Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
378 werd hij ‘consul suffectus’ te Rome. Hij ontving een korte tijd onderricht van »Ambrosius te Milaan en werd tegen 391 benoemd tot stadhouder van Campanië. Teruggekeerd naar Bordeaux, waar hij in de omgeving op zijn goederen leefde, ontving Paulinus - kort na zijn huwelijk met de Spaanse christin Theresia - ca. 390 uit handen van bisschop Delphinus de doop. Met zijn vrouw bekeerde hij zich na de dood van hun zoontje Celsus tot een consequent ascetisch leven (»asceten). Op bezoek in Barcelona werd hij op Kerstmis in 394 op een hem overrompelende wijze door het kerkvolk gekozen en ondanks tegenstribbelen tot priester gewijd. Kort daarna klaagde men hem aan wegens broedermoord. Vrijspraak daarvan dankte hij naar zijn mening aan zijn favoriete beschermheilige Felix van Nola (»Felix & Adauctus). Paulinus verkocht daarna zijn bezittingen en trok, nu met Theresia, naar Nola in Campanië. Naar het voorbeeld van »Martinus van Tours te Marmoutier en van zijn vriend en studiegenoot Sulpicius Severus te Primuliacum (op de weg van Toulouse naar Narbonne) stichtte hij bij het graf van Felix een monnikengemeenschap. Bovendien ontplooide hij er een grote bouwactiviteit, waarvan hij verslag deed in een uitvoerige correspondentie met vrienden zoals Anastasius i van Rome, Augustinus, Hieronymus, Martinus, Sulpicius en Victricius van Rouen (een van de vroegste missionarissen van de Lage Landen). Aan hen vertrouwde hij ook zijn ideeën en bijzonderheden over zijn liturgische praxis toe, in een klassieke, vaak nogal bloemige stijl. Resten van zijn bouwwerken bleven te Nola bewaard. In de benarde tijd ca. 411 van de inval van de Visigoten in Italië onder leiding van Alarik, werd Paulinus tot bisschop gekozen. Zijn tijdgenoten prezen hem vanwege zijn vroomheid en toewijding aan de armen. Paulinus is de eerste van wie bekend is dat hij voor het bijeenroepen van liturgische diensten klokken gebruikte. Hij stierf in 431. Zijn priester Uranius beschreef zijn dood. Hij werd te Nola begraven. In de Longobardentijd werd het lichaam ca. 1000 naar de San Bartolommeo op het Tiber-eiland te Rome overgebracht, vanwaar Pius x het in 1908 weer naar Nola liet terugbrengen. Van Paulinus bleven een vijftigtal fraaie brieven bewaard, die van groot belang zijn voor de kennis van zijn persoon, maar ook van het westerse, kerkelijk leven ca. 400, vooral de liturgie, iconografie en architectuur. Daarnaast zijn er 35 meestal in hexameters geschreven gedichten, waarvan er veertien gewijd zijn aan de heilige martelaar Felix en twee dramatische, aan Ausonius gerichte uiteenzettingen over tegenstellingen en strijd tussen de oude cultuur en het jonge christendom.
Paulinus hoort tot een niet onaanzienlijke groep westerse, uit families van rijke grootgrondbezitters afkomstige, in de letterkunde geschoolde christenen, die op het einde van de 4e eeuw kozen voor een leven als »asceten. Ongetwijfeld vonden zij aanleiding daartoe in hun afkeer van het stedelijke klimaat en van het op zijn retour zijnde ‘oude geloof’ aan de goden. Daarnaast lokten de mysteries van het christendom en het consequente voorbeeld van de bewonderde asceten, maar ook de veel geprezen eenvoud van het landleven. Velen verkochten het grootste deel van hun bezit en trokken zich terug op een kleine rest van hun land, waar zij met gelijkgezinden - in grote eenvoud biddend, lezend, studerend, maar ook elegant met vrienden corresponderend - arm en onthecht leefden. Wie met een sprekend voorbeeld van dit landleven kennis wil maken leze Sulpicius' Dialogen (vert. Mönnich). Enkelen, zoals Paulinus en Theresia, gingen een stap verder en wijdden zich ook aan pastorale zorg. Afbeeldingen van Paulinus komen voor in het Martyrologium van Zwiefalten (miniatuur ca. 1105) en op een Sint-Clara-predella in het museum te Vich (paneel 1415). Een 17e-eeuwse, zilveren portretbuste in de dom te Nola toont de bisschop zegenend. In de Tägliche Erbauung eines wahren Christens van | |
[pagina 276]
| |
Giulini (Wenen/Augsburg 1753-55) draagt Paulinus als attributen op een gravure naar Baumgartner schoffel, korf en kan (wellicht verwijzingen naar het landleven). Bouma vertaalde het gedicht Epithalamium van Paulinus in 1968: een huwelijksgedicht geladen met bruidsmystieke elementen (»maagden). Bouma 1968; Fabre 1949; Goldschmidt 1940; Gorce 1959; Mönnich 1967; Muys 1941; Prete 1964. |
|