Alle de brieven. Deel 15: 1704-1707
(1999)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 250
| |||
Gepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Beschrijving van epidermiscellen, een deel van het vaatbundelsystem, oxalaatkristallen, spiraalvaten en slijmcellen van het blad van een Aloe-soort. Waarneming van verkleuring van het sap van de Aloe. Beschrijving van gekleurde cellen in de bloedzuring. | |||
Figuren:Ga naar margenoot+Op twee afzonderlijke bladen zijn respectievelijk de fig. 1-6 en 7A-13 bijeengebracht. | |||
Opmerkingen:Een eigentijdse, onvolledige Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2032, Early Letters L.3.67; 6 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergaderingen van de Royal Society van 1 en 8 november 1704 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 56). Op de eerste van deze vergaderingen werd Chamberlayne bedankt voor zijn vertaalwerk. Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 249 van 22 juli 1704, in dit deel. | |||
Letter No. 250
| |||
Published in:
| |||
Summary:Description of epidermal cells, a part of the system of vascular bundles, oxalate crystals, spiral vessels, and mucilage cells of the leaf of a species of Aloe. Observation of discoloration of the sap of the Aloe. Description of coloured cells in the red-veined dock. | |||
Figures:Ga naar margenoot+On two separate sheets the figs. 1-6 and 7A-13 respectively have been put together. | |||
Remarks:A contemporary, incomplete English translation of the letter in handwriting is to be found in London, Royal Society, MS 2032, Early Letters L.3.67; six folios. The letter was read in the meetings of the Royal Society on 1 and 8 November 1704 O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 56). During the first of these meetings Chamberlayne has been thanked for his work as a translator. For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 249 of 22 July 1704, in this volume. | |||
Delft in Holland den 16e Sepmb. 1704
Aan de Hoog Edele Heeren.
D'Heer Petrus HottonGa naar voetnoot2, professor inde Medi: en Bota:Ga naar voetnoota tot Leijden mede lid vande Co: Socit komt mij op nieuw besoeken, en onder andere redenen versoekt mij de geseijde Heer dat ik de Chilidonium MajusGa naar voetnoot3 eens soude onder soeken, namentlijk, of de Canale, die de geele sap op brengen, van andere Canale onderscheijden waren; waar op ik mijn geringe waarneminge, den selven Heer hebbe laten toe komenGa naar voetnoot4. Ga naar margenoot+Nevens het antwoort op mijn geseijden Brief, send mij den selven Heer een plant vande indiaanze VijgGa naar voetnoot5, op welke mede soort de Couchenilije WormkensGa naar voetnoot6 (soo noemt die Heer de dierkens) sig onthoudenGa naar voetnoot7, ende daar benevens Bladeren van twee verscheijde soorten van AloeGa naar voetnoot8, om te mogen weten, of in deselve verscheijde soorten van Canalen zijn die het geele zap op voeren enz: Ik hebbe goet gedagt, UE. Hoog Edele Heeren, mijne geringe waar neminge daar ontrent te laten toe komen. Ga naar margenoot+Ik hebbe voor eerst dan beschouwt, het buijtenste vlies of menbrane vande Bladeren Aloe, om was het mogelijk te ontdekken, uijt wat Canaaltjens het was te samen gestelt, maar wat devoirenGa naar voetnoot9 ik aan wende, soo konde ik de te samen stellinge van deelen niet bekennen, om dat het soo ontstark was, dat het door gaansGa naar voetnoot10 van een scheijde, sonder dat ik ijets aan merkens waardig konde bekennen. In dit ondersoek is mij voor gekomen, dat in het geseijde vlies lagen als in gedrukt, de rondagtige deelen, die als blaasjes ons voor komen, en inGa naar voetnoot11 welke rondagtige blaasjens, groene deeltjens, en een sap in haar beslooten hebben, ende deselve leggen als in een regte linie en soo geschakelt aan malkanderen, dat ze (beeld ik mij inGa naar voetnoot12) voor Canalen verstrekkenGa naar voetnoot13. | |||
Delft in Holland, the 16th of September 1704.
To the Very Noble Sirs, Gentlemen of the Royal Society in LondonGa naar voetnoot1.
Mr. Petrus HottonGa naar voetnoot2, professor of medicine and botany at Leiden as well as a fellow of the Royal Society, again visited me, and while discussing several things, the said gentleman requested me to examine the Chilidonium MajusGa naar voetnoot3, to wit whether the canals which raise the yellow sap are different from other canals. I then sent the said gentleman my modest observationsGa naar voetnoot4. Ga naar margenoot+Along with the reply to my said letter the said gentleman sent me a plant of the Indian figGa naar voetnoot5, on which species the cochineal wormsGa naar voetnoot6 (that is how that gentleman calls the animalcules) are to be found, and in addition leaves of two different kinds of aloesGa naar voetnoot7, in order to learn whether they contain different kinds of canals which raise the yellow sap, etc. I thought fit, Very Noble Sirs, to let you have my modest observations about this. Ga naar margenoot+I therefore first observed the external skin or membrane of the aloe leaves, in order to discover, if possible, of what little canals it was composed, but however much pains I took, I could not perceive the composition of the parts, because it was so weak that it always broke apart without my being able to perceive anything remarkable. During the examination I saw that in the said membrane there lay, as it were impressed, the roundish particles which look like little bladders and which roundish bladders contain green particles and a sap. And they lie as it were in a straight line and are so linked together that I think they serve as canalsGa naar voetnoot8. | |||
De geseijde in drukkinge was op veele plaatse soo regulier dat ijder uijt ses zijden was bestaande, om dusGa naar voetnoot14 de geschikste ordreGa naar voetnoot15 uijt te maken, die men soude konnen bedenken, en in ijder van die deelen was nog een verheventheijt te bekennen, ende deselve lagen nog van den anderenGa naar voetnoot16 gescheijden, door ommetrekken, die ik oordeelde dat Canaaltjens waren. Ga naar margenoot+Ik hebbe een kleijn gedeelte vande verhaalde ses zijdige deeltjens soo als die voor het vergrootglas stonden, laten af teijkenen, als hier met fig: 1. ABCD. werden aan gewesen, en welke Canaaltjens inde geseijde fig: op eenige plaatsen wat uijtwaarts sijn geteikent, op dat men de selve des te beter soude konnen onderscheijden, als met A en B werden aan gewesenGa naar voetnoot17. Ga naar margenoot+Wanneer ik wat dieper in het Blad Aloe taste, vernam ik een ander soort van vaaten of Canale, waar in een sap op geslooten lagGa naar voetnoot18, die een weijnig na den rooden was hellendeGa naar voetnoot19. Ik bragt het sap uijt de Canale die ik beschout hadde, om te ondersoeken, of in het selvige zout deelen waren, die haar figuurGa naar voetnoot20 te bekennenGa naar voetnoot21 was. Ga naar margenoot+Dit sap liet ik een weijnig staan, op dat het selvige voor een gedeelte mogte weg wasemen, ende de zout deelen te samen stremmenGa naar voetnoot22, en een gedeelte van het selvige bragt ik aanstonts voor het Vergroot glas, en ik sag met verwondering, een groot getal van lange dunne deeltjens, die aan beijde de eijnden, waren spits ofte scharp toe loopende, door het sap leggen, en alsoo ik mij inbeeldeGa naar voetnoot12 dat de geseijde lange deeltjens in die korten tijd, dat het sap uijt de Canaaltjens was gedrukt, niet en waren te samen gestremt, maar inde Canaaltjens mosten leggen, soo tragten ik de geseijde lange deeltjens, soo danig uijt der selver Canale te brengen, datter seer weijnig sap onder vermengt was, op dat den Teijkenaar deselve seer distinct soude komen te sien, en sulks volbragt sijnde, hebbe ik eenige weijnige uijt verscheijde honderde, die in een korteGa naar margenoot+ spatie bij een lagen, laten afteijkenen, als met fig: 2. EFGH werden aangewesenGa naar voetnoot23. | |||
The said impressions were so regular in many places that each of them consisted of six sides, thus forming the most suitable arrangement one might imagine, and in each of those particles could be perceived a protuberance; and they were separated from each other by circumferences which I thought were canals. I caused a small part of the said six-sided particles, as they stood before the magnifyingGa naar margenoot+ glass, to be drawn as shown here in Fig. 1 by ABCD. In some places the said canals have been drawn somewhat outwards in the said figure, in order that they might be discerned the better, as designated at A and BGa naar voetnoot9. Ga naar margenoot+When I examined the aloe leaf at a somewhat deeper level, I found another kind of vessels or canals, in which there was contained a sap which tended somewhat towards redGa naar voetnoot10. I took the sap out of the canals which I had observed, in order to find out whether it contained salt particles whose form could be perceived. Ga naar margenoot+I left this sap standing for some time in order that part of it might evaporate and the salt particles might coagulate, and I put a part of it presently before the magnifying glass, and was amazed to see a great many long and thin particles, sharply tapering at both ends, lying in the sap. And since I thought that in the short time during which the sap had been squeezed out of the canals the said long particles could not have coagulated, but must have lain in the canals, I tried to take the said long particles out of the canals in such a way that very little sap was mixed therewith, in order that the draughtsman might see them very distinctly. And when I had done this, I caused a few out of several hundreds lying together within a small compass to be drawn, as designatedGa naar margenoot+ in Fig. 2 by EFGHGa naar voetnoot11. | |||
Dese geseijde dunne deeltjens waren int Oog, door het Vergroot-glas te beschouwenGa naar voetnoot24, seer helder, en ik liet eenige vande selve, soo als ze op zuijverGa naar voetnoot25 glas lagen, voor het Vergrootglas staan, en wanneer ik ontrent drie weken daar na deselve weder beschouwde, sag ik met verwondering, dat die kleijne dunne deeltjens, een paarze Couluur hadden aan genomen, en wel meest daar deselve wat op den anderenGa naar voetnoot16 ofte digte bij een lagenGa naar voetnoot26. Nu was mijn tragtinge om te mogen weten, hoe dese scharpe deelen, inde Canale geplaast lagen, en of ook alle Canale daarmede beladen waren. Ga naar margenoot+Eijntelijk ben ik na verscheijde Waarneminge, int ontstukken breeken en snijden vande Aloe Bladeren soo verre gekomen, dat ik deselve den Teijkenaar dieGa naar voetnoot27 soo danig hebbe voor de oogen gestelt, dat hij de verhaalde lange punctige deelen, niet alleen inde rontagtige deelen die ik mij ook in beeldGa naar voetnoot12, dat voor Canale verstrekkenGa naar voetnoot13, heeft sienGa naar margenoot+ leggen, als hier fig: 3. IKLM int midden vande vijf Colommen tusschen I en K werd aan gewesen, maar ik hebbe den Teijkenaar ook aan gewesen, hoe dat door mij een gedeelte van het Blad, soo van een was gescheijden, dat de scharpe deelen, voor een gedeelte buijtenGa naar voetnoota derselver vaaten waren uijtsteekende, als hier inde geseijde figuur met N en O. werden aan gewesenGa naar voetnoot28. Dese drie scharpe deelen, in een kleijne spatie als bondekensGa naar voetnoot29 leggende, soo als die sijn vertoont, en leggen niet door gaansGa naar voetnoot30 in sulken ordreGa naar voetnoot31 nog ook niet door gaans soo digte bij den anderenGa naar voetnoot16, maar ze leggen op veele plaatsen wat verder van een; en ik hebbe ook wel gesien, dat ze digter bij een lagen, en men mag sig wel in beeldenGa naar voetnoot32, datGa naar margenoot+ fig: 3. IKLM geen grooter plaats beslaat, of een grof zandGa naar voetnoot33 soude het konnen bedekken, waar uijt men wel besluijten kan, wat een onbedenkelijkeGa naar voetnoot34 menigte, van scharpe deelen, in een Blad Aloe op geslooten leggen, in welke figuur, of in ijder van die deeltjens, wel veele deelen te sien sijn, die men voor Canale soude aan sien, ende daar benevens beeld ik mij inGa naar voetnoot35, dat ijder rondagtig deel, ofte wel desselfs Vlies, waar in het sap, en andere deelen op geslooten leggen, in sulken gedaante mij voor komt, als of zeGa naar voetnoot36 vol Canaaltjens waren. | |||
These said thin particles, when looked at through the magnifying glass, appeared to be transparent and I put some of them, such as they lay on a clean glass, before the magnifying glass. And when about three weeks later I observed them again, I was amazed to see that those small and thin particles had assumed a purple colour, and this especially where they lay somewhat upon each other or close togetherGa naar voetnoot12. Next I wanted to know how these sharp particles were arranged in the canals and whether they were to be found in all the canals. Ga naar margenoot+At last, after several observations, by breaking and cutting the aloe leaves to pieces I had got to the point where I could show them to the draughtsman in such a way that he not only saw the said long and tapering particles lying in the roundish particles,Ga naar margenoot+ which I also think serve as canals, as designated here in Fig. 3 by I, K, L, and M, in the middle of the five columns between I and K, but I also showed the draughtsman how I had cut off a part of the leaf in such a way that the sharp particles extended partly beyond the canals, as designated here in the said figure at N and OGa naar voetnoot13. These three sharp particles, which lie in a small compass like little bundles, as shown, are not always arranged in such a regular way, nor always so close together, but in many places they are somewhat further apart. And sometimes I also saw thatGa naar margenoot+ they were closer together, and one must imagine that IKLM in Fig. 3 does not occupy more space than a coarse grain of sandGa naar voetnoot14 might cover. From this one may conclude what an inconceivable number of sharp particles are contained in one aloe leaf. In this figure, or in each of these particles, are to be seen many parts which one might take to be canals, and further I suppose that each roundish particle, or its membrane, in which the sap and other parts are contained, appears to be full of little canals. | |||
Ga naar margenoot+Komende nu tot de vaaten ofte Canalen, die wat dieper int Blad leggen, en waar van ik hier vooren hebbe gesprooken, die hebbe ik den Teijkenaar mede voor het Vergroot-glas gestelt, sooGa naar voetnoot37 quam te sien als hier sal aan gewesen werden. Ga naar margenoot+Fig: 4. ABCDEFGHI. vertoont een vande binnewaartsGa naar voetnoota leggende vaaten ofte Canale, die tegen en voor een gedeelte vande stoffe omvangen werdGa naar voetnoot38, die men wel voor een qualagtigeGa naar voetnoot39 stoffe soude aan sien, die ik soo veel mij doenlijk was, daar van hebbe af gescheijden, en uijt welke vaaten ofte Canalen op vier distincteGa naar voetnoot40 plaatsen, ende dat in een kleijne spatie, spranken uijt komen, alsGa naar voetnoot41 twee tusschen DEFG ende twee tusschen HI. die dwars vanGa naar voetnoot42 het Blat loopenGa naar voetnoot43. Dese geseijde spranken vereenigen sig weder in een Ader ofte Canaal, daar digte bij leggende, die wel soo groot niet en is, als de eerst geseijde Canaal, en welke vereeningeGa naar margenoot+ inde geseijde figuur met KLMNOPQR werd aan gewesen, en soo danige drie kleijne Canale sijnder tegen een groote Canaal. Ja niet alleen, dat de geseijde over dwars loopende Ader, aan een tweede op gaande Ader is vereenigt, die inde lengte van het Blat loopt, maar deselve gaat verder, enGa naar margenoot+ vereenigt ook in een derde Canaal, die inde lengte van het Blat loopt, als hier inde geseijde figuur met STVWXYZa. werd aangewesen, en wie weet als men konde na speuren de vereeninge vande vaaten, niet in soo danige gestalte het geheele Blad door isGa naar voetnoot44. Ik hebbe mij wel in gebeeldGa naar voetnoot12, dat eenige vande geseijde Canale ofte Aderen, bestonden uijt lange deeltjens, die gekrinkeltGa naar voetnoot45, ofte int ronde omslingerens gewijseGa naar voetnoot46, ende datGa naar voetnoot47 seer digt aan den anderenGa naar voetnoot16 leggende waren gemaakt, op dat soo sijnde, de Canale noijt zouden toe vallen, maar altijd open blijvenGa naar voetnoot48, soo hebbe ik egterGa naar voetnoot49, hoe wel selden, de geseijde deelen soo danig uijt de Canale gebragt, dat den Teijkenaar, soo als die uijt het vat komende, heeft na geteijkentGa naar voetnoot50. | |||
Ga naar margenoot+Proceeding now to the vessels or canals lying at a somewhat deeper level in the leaf and to which I referred above, those I also put before the magnifying glass for the draughtsman, who saw them as designated here. Ga naar margenoot+Fig. 4. ABCDEFGHI represents one of the vessels or canals lying inwards, which lies against and is partly surrounded by the substance which one might take to be a viscous substance and which I separated therefrom as well as I could. From these vessels or canals, in four different places and that in a small compass, there proceed branches, viz. two between D, E, F, and G and two between H and I, which extend transversely to the leafGa naar voetnoot15. The said branches join each other in a vein or canal lying close thereto, which is not as large as the first-mentioned canal; this junction is designated in the said figureGa naar margenoot+ by KLMNOPQR, and there are three such small canals to one large canal. Indeed, not only is the said transversely extending vein joined to a second ascending vein, extending the length of the leaf, but it also passes on and also joins a third canal extending the length of the leaf, as designated here in the said figure byGa naar margenoot+ STVWXYZa. And who knows but such a junction might not be the same throughout the leaf if one were able to trace the junction of the vessels. I thought that some of the said canals or veins consisted of long particles which were made to crinkle or spiral, to wit very close together, in order that thus the canals would never be blocked, but would always remain openGa naar voetnoot16. Nevertheless, I took the said particles, though seldom, out of the canals, so that the draughtsman was able to draw them such as they came out of the vessel. | |||
Ga naar margenoot+Inde geseijde figuur 4. werd met WBCDEFX aan gewesen, het laast geseijde deeltje, dat voor een seer kleijne lengte, een Canaaltje komt uijt te maken, en aan welk deel, men sig wel soude in beelden, dat het selve van een platagtig maaksel was, als hier tusschen W en B werd aan gewesen, maar als wij het selfde met een naeuwkeurig oog vervolgden, sagen wij dat de platagtigheijt alleen veroorsaakt wierde, om dat die deelen, in haar regte maakselGa naar voetnoot51 nevens den anderenGa naar voetnoot16 lagen, want wij sagen naaktGa naar voetnoot52, dat het aan B in twee distincte deelen, om dat ze uijt gerekt sijn, van een warenGa naar voetnoot53 gescheijden,Ga naar margenoot+ als met BCF werd aan gewesen, ende dat een van die twee deelen, als van C tot D verder in tween was verdeelt, en soo ins gelijks het andere deel van F tot E in tween verdeelt, ende den Teijkenaar oordeelde nog te sien, dat de dunne deeltjens met D en E aan gewesen, ijder nog uijt dunder deelen waren te samen gesteltGa naar voetnoot54. Om nu de laast geseijde deelen, sijn selven voor de oogen te stellen, en kan men niet komen met het Blat te door snijden, maar men moet het ontstukken schuurenGa naar voetnoot55, en dan sullen nog meest door gaansGa naar voetnoot56 soo danige Canalen met dat gedeelte van het Blat te gelijk breken, sonder dat men eenig gesigt daar van heeft. Ik hebbe de geseijde gekrinkelde deelen, die in een Canaal leggen, in andere Bladeren, mijn selven wel soo dun voor de oogen gestelt, dat door een scherp siende Oog, ende Vergroot glas, om der selver dunte naeuwlijks de krinkels te bekennen waren. Vorders hebbe ik dat gedeelte van het Blad Aloe, dat ik in sijn lengte hadde door sogt, en als voor de Oogen gestelt, nu over dwars door sneden, ende voor het Vergroot glas gebragt, op dat mijGa naar voetnoot57 de openinge vande Canale, waar uijt voor het grooste gedeelteGa naar margenoot+ de Canale ofte Aderen bestaan, die in fig: 4. met ABCD. in lengte sijn afgebeelt, nu als in sijn bolte ofte openheden mogt bekennen, ende als in te sienGa naar voetnoot58. Ga naar margenoot+In fig: 5. HIKL werdGa naar voetnoot59 af gebeeld, door een Vergroot-glas te beschouwenGa naar voetnoot24, datGa naar margenoot+ minder vergrootende was, als waar door fig: 1. ende 2. is geteijkent, ses groote vaaten ofte Canalen, die in een laast hier vooren vat ofte CanaalGa naar voetnoot60, en in welke af gebeelde figuur int midden nog kleijne Canaaltjens, die wat kleijnder sijn, werdGa naar voetnoot59 afgebeeldGa naar voetnoot61. | |||
Ga naar margenoot+In the said Fig. 4 by WBCDEFX is designated the last-mentioned particle, which for a very short length forms a canal and which may be thought to be flattish, as designated here between W and B. But when we followed it closely, we saw that the flatness was only caused by the fact that those parts in reality lay close together, for we clearly saw that at B it was separated into two distinct parts, because they were stretched out,Ga naar margenoot+ as designated by BCF, and that one of those two parts was divided again into two, viz. from C to D, and likewise the other part from F to E. And the draughtsman also thought he saw that each of the thin particles designated by D and E consisted of even thinner particlesGa naar voetnoot17. Now one cannot succeed in seeing the last-mentioned particles by cutting the leaf through, but one must tear it to pieces, and then generally these canals will be broken along with that part of the leaf before one can see it. I have seen the said crinkled particles, lying in a canal in other leaves, to be so thin that with a sharp eye and a magnifying glass the crinkles could hardly be perceived because they were so thin. Further I cut transversely that part of the aloe leaf which I had examined lengthwise and put before the eyes, and I had put it before the magnifying glass in order that I might perceive the openings of the canals of which the canals or veins largely consist,Ga naar margenoot+ which are shown lengthwise in Fig. 4 by ABCD, on the inside and look as it were into themGa naar voetnoot18. Ga naar margenoot+In Fig. 5, HIKL represents, as seen through a magnifying glass of less magnifyingGa naar margenoot+ power than the one through which Figs 1 and 2 have been drawn, six large vessels or canals in a vein or canal of the last-mentioned type, and in that figure in the middle are also shown small canals which are somewhat smallerGa naar voetnoot19. | |||
De kleijne vaaten ofte Canalen die na H leggen daar uijtGa naar voetnoot62 komen dwars Canaaltjens, waar uijt de binnewaarts leggende groote vliesen met der selver in leggende sappen, voort komenGa naar voetnoot63. Ga naar margenoot+Fig: 6. MNO. werd mede de Canale af gebeeld, die mede over dwars door snedenGa naar margenoot+ sijn, en [in fig: 7A werd met PQR mede de Canale aangewesen, die over dwars door sneden sijn, en] aangewesen werdGa naar voetnoot64 hoe de Vliesen uijt deselve voort komen, in welke de meeste sappen beslooten leggen, en uijt welke Vliesen het grooste gedeelteGa naar voetnoot65 het BlatGa naar margenoot+ Aloe komen uijt te maken, en welke Vliesen met haar in leggende sappen, soo helder ofte door schijnende zijn, dat geen andere deelen als den ommetrek aan de selve teGa naar margenoot+ bekennen sijn, als inde laast geseijde figuur met RQSTVWXP. werd aan gewesenGa naar voetnoot66. Tusschen dese Vliesen loopen (dog seer weijnige) Canalen met der selver takken, ende dat inde lengte van het Blat, waar uijt ook de Vliesen voortkomen, en wanneerGa naar voetnoot67 ik soo een Canaal met eenige Vliesen beset, ende de stoffe die inde Vliesen was op geslooten voor een kleijn gedeelte de Canaal, vande geseijde deelen af scheijde, soo dat dat deel vande Canaal voor de lugt bloot was leggende, kort daar aan, een roode Couluur aan nam, daarGa naar voetnoot68 het verdere gedeelte vande Canaal, dat met sijn vliesen om wonden lag, sijn Couluur die een weijnig uijt den groeneGa naar voetnoot69 was, bleef behoudenGa naar voetnoot70. In dit gesigt, van groen tot root, komt mij indagtig, dat ik verscheijde malen, de Eijeren van een levende kreeft, hebbe genomen, ende deselve voor mijn gesigtGa naar voetnoot71 ontstukken breekende bevond ik de stoffe die inde Eijer schalen lag dat groen wasGa naar voetnoot72, ende deselve voor mijn gesigt latende droogen, veranderde die groene stoffe in root. | |||
From the small vessels or canals lying towards H there issue transverse canals, from which proceed the large membranes lying inwards, with the saps contained thereinGa naar voetnoot20. Ga naar margenoot+Fig. 6. MNO represents the canals which have also been cut transversely and inGa naar margenoot+ Fig. 7A, PQR designates the canals which have been cut transversely and it is shown how the membranes proceed therefrom in which most of the saps are contained andGa naar margenoot+ which form the larger part of the aloe leaf. With the saps contained therein these membranes are so clear or transparent that no other parts but the circumference can beGa naar margenoot+ perceived thereon, as designated in the last-mentioned figure by RQSTVWXPGa naar voetnoot21. Between these membranes there extend some canals (but very few) with their branches, and this along the length of the leaf from which the membranes proceed. And when I separated a small part of such a canal, covered with membranes, from those membranes, so that this part of the canal was exposed to the air, the substance contained in the membranes shortly afterwards assumed a red colour, while the other part of the canal, which was surrounded by its membranes, kept the greenish colour it hadGa naar voetnoot22. When I saw this change from green to red, I remembered that I took several times the eggs of a living lobster and, breaking them to pieces before my eyes, I saw that the substance in the egg shells' was green, and when I let them dry before my eyes, that green substance became red. | |||
Een ander Blad Aloe, welkers over dwars door sneden groote Canale mij geel voor quamenGa naar voetnoot73, ende de sappenGa naar voetnoot74 die ik uijt de binnewaarts leggende Vliesen drukte, konde men mede een seer weijnige geeligheijt aan bekennen, en wanneer ik een schijf van soo danige Blad snede, die een rugge van een Mes dik was, ende dat selvige op een suijverGa naar voetnoot25 glas plaatsendeGa naar voetnoot75 sag ik kort daar aan, dat het een paarze Couluur aan nam, en wanneer ik een droppel van dat sap, mede op een schoon glas plaaste, soo veranderde, die geelagtige Couluur in een schoon paars, en bij na droog geworden sijnde, sag ik soo veel zout deelen in soo een weijnig stoffe leggen, als of een vierde vande geseijde stoffe, was vermengt geweest, met blinkent zandGa naar voetnoot76. Wanneer ik nu, een weijnig van het geseijde sap plaaste op de Nagel van mijn duijm, en dat liet droogen, een geele Couluur na lietGa naar voetnoot77, en ik sag dat de zout deelen soo op de nagel lagen te samen gestremt, als gerimpelt nat, ten tijde van vorst aan de glasen. Dog des anderen daags, sag ik datGa naar voetnoot78 ter plaatze daar het nat hadde gelegen, een rootagtige Couluur hadde aan genomen, ende daar het sap dikst hadde gelegen, stak de Couluur in een bruijnderGa naar voetnoot79 root, dat wij paars noemen, uijtGa naar voetnoot80. Dit hebbe ik aan twee andere Nagels van mijn hand, mede int werk gestelt, ende deselve uijt komst gehad, ende deselve bleven eenige dagen root. Wanneer ik een schibbetjeGa naar voetnoot81 vande Huijt snede, daar het sap vande Aloe mede hadde gelegen, en waar aan doen ter tijd weijnig Couluur te bekennen was, ende het selvige plaatsendeGa naar voetnoot75 voor een Vergroot-glas, vernamGa naar voetnoot82 ik dat het van tijd, tot tijdGa naar voetnoot83, een paarze Couluur aan nam, en op eenige plaatsen soo een geseijde schoone Couluur, als men met oogen soude mogen sien. Ga naar margenoot+Ik hebbe goet gedagt, een schijf van het Blad Aloe, daar het op sijn dikste was, afGa naar margenoot+ te snijden, als hier fig: 8. met ABC werd verbeeltGa naar voetnoot84, sijnde de zijde met ABC aan gewesen (beeld ik mij inGa naar voetnoot12) het geene na de plant toe staat; ende inde geseijde figuur werd met CDA aan gewesen, het geene wij voor de rugge zijde van het Blad soude nemen. Dat deel van het blad, dat wij de schors wel souden noemen, en waar in die deelenGa naar margenoot+ die met fig: 1: 2: 3. ende 4 werden aan gewesen, voor het meerendeel als op geslootenGa naar margenoot+ leggen, is de spatie die fig: 8 tusschen BF. ofte DH verbeelt werd, ende tusschen EFGH leijt de verhaalde stoffe in sijn vliesen op geslooten, die na een qualagtige stoffe gelijktGa naar voetnoot85. | |||
In another aloe leaf the transversely cut large canals seemed to be yellow, and in the saps which I squeezed out of the membranes lying inwards one could also perceive a slightly yellow colour. And when I cut off from such a leaf a slice which was as thick as the back of a knife and put it on a clean glass, I saw shortly afterwards that it assumed a purple colour. And when I also put a drop of that sap on a clean glass, the yellowish colour turned to a beautiful purple; and when it had become nearly dry, I saw so many salt particles in so little substance as if one fourth of the said substance had become mixed with gleaming sandGa naar voetnoot23. When I now put a little of the said sap on the nail of my thumb and let it dry, it left a yellow colour, and I saw that the salt particles lay coagulated on the nail in the same way as wrinkled moisture on the windows during a frost. But the next day I saw that where the moisture had lain, it had assumed a reddish colour, and where the sap had lain in the thickest layer, the colour stood out as a darker red, which we call purple. I made the same test on two other nails of my hand and got the same result; and they remained red for some days. When I cut a very thin slice from the skin where the sap of the aloe had lain and where at that time little colour could be perceived, and put it before a magnifying glass, I perceived that it gradually assumed a purple colour, and in some places as beautiful a colour as one might see with one's eyes. Ga naar margenoot+I thought fit to cut off a slice from the aloe leaf where it was thickest, as representedGa naar margenoot+ here in Fig. 8 by ABCGa naar voetnoot24, the side designated by ABC being (I think) that which was turned towards the plant. And in the said figure, CDA designates what might be taken to be the back of the leaf. That part of the leaf which we might call the skin and in which most of the partsGa naar margenoot+ designated in Figs 1, 2, 3, and 4 are contained is the space represented in Fig. 8 between B and F, or D and H, and between EFGH the aforesaid substance, which resembles a viscous substance, is contained within its membranesGa naar voetnoot25. | |||
Wat nu het verdere maaksel vande twee bijsondereGa naar voetnoot86 Bladeren Aloe aangaat, ende de scharpe deelen, die met fig: 2. sijn aan gewesen, ende dat de stoffe inde groote Canalen geel waren, die weijnig tijd daarna in root veranderde, daar en konde ik inde geseijde qualagtigeGa naar voetnoot39 stoffeGa naar voetnoot87 geen vaaten die int midden van die stoffe liepen ontdekken, als die geene die uijt de groote Canalen quamen, en na het binnenste van het Blad sig uijt spreijden, en welke vaaten ongemeen dun en veel waren. Ga naar margenoot+Ik hadde ook een afgesnede schijfje van het Blad Aloe, dat ontrent de rugge van een mes dik was, op een schoon glas geplaast, dat ik verscheijde malen was beschouwende, ende datGa naar voetnoot88 om de bijsondereGa naar voetnoot89 schoone paarze Couluuren, die daar inne te besien waren. In welk deel mij een eij ronde figuur voor quam, die ik oordeelde, dat in sijn geschikte ordre nogGa naar voetnoot90 lag, en waar in de sappen als op geslooten leggen, welk deel ik den Teijkenaar voor de oogen stelde, na dat het selvige wel drie weeken hadde droog geweest. Ga naar margenoot+Fig: 7.B: DEFGH vertoont het geseijde Eijronde vlies, ende met FIG werd aan gewesen, dat deel dat ik Canale sal noemen, en waar door ik mij in beeld, dat het groot gemaakt is, en ook zijn binne stoffe ontfangen heeftGa naar voetnoot91. Aan welke figuur men wel veele trekkenGa naar voetnoot92 siet, die het van andere Vliesen stel ik vastGa naar voetnoot93, heeft bekomen, soo van die geene die daar op, ofte onder het selvige hebbe gelegenGa naar voetnoot94. Als wij nu gedenken, dat soodanige Vliesen niet gestremt konnen werden, door de lugt, om dat ze door geen weg drooginge van vogt konnen gemaakt werden, maar dat soo danig Vlies moet gemaakt zijn, uijt onbedenkelijke dunne striemjensGa naar voetnoot95 (stel ik vastGa naar voetnoot93) die voor onse Oogen sullen verborgen blijven, soo vinden wij alhier weder redenen, om met onse gedagten, als verstomt te staan, en tot ons selven te seggen, wat al onbedenkelijke wonderwerkingen, sijn in soo een Blat op geslooten. Ik hebbe ook goet gedagt, een kleijn gedeelte vande soo genoemde schors van het Blad, soo als het selve over dwars is door sneden, en irregulier in gedroogt, aan te wijsen. | |||
As regards the further texture of the two separate aloe leaves and the sharp parts designated in Fig. 2, and the substance in the large canals which at first was yellow, but shortly afterwards turned red, in the said viscous substance I could not discover any vessels in the middle of that substance, except those issuing from the large canals and extending towards the interior of the leaf, which vessels were extremely thin and numerous. Ga naar margenoot+I had also put a cut-off slice of the aloe leaf, about the thickness of the back of a knife, on a clean glass, which I observed several times, because of the remarkable, beautifully purple colours to be seen therein. In that part I saw an oval figure, which I judged was still in its original disposition and in which the saps are contained. I showed this figure to the draughtsman after it had been dry for about three weeks. Ga naar margenoot+Fig. 7B. DEFGH shows the said oval membrane, and FIG designates that part which I call the canal and through which I think it is made to grow and it also receives its internal substanceGa naar voetnoot26. On this figure one sees many impressions, which I think it has received from other membranes, both from those which lay upon it and from those which lay underneath itGa naar voetnoot27. If we now bear in mind that such membranes cannot be coagulated by the air because they cannot be made by evaporation of moisture, but that such a membrane must consist (I think) of extremely thin fibres, which will remain invisible to us, we again find cause to be amazed as we think of this and to say to ourselves: what inconceivable wonders are contained in such a leaf. I also thought fit to represent a small part of the so-called rind of the leaf such as it has been cut through transversely and dried irregularly. | |||
Ga naar margenoot+Fig: 7A: RPABCSQR vertoont een kleijn gedeelte van het Blad, dat fig: 8. tusschenGa naar margenoot+ DH is afgesnedenGa naar voetnoota, en welk deel met SQRPA. binnewaarts heeft gelegen, als in fig: 8. met H is aan gewesenGa naar voetnoot96, ende inde selve fig: 7A. met BC aan gewesen, heeft aan deGa naar margenoot+ buijtekant van het Blad gelegenGa naar voetnoot97. Die deelen nu die in fig: 7A tusschen AB ende CS over dwars sijn door sneden, sijn deselfde deelen, die in fig: 3 tusschen IKLM in der selver lengte sijn af geteijkent, alleen met dit onderscheijt, datGa naar voetnoot98 fig: 7A door een minder vergrootende glas sijn af geteikent. Aan de meeste geseijde deelen, soude men moeten oordeelen dat haar maaksel was uijt rondagtige vliesen, die een sap in haar beslooten hebben, en welk sap vermengt is, met uijtnemende kleijne groene deeltjens, en welke rondagtige deelen in regte linie soo in malkanderen gevoegt leggen, datter geen plaats tusschen deselve is, als het geeneGa naar voetnoot99 men voor Canaaltjens soude aansienGa naar voetnoot100. Ga naar margenoot+Ik hebbe hier vooren geseijt, dat ik het sap uijt het Blad Aloe hadde gebragt, om te mogenGa naar voetnoot101 sien wat zout figuuren inde selve soude te samen stremmen. Ga naar margenoot+Ik hebbe dan verscheijde malen, ende op bijsondereGa naar voetnoot102 tijden, het geseijde sap op mijn ComptoirGa naar voetnoot103 gestelt, ende door gaansGa naar voetnoot10 waar genomen, dat wanneer het meesteGa naar margenoot+ water was weg gewasemtGa naar voetnoot104, de zout deelen die seer veel waren, en die meest alle eenGa naar margenoot+ vier zijdig figuur hadden, bestaande uijt een bloks gewijse dikte, als hier met fig: 9.Ga naar margenoot+ tusschen I en K werd aangewesen, en weder die kleijnder waren, als met fig: 10. tusschenGa naar margenoot+ LM werd aan gewesen, andere veel kleijnder, als bij fig: 11. werd aan gewesen, en veele weder soo kleijn, als bij fig: 12 werd vertoont, en vervolgens soo kleijn, dat die door het Vergroot glas het gesigt ontweken, soo danig, dat men niet konde oordeelen, of ze rond ofte vier zijdig warenGa naar voetnoot105. Als mede sag ik veel zout figuuren, die van veel zouten waren te samen gestremt, soo datter vande figuuren nietGa naar voetnoot106 te seggen was, en onder anderen lag er een zout deel, dat uijt vier te samen gevoegde bloks gewijse vierkanten, was te samen gevoegt, als metGa naar margenoot+ fig: 13. tusschen N en O. werd af gebeeld. Als mede sag ik een zout deeltje leggen, dat uijt twintig vier zijdige, zout deeltjens was te samen gestremt, namentlijk vijf inde lengte, en vier inde breete, en maakten dusGa naar voetnoot107 te samen, een lang werpige figuur uijt, en op een andere plaats telde ik meer dan dertig zout deeltjens te samen gevoegt. | |||
Ga naar margenoot+Fig. 7A. RPABCSQR shows a small part of the leaf, which was cut off in Fig. 8Ga naar margenoot+ between D and H, and which lay with SQRPA inwards, as designated in Fig. 8 at H, and that which is designated by BC in Fig. 7A lay on the outside of the leafGa naar voetnoot28. Ga naar margenoot+Now those parts which have been cut through transversely in Fig. 7A between AB and CS are the same parts as are represented longitudinally in Fig. 3 between IKLM, the only difference being that in Fig. 7A they have been drawn through a glass of less magnifying power. One would judge that the structure of most of the said parts consisted of roundish membranes, which contain a sap that is mixed with extremely small green particles, which roundish particles are linked with each other in straight lines in such a way that there is no more space between them than what one would take to be little canalsGa naar voetnoot29. Ga naar margenoot+I have said above that I had squeezed the sap out of the aloe leaf in order to see what salt particles would coagulate therein. Ga naar margenoot+I then placed the sap at several different times in my studyGa naar voetnoot30 and, when most of the water had evaporated, I always observed the salt particles, which were very numerousGa naar margenoot+ and most of which had a four-sided form, having a cubical thickness, as designatedGa naar margenoot+ here in Fig. 9 between I and K, and again some which were smaller, as designated inGa naar margenoot+ Fig. 10 between L and M, others much smaller, as designated in Fig. 11, and many again as small as shown in Fig. 12, and then so small that through the magnifying glass they were invisible, so that one could not judge whether they were round or four-sidedGa naar voetnoot31. I also saw many salt figures coagulated from many salts, so that one could not say anything of their form. And among others there was one salt particle which consistedGa naar margenoot+ of four joined cubical squares, as shown in Fig. 13 between N and O. I also saw a salt particle which had coagulated from twenty four-sided salt particles, to wit five in length and four in breadth, thus forming together an oblong form; and in another place I counted more than thirty joined salt particles. | |||
Wanneer ik het zap nam, uijt een Aloe Blad, welker vaaten een geele sap op brengt, soo sag ik de zout deelen soo helder leggen, als of het glas deelen waren, en alsoo die zout deelen van een schoon paars lagen omvangen, verwekte zulke beschouwingen een seer aangenaam gesigt. Door het waar nemen vande geseijde Zouten, sijn mijn gedagten geloopen op de Aloe, soo als men de selve inden Apoteecq tot het gebruijk heeftGa naar voetnoot108. Hebbende dan genomen, een stukje Aloe, dat ik tusschen een papier leggende, aan kleijne stukken geslagen, endeGa naar voetnoot109 het selvige gedaan in een schoon glaasje, ende daar op gegooten suijverGa naar voetnoot25 regen water, ende het selvige soo een dag twee à drie laten staan, hebbe ik als doenGa naar voetnoot110 het bovenste water genomen, ende het selvige geplaast, datGa naar voetnoot111 het voor een gedeelte, en ook gans weg wasemde, ende doen ontdekt, een groote menigteGa naar margenoot+ van zout deelen, als met fig: 10: 11: 12. ende 13. werden aan gewesen. Als mede lagen daar te samen gestremt, veel zout deelen, die de fig: hadden, alsGa naar margenoot+ met fig: 2. tusschen EFGH werden aan gewesen, alleen met dit onderscheijt, dat deselve korter, ende int midden wat dikker waren, en eenige soo effen niet en waren, als die met de geseijde figuurGa naar voetnoota sijn aan gewesen. Ga naar margenoot+De geseijde Heer Hotton sent mij ook een plantje DrakenbloetGa naar voetnoot112, int Latijn Zapathum Sanguineum, die ik de steel van het Blaatje beschouwGa naar voetnoot113, als ik het selvige over dwars hadde doorsneden, en vernam doen veele bijsondereGa naar voetnoot102 Couluuren van ligt en bruijnderGa naar voetnoot79 root, en dat meer als men sig soude konnen verbeelden, in een opslag te sien, en ik vernam inde geseijde steel plaasjens, daar ik van geen Couluur konde oordeelen, maar wanneer ik de steel van het Blad, in sijn lengte door kloofde, sag ik dat de laast geseijde plaatsen Canalen waren, die ik vast steldeGa naar voetnoot93, dat de roode sappen waren op voerende, ende dat de veele Couluuren, die om soo danige Canale lagen, blaas gewijse deelen waren, die in haar hadden op geslooten een sap, ende dat die bijsondere Couluuren, alleen afhankelijk waren, van het zap, dat zijdelings door de Canale was gesijpelt, ende dus de geheele steel als root maakteGa naar voetnoot114; afbreekende, blijve onder desGa naar voetnoot115.
Hare Hoog Edele Heeren. Onderdanige Dienaar.
| |||
When I squeezed the sap out of an aloe leaf whose vessels yield a yellow sap, I saw the salt particles lying therein so transparent as if they were glass particles, and since those salt particles were surrounded by a beautiful purple colour, these observations provided a very pleasant spectacle. Through the observation of the said salts my thoughts turned to the aloe such as it is used in the apothecary's shopGa naar voetnoot32. After having taken a piece of aloe which I beat to pieces as it lay between a piece of paper, I then put it in a clean glass and poured clean rain-water on it and let it stand thus for two or three days. Then I took the top part of the water and caused it to evaporate in part and also completely. And then I discovered a great many salt particles, asGa naar margenoot+ designated in Figs 10, 11, 12, and 13. There were also coagulated many salt particles having the form designated in Fig.Ga naar margenoot+ 2 between E, F, G, and H, the only difference being that they were shorter and in the middle somewhat thicker, and others were not so smooth as those designated by the said figure. Ga naar margenoot+The said Mr. Hotton also sent me a little plant called dragon's bloodGa naar voetnoot33, in Latin Zapathum Sanguineum, on which I observed the stalk of the leaf after having cut it through transversely, and then I saw many different colours, of pale and darker red, and this more than one could conceive to see in one glance. And on the said stalk I saw spots where I could not perceive any colour. But when I cut the stalk of the leaf longitudinally, I saw that the said spots were canals, which I firmly believed raised the red saps, and I thought that the many colours surrounding those canals were bladderlike parts which contained a sap, and that those different colours were only caused by the sap that had oozed through the sides of the canals, thus making the whole stalk redGa naar voetnoot34. Concluding, I remain meanwhileGa naar voetnoot35,
Very Noble Sirs, Your obedient servant,
|
|