Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdPelgrims-heiligen werden vooral in de middeleeuwen geëerd en gewaardeerd als degenen die gestalte gaven aan de idee dat het leven van de christen een doortocht is naar het uiteindelijke bestaan met Jezus in God. Uitspraken over deze levenswijze, die door Jezus werd gepredikt en voorgeleefd, zijn in het Nieuwe Testament legio: Mar. 12,14 (de weg van God); Hand. 9,2 (christendom is een weg). Ook joodse voorbeelden hadden invloed; men denke vooral aan Abraham (Gen. 12,1-6) en Jakob (Gen. 35,1-6) en aan Jeruzalem als enig bedevaartcentrum (Deut. 16,16 en Ps. 84 en 120-34) en als eschatologische eindbestemming voor alle volkeren (Jes. 2,2-5). Nieuwtestamentische teksten zoals 1 Petr. 2,11 (christenen als ‘vreemdelingen en ballingen’) wezen op 's mensen leven als een passage hier op aarde. Nog belangrijker waren Jezus' woorden in Joh. 4,20-24, in het licht waarvan de opgelegde verplichting om God ‘in geest en waarheid’ te aanbidden - tegen de bedoeling van de tekst in - overgedragen werden op meerdere heilige plaatsen, zoals Betlehem, Nazaret, Tabor, Jeruzalem, Rome, Santiago en Lourdes. Motieven voor pelgrimage waren naast anticipatie op het te bereiken, uiteindelijke heil: samenkomen met veel andere christenen, afsmeken van gunsten, en - vaak verplicht en opgelegd na zware vergrijpen - boete doen. Een grote stimulans aan het pelgrimeren gaf de Iro-Schotse idee van de ‘peregrinatio pro Christo’ (»Bonifatius, Brandaan, Willibrord). Tegen misbruiken tijdens pelgrimages werd vanaf »Gregorius van Nyssa (ep. 2,17) tot aan de auteur van de Imitatio Christi (1,23) en Erasmus (Lof der zotheid) gefulmineerd. Graag werden grote, belangrijke, voorbeeldige pelgrims en heiligen, die tijdens hun pelgrimage omgekomen waren, door pelgrimerende en thuisblijvende christenen vereerd. Men denke aan bekende heiligen zoals Jakobus de Meerdere (Santiago), aan »Alexius, »Christoffel of »Jodocus; en minder bekende zoals »Julianus Hospitator; Guido van Anderlecht (ca. 1000), zoon van een Brabantse boer, die tijdens een reis naar Rome en Jeruzalem ziek werd en thuis gekomen stierf; de Schot Ludanus (in 1202 op terugreis uit Rome in Sankt Lotten in de Elzas overleden), Richard de Angelsaks en zijn zonen (»Jodocus), de Ier Koloman van Stockerau (als spion verdacht in 1012 bij Wenen gepakt en opgehangen), de pelgrim en eremiet Reiner van Pisa (ca. 1140), de legendarische Sebald (tijd onbestemd), Bona van Pisa (een vrouw die ca. 1190 zowel Jeruzalem als Santiago bezocht), Michelina van Pesaro (die ca. 1340 op de Kalvarieberg te Jeruzalem extases beleefde) of Sabina van Sens (met haar halfbroer Sabinianus van Troyes opvolgster van de vroegchristelijke predikanten die langs de gemeenten pelgrimeerden; tijd onbestemd; »asceten). De dracht van de zwervers is op de afbeeldingen altijd een pelgrimskostuum en breedgerande hoed, staf, vaak met kalebas (voor water), reistas of tasje voor officiële documenten (nodig voor ontvangst in hospitia en voor het verkrijgen van het bewijs dat men de opgedragen reis had volbracht). De Santiago-schelp (coquille) op hoed, gewaad en tas gedragen, werd geleidelijk aan van lokaal distinctief tot algemeen pelgrimsteken. Daarnaast hadden talloze andere bedevaart- | |
[pagina 277]
| |
plaatsen hun eigen, in metaal of (goedkoop) git uitgevoerde pelgrimstekens (bijvoorbeeld dat van de Drie Koningen te Keulen en een teken van Sint »Ontcommer, in 1979 bij Reimerswaal gevonden; een grote collectie in het Catharijneconvent te Utrecht). De naam ‘pilgrim fathers’ voor de Hollandse en Engelse emigranten op de Mayflower in 1620 naar de Nieuwe Wereld (Plymouth in Massachusetts) is hun pas in de latere, 18e-eeuwse geschiedschrijving toebedeeld en gaat terug op Hebr. 11,13 (‘vreemdelingen en passanten op aarde’). De auteur van de Guide du Pèlerin (Aimery Picaud wellicht uit Parthenay-le-Vieux) noemt in de Liber Sancti Jacobi (12e eeuw) de belangrijkste heiligen, die men op de route naar Santiago vereert. De encyclopedische jezuïet Gretser beschreef in zijn De sacris et religiosis peregrinationibus, Ingolstadt 1606, reeds alle heilige en religieuze pelgrimsroutes en -plaatsen met hun aldaar vereerde heiligen. Camm 1910; Levison 1946; Roussel 1954. |
|