Inhoudsopgave
Moeder de Gans
Baker- en kinderrijmpjes
[Ik zal je wat vertellen]
[Vrouw Jansen at geen mager vleesch,]
[Horte page,]
Afteldeuntjes
[Jeune, miene makke,]
[Aane, mane, moone, muite,]
[Loeloe, het herderinnetje,]
[Ju ju paardje,]
[Eia poppeia,]
Een spelletje
[Mary had een schaapje fijn,]
[Luister, een klein, klein liedje,]
[Suja, suja kindeke,]
[Gij klikspaan, boterspaan,]
[Holderdebolder]
[Ons kleine Kapoentje]
[Op een dag van mist en regen]
[Drie poesjes, drie snoesjes,]
[Palm palm Paschen,]
[Jantje en Jannetje togen saâm]
[Vischje leggen, niemand zeggen,]
[Op Maandag geboren, blond van haar,]
[Daar stond een juffertje aan de deur,]
[Luilak, beddezak,]
[Ei, wie kan de zevensprong,]
[Wie kan me zeggen,]
[Koningskaarsje, lik mijn aarsje,]
[Dokter Foster ging uit wandlen]
[Kukeleku, een ei, een ei,]
[Wie bakt met mij een eiertaart,]
[Tik-tak, tik-tak,]
[Een kleine muis, een kleine muis,]
[Ra, ra, wat is dat?]
[De kater van de buren]
[Poesje - mauw, poesje - mauw,]
[Tusschen Keulen en Parijs]
[Ais een aapje, dat eet uit zijn poot,]
[Magdaleentje eet voorzichtig]
[Harlekijn wil altijd dansen,]
[Een, twee,]
[Poesje in de boomen,]
[Kat, kat, kater,]
[Een, twee, drie, vier, vijf,]
[Overdag vol]
[Een hoofdje als een knikkertje,]
[Sinte Katrijne]
['s Zondags ter kerke,]
[Ding, dong, dut,]
[Wie weet waar Willem Wever woont?]
[Er was eens een oude vrouw, die woonde in een schoen;]
[Dit is het huis van Adriaan.]
[In 't circus Carré]
[Sinte Maarten heeft een koe,]
[A Appeltaartjes;]
[Jantje moet een nieuw broekje hebben,]
[Drie dikke muizen,]
[Kleine Tom Smit, een echte kwajongen,]
[Kersavondje, Kersavondje,]
[Weet je wel waar Jansen woont?]
Oude raadsels.
[Boven in den hemel]
[Jan de Bruin]
[Ik ken 'n plank]
[Iep, rip, ripe]
[Dit is het portret van Bobby m'n vriend,]
[Zoo rijden de vrouwen]
[Jan, span ân]
[Er waren zeven zusterkes,]
[Dolly, Dolly, we willen thee,]
[Hoort nu, hoort, wat druk geluid!]
[Mooi meisje, mooi meisje, waar ga je naar toe?]
[Schaapje, mijn schaapje,]
[Dit is Tommy Trommelman,]
Afteldeuntjes
[Ake bake]
[Onder de groene boomen]
[Luilak, beddezak,]
[De vlugge eekhoorn en de slak,]
[Achter in mijn vader's hof]
[Sinte Maarten is zoo koud;]
[Trouwen is houwen, zei Benjamin Klant]
[Een fluitist had een zoon,]
[Nu hadt je het spel aan den gang!]
[Op den Bibelebonschen berg]
[Een oude, oude tooverheks]
[Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven,]
[Ik heb de hik,]
[Op een goeden dag vond een oud vrouwtje,]
[Naar bed, naar bed, zei Duimelot,]
[Was al het water één zee,]
[Klein, zwart Roeltje]
[Moeder Zeug gaat vroeg op pad,]
[Onze Moeder de Gans,]
[Eun, deun, dip,]
[Lieveheersbeestje, vlieg op, vlieg neer,]
[Ga met me mee en hand in hand]
[Trararetje, trajararetje,]
[Bom, bam, beieren,]
[Hummeltje Tummeltje zat op het muurtje,]
[Uit een varkenshok, 't lijkt raar,]
[Engel, bengel, druiven, dres,]
[Klaas Vaak die komt,]
[Sinterklaas Kapoentje,]
['t Is voor mensch noch dier gezond,]
[De zachte dauw van d'éérste Mei,]
[Kom, laten wij eens zingen]
[Anemane, mikkelemee,]
[Heer Kikkerberg van Kikkerstein]
[Tikke - takke - toonen,]
[Ooievaar,]
[Daar staat een juffertje in de deur,]
[Kattepoesenelletje,]
[De oude man, diep in het woud,]
Afteldeuntje.
Narre, narre, narre,
[Robinson Crusoé, je kent hem wel,]
[Hoe laat is 't?]
[Op de groene baren,]
[Hansje Pek]
[Klein, klein muisje,]
[Uddele, Duddele, Dompelman]
[Oude vrouw Hubbard]
['t Kindje vroeg waar 't schuitje lei,]
[Hoe doet het hondje - waf, waf!]
[Roze, roze, meie,]
[Londen is een groote stad,]
[Prins Robbert was een sjentelman,]
[Als heel de wereld een appeltaart was]
[Ga mee, ga mee, klim uit je bed!]
[Paardje, paardje, rij naar steê,]
[Kloentje, kloentje garen,]
[Hansje Knipperdolletje]
['k Had een wagen volgeladen,]
[Wij zijn met ons negenen,]
[Hansje Sokken,]
[Ik ging laatst naar Sint IJven,]
[Moeder, moeder, de beer is los,]
[Keizer Karel had een hond;]
[Torentje, torentje bussekruit,]
[Rijen, rijen rossen,]
[Heer, vrouw, haan,]
[Vader en moeder, mijn schrift is uit,]
[Rom bom, zoo slaat de trom,]
[Hop maar, Janneke,]
[Een houten huisje,]
[Tiereliedom, tiereliedom,]
[Ik zei der van Jaap,]
[Daar was ereis een reus, die altijd honger had,]
[Roe roe, kindje, hoe ben je toch zoo stout,]
['k Heb een potje gekocht;]
[Haken en oogen, tikketakketoogen,]
[Snijdertje Pik zat op den grond]
[Dit voetjen, dat voetjen,]
[Och Jantje, wil niet huilen,]
[Berend Botje ging uit varen]
[Tweebeen zit op driebeen]
[Om een pannekoek is 't te doen,]
[Juffrouw, wil je jongetje verbieden,]
[Heb je niet gehoord van den hollebollewagen,]
[Ben je boos?]
[Hop Marjanneke, nog een kanneke,]
[Knip, knip, tangetje,]
[Krullebolletje ging eens wandelen]
[Klein, klein kleutertje,]
[Achter de kerk daar leit een muis,]
[Amsterdam, die groote stad,]
[Schaapherder, schaapherder,]
['t Is nieuwjaar en ik sta hier buiten,]
[Draai het wieltje nog eens om,]
[Wel, wat zeg je van mijn kippen,]
[Mietje is een zoet, lief kind,]
[Ik zit hier voor mijn raampje]
['t Koetje zat bij 't vuur en spon,]
[Hier is de sleutel van den haverzak,]
[Paardje, wil je wat harder loopen,]
[Klompertje en zijn wijfje]
[Klop, klop, hamertje,]
[Jan mijn man wou ruiter worden,]
[Twee kindertjes bij mekaar,]