Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5434. 1641 oktober 22. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De guarde van sijne HoocheytGa naar voetnoot2 arriveerde gisteravont in Den Hage, sijnde het leger door de menychte van siecken genootsaeckt geweest te scheyden. Op de Engelsche ambassadeGa naar voetnoot3 is noch niet gedisponeert. De coninginne van Bohemen hout de verlossynge van prins RobbertGa naar voetnoot4 seecker ende kan wel wesen dat sooverre contentement gegeven is aen den ambassadeur van EngelantGa naar voetnoot5 om hem vorder te doen hopen ende hem alsoo te slepen naer Weenen, daer men seecker hout dat sijne Ex.tie gaet om over de saecken van den Pals te handelen. Den conynck van Engelant wiert noch opgehouden in Schotlant, daer het parlement geen contentement en nam in de directeurs bij den conynck genomineertGa naar voetnoot6 om in 't affwesen van den conynck sijne saecken in dat rijck waer te nemen, sijnde de Schotten ende Engelsche nu niet vorder gewent den conynck te gehoorsamen als hij hem confirmeert in sijne commandementen naer hare intentiën ende humeuren. Die de kerckelijcke veranderynge voorhebben, rusten in Engelant noch niet. In Schotlant heeft den conynck de geestelijcke sooverre ingevolcht, dat | |
niet alleen alle de biscoppen sijn geremoveert, maer oock volgens het gebruyck, soo sij seyden sedert de reformatie bij hare conyngen gepleecht, een capittel naer de maeltijt heeft doen lesen ende een psalm doen syngen. LesleGa naar voetnoot7 wert gedestineert generael van der Pals leger, waertoe men meent het parlament wederom vergaderende gelt sal verschaffen. Monsieur d'AvauxGa naar voetnoot8 verseeckert de goede intelligentie tusschen de Sweden, Hessische ende Lunenburchse ende was Mortainge,Ga naar voetnoot9 colonnel bij de Sweetse officieren affgesonden, van Hamburg vertrocken met vijffhondertduysent rijxdaelders ende goet contentement. TortenstonGa naar voetnoot10 was aen de Elve gearriveert, die drieduysent van de nieuwe troupes naer StalhansGa naar voetnoot11 hadde gesonden. Picolomini, niet connende in het lant van Brunswijck subsisteren, hadde sijne winterquartieren in Bohemen doen maecken. Dat is sooveel als aengaet het publyck, waerbij ick moet vougen voor uEd. particulier, dat den persoon die mij de eerste advertentie heeft gegeven van de communicatie van Felix'Ga naar voetnoot12 brieven bij AelianusGa naar voetnoot13 gedaen, mij in confidentie heeft gewaerschout dat tegens Felix yet wert gemachineert ende, sooveel hij heeft gehoort, die seer nauw weet watter omgaet, soude de meenynge wesen den man uyt EngelantGa naar voetnoot14 te brengen ontrent Felix, gelijck Aelianus hier was gecommen ontrent Valerius,Ga naar voetnoot15 ende den soonGa naar voetnoot16 te stellen in Engelant in de vaders plaetse. Hetgene vorder verneemt, heeft belooft mij mede te communiceren. Van niemant anders is mij tot noch toe daer niet van voorgecommen. Soo uEd. oordeelt bij IovinianusGa naar voetnoot17 yet dient gedaen ofte yet nader te werden vernomen, sal op alle occasiën vigileren. Het sal goet wesen op alles te blijven voordacht ende dat ick weet wat tale ick met die man, die mij verseeckert soo veel hem is bekent Felix daer hij is contentement geeft, sal moeten houden. Desen 22 Octob. 1641. | |
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coningin[n]e ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Oct. [sic] 1641. En in dorso: 22 Oct. 1641 N. Reigersberg. |
|