Moeder de Gans. Baker- en kinderrijmpjes
(1915)–Marie Hildebrandt– Auteursrecht onbekend
[pagina 104]
| |
[pagina 105]
| |
Wel, daar heb je dokter Rat,
Kijk, hoe aardig vind ik dat!
Ratteletat,
Dokter Rat,
Ga je mee naar stad!
| |
[pagina 106]
| |
Vroolijk gaat het nu vooruit,
Honderd praat het tweetal uit,
Ruiterdetuit,
Honderd uit,
Wat een fraai geluid!
Kwaak, kwaak, kwaak, welk heerlijk weer!
Piep, piep, piep - ja ja, mijnheer!
Keerelekeer,
Ach mijnheer,
Wat een heerlijk weer!
| |
[pagina 107]
| |
Moeder Rat wacht hen al op,
Minzaam knikt haar kleine kop;
Popperlepop,
Klop, klop, klop,
Mina, doe maar op!
't Eten wordt nu opgedaan,
Aanstonds vallen zij maar aan;
Taterletaan,
Kip en haan,
Laat geen stukje staan!
Vrouw, weet jij geen meisje fijn,
Die wel graag getrouwd zou zijn?
Didelodijn,
Lief en klein,
Weet je geen meisje fijn?
Buiten, bij de groene sloot,
Vindt je meisjes, klein en groot.
Pooterletoot,
Klein en groot
Vindt je in de sloot.
| |
[pagina 108]
| |
Kikkerstein kijkt wat hij kan;
Zoeken doet hij als een man.
Papperlepan,
Wat komt daar ân!
Zwemmen wat hij kan!
Kwaak, kwaak, kwaak en kwek, kwek, kwek!
Goede hemel, wat een bek!
Kwekkerdekwek,
Over 't hek ...
Trouwen is maar gek!
|
|