, het water op seer veel plaatsen te gelijk als dunne sprinkaderkensGa naar voetnoot70) van water sien uijt vlieten. En dit soo sijnde, soo blijf ik bij mijn voorgaande gevoelen, namentlijk, dat alle de vaaten het sij Melk, Bloet, of water-vaaten, geen andere opening en hebben, als dat door der selver rokkenGa naar voetnoot53) of menbranen, de dunsteGa naar voetnoot71) stoffe, die tot voetsel vande lighamen sal verstrekken, als door gestooten werd, of door sijpelt, en dat die passagiens soo eng, of naeuw sijn, dat wanneer een grof sand, gedivideert was, in duijsent milioenen van deelen, en ijder van soo een kleijn deeltge weder gedivideert was in eenige duijsenden van deelenGa naar voetnoot72), dat het nog niet soude konnen passeren, door de rokkenGa naar voetnoot53) of menbranen vande hier | ||||||||
sand times largerGa naar voetnoot22) than a globule of our blood which makes the same red. Nay, not only that tiny sands would be carried into the arteries, but also small crunched particles of our food, some of which are very hard, and cannot easily be dissolved, such as the rind of Wheat or Rye, which we call bran, the rind of peas and beans, the shell of the shrimp, of the Chestnut, etc. To sum up, I cannot understand how one can go so far as to imagine the above mentioned dimension of the milk-vessels, let alone how one could dare to put it before our eyes, since the contrary is invariably obvious. For if we assume that so large or wide a milk-vessel lies open in the cavity of the intestines, then it must follow that, in a small space, there must lie quite a thousand other vessels; and this being so, we should, if we had filled a separate intestineGa naar voetnoot23) with water, and then pressed it, see the water squirt out in many places at once like tiny thin fountains. And this being so, I adhere to my former feelings, namely, that all vessels, whether Milk, Blood, or water-vessels, have no other opening except that, through the membranes or pellicles of the same, the thinnest substances that are to supply the nourishment of the bodies, are, as it were driven or percolate through, and that these passages are so fine, or narrow, that if a coarse grain of sand were divided into a thousand million parts, and each of these tiny particles were again divided into some thousands of partsGa naar voetnoot24), it could still not pass | ||||||||
vooren geseijde vaaten, en dat soo het anderGa naar voetnoot73) waar geen Dieren souden konnen bestaan. Seker Geneesmeester stelde mij eenige tijd geleden ter hand, een papierke waar in lagen eenige weijnige ronde stukjens, sijnde heldere blaeuwe en doorschijnende lange dunne deeltgens, ontrent de dikte van een grof Verkens hairGa naar voetnoot56), en ontrent een agste deel van eenGa naar margenoot+ duijmbreet lang, dese deeltgens reijkte hij mij toe als wat bijsonders, met bij voeginge dat hem die gegeven waren van een Heer buijten onse stad woonende, en versogt mij dat ik die wilde examineren wat stoffe dat het was, met verder bij voeginge, dat ik deselvige seer naeuwGa naar voetnoot74) moete bewaren, waar op ik die niet wilde aan nemen. Seggende tegens den Heelmeester, dat ik die niet en wilde onder soeken, of ik most na mijn wel gevallen, daar mede levenGa naar voetnoot75), en selfs die ontstukken breken. Hier op wierde ik versogt, dat ik deselve bij mij soude houden, en dat men mij binnen weijnig dagen bescheijt soude seggen. Nader hand quam de Heelmeester tot mij seggen, dat ik daar mede mogt handelen na mijn wel behagen. Ik onderstondGa naar voetnoot76) op die tijd soo veel dat die uijt een wonde waren voort gekomen. Ik leijde twee vande selvige in schoon water, met die insigteGa naar voetnoot77), dat bij aldien het geen been, maar eenig ander deel van het Lighaam van een Mensch was, dat die int water eenige sagtigheijt soude bekomen, ende dat ik dus te gemakkelijker het wesen soude bekennenGa naar voetnoot78). Na dat het eenige weijnige tijd indGa naar voetnoot79) water hadde gelegen, neem ik de selvige daar uijt, en ik spouwGa naar voetnoot80) dese heldere ronde blaeuwe deeltgens die men het bloote oog te beschouwen, wel voor kleijne stukjens glas soude aan gesien hebben, open, en ik breng die voor het vergroot glas, en ik stelde aan stonts vast, dat het stukjens vande tendo van een muscul waren, die haar helder blaeuwheijt bleven be- | ||||||||
through the membranes or pellicles of the aforesaid vessels, and that, if it were otherwise, no Animals could exist. Some time ago a certain Physician handed me a small piece of paper in which lay a few round pieces, being clear blue and transparent long thin particles, about the thickness of a coarse Pig's hairGa naar voetnoot20),Ga naar margenoot+ and about as long as an eighth part of the width of a thumb; these particles he handed me as being something extraordinary, adding that they had been given him by a Gentleman who lived outside our City, and he requested me to examine what sort of substance it was, and further adding that I was to preserve the same with the greatest care; whereupon I refused to accept them. Saying to the Physician that I did not wish to examine them unless I could deal with them as I thought fit, and even break them up. I was thereupon asked to keep them with me, and told that I would hear about it in a few days. Later on the Physician came to tell me that I might deal with the matter just as I desired. By that time I understood that these pieces had come out of a wound. I laid two of the same in clean water, with the intention that, if it were not bone, but some other part of a human Body, it would become a little softer in the water, so that I might more easily ascertain its nature. After it had lain some little time in the water, I took it out, and I split open these bright round, blue particles, which, looking at them with the naked eye, one might well take for small pieces of glass; and I brought them before the magnifying glass, and I concluded at once that they were pieces of the tendon of a muscle, which had kept their clear blue colour, in so far as they had a little thickness; | ||||||||
houden, soo verre, die een weijnig dikte hadden; maar daarGa naar voetnoot81) ik de seer dunne draatagtige deelen, waar uijt de tendo bestaanGa naar voetnoot82), seer dun voor het gesigt bragt, daar vertoonden die niet als doorschijnende deeltgens sonder dat men eenige blaeuwheijt daar aan konde bekennenGa naar voetnoot83). Ik gaf de rest vande deeltgens weder aan de Geneesmeester, en ik seijde het geene ik ondervondenGa naar voetnoot84) hadde, en wie weet of men van deese deeltgens niet eenig vreemt gevoelen hadde, namentlijk, van betoveringe daar den slegtenGa naar voetnoot85) en een voudigen man de mont vol van heeft, gelijk men de Werelt heeftGa naar voetnoot86) willen wijs maken, datter stukken van naaldens uijt een wonde sijn gehaalt. Af brekende blijve na presentatie van mijn onderdanige dienstGa naar voetnoot87)
Hoogh Edele Heeren.
Hare Hoogh Edele alderonderdanigste Dienaar.
Antoni van Leeuwenhoek. | ||||||||
but where I brought the very thin threadlike parts, of which the tendon consists, very thinly before my sight, they appeared merely as transparent particles, without my being able to perceive any blueness on themGa naar voetnoot25). I gave the rest of the particles back to the Physician, and told him what I had found; and who knows if people did not have some strange feeling about these particles, namely of some magic, about which the simple and ignorant person is always talking, just as people have tried to make the World believe that pieces of needles have been removed from a wound. Breaking off here, I will remain, after presenting my humble services,Ga naar voetnoot26)
Very Noble Sirs.
Your Honours' most humble Servant.
Antoni van Leeuwenhoek. |
|