Perpetua & Felicitas
zijn twee vrouwen uit een groep van zes christenen die op 7 maart 202/03 te Carthago onder de vervolging van keizer Septimius Severus als martelaren stierven. Vibia Perpetua, gehuwd en pas moeder geworden, was 22 jaar, van voorname stand, ontwikkeld en nog catechumeen (nog niet gedoopte christen). Felicitas, haar slavin, die zwanger was, beviel juist voor de terechtstelling. Met deze vrouwen waren vier mannen: de slaaf Revocatus, Saturninus en Secundulus, ook catechumenen, en Saturus, de priester en leraar die zich vrijwillig bij de groep voegde. Perpetua's vader, die haar met haar zoontje in de gevangenis bezocht, kon haar niet tot andere gedachten brengen. Na een verhoor werd Perpetua ‘ad bestias’ veroordeeld (voor de wilde dieren geworpen). Een wilde stier nam haar op de horens en wierp haar in de lucht. In haar extase bemerkte zij daarvan niets. Tenslotte hielp zij zelf de beul haar keel te doorboren.
De Passio Perpetuae et Felicitatis, een van de fraaiste vroegchristelijke Latijnse documenten, die een uitstekend beeld geeft van de leefwijze en gedachtenwereld van Afrikaanse christenen uit deze periode, bevat naast een inleiding en een korte epiloog, mogelijk van de hand van Tertullianus (eerste decennia van de 3e eeuw), een passage uit het dagboek van Perpetua, een eigenhandig opgetekend visioen van Saturus en het ooggetuigeverslag van de terechtstelling.
De aantrekkelijkheid van de Passio is te danken aan de compositie, de levendige verbeeldingskracht van Perpetua en Saturus, aan de onverwachte metaforen, nog zo vol van antiek sentiment, waarin toch de christelijke beleving wordt uitgedrukt, en aan de verrassende vanzelfsprekendheid waarmee men pijnlijke momenten tussen dood en leven vreugdevol beleeft. Aan de ene kant ziet men in de Passio de aardse gemeente met bedienaren en onderlinge relaties functioneren, aan de andere kant denkt men zich in de verbeelding van de dramatis personae reeds aanwezig in de hemelse liturgie, waarbij zij zich betrokken weten en waarnaar zij verlangen. Wreedheden uit het circus verliezen daarbij hun navrante kanten.
Relieken van Perpetua worden bewaard te Beaulieu-sur-Dordogne (Corrèze), Berry-Bouy en Vierzon (beide bij Bourges). Vanouds was zij patrones van jonge moeders. Soms is een stier het attribuut van Perpetua. Haar feestdag is in het Westen 6 maart en in het Oosten 2 februari en 4 maart.
De bewondering voor de martelaressen blijkt uit het feit dat hun graf, dat men in 1906 met een inscriptie terugvond, in de voornaamste basiliek van Carthago stond; dat zij genoemd worden in de oudste martyriologia en dat Perpetua als eerste martelaar