Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJulianus Hospitator(ook wel ‘de gastvrije’ genoemd) verzorgde in een hospitium, dat hij aan de Gard in de Provence gebouwd had, passerende, arme pelgrims. Historisch staat er over hem niets vast. Volgens de legende, terechtgekomen in de Legenda Aurea en in de Speculum Historiale (na 1250) van Vincentius van Beauvais, zou hij in het Belgische Ath (of wellicht toch ergens in Spanje) geboren zijn. In dienst bij een heer gegaan, kreeg hij eens tijdens de jacht van een hert de waarschuwing, dat hij mogelijk zijn ouders zou kunnen doden. Hij vluchtte het huis uit en trouwde met de weduwe van een rijk man. Toen Julianus eens niet thuis was, dienden zijn ouders, op zoek naar hun zoon, zich bij zijn echtgenote aan, die hen uiteraard niet herkende. Zij ontving hen hartelijk en bood hun het echtelijk bed aan. 's Nachts thuisgekomen vermoedde Julianus bij het ontwaren van slapers in zijn bed ontrouw van zijn vrouw en doodde hij woedend de slapenden. Tot bezinning gekomen deed hij boete en voer in een boot met zijn vrouw weg. Aan de oever van een rivier stichtten zij een huis voor arme pelgrims die zij verzorgden. Eens zette Julianus, die er met zijn boot veerdiensten verleende, een melaatse over, die Jezus zelf bleek te zijn. Hij nam Julianus mee naar het paradijs. Een andere versie van het verhaal plaatst Julianus' gasthuis te Potenza bij Macerata in de Italiaanse Marche.
Het Julianus-verhaal assimileerde elementen uit de sage van Oidipous en de legenden van Eustachius (»Hubertus) en »Christoffel. Het werd in de middeleeuwen graag beluisterd. Het drong enerzijds de bekendheid en verering van een grote groep andere heiligen met deze naam terug naar de streken waar zij inheems of anderszins bekend waren (Rome, Fenicië, Auvergne en Istrië): een Julianus en zijn vrouw Basilissa uit Antinoë, een Julianus van Emesa (arts), van Brioude (patriciër) en | |
[pagina 218]
| |
van Rimini (martelaar uit Cilicië in Klein-Azië wiens lichaam met zijn sarcofaag in 922/23 aldaar aanspoelde) als de voornaamsten. Het is niet onmogelijk dat alle Juliani teruggaan op een Julianus van Anazarbus, die in het begin van de 4e eeuw onder Diocletianus in verschillende steden van Cilicië gemarteld werd. Over hem preekte »Johannes Chrysostomus in zijn 47e homilie; boven zijn graf werd in de 4e eeuw een basilica gebouwd. Anderzijds leverden deze (en andere) lokale heilige(n) elementen voor de iconografie en het fundament voor de verbreiding van de ‘geschiedenis’ en cultus van de Hospitator. Een complicerende factor is dat in Italië naast de genoemden minstens nog vier andere martelaren met de naam Julianus vereerd worden. Bovendien droegen daarnaast een legendarische leerling van de apostel Petrus en eerste bisschop van Le Mans, een eremiet (»asceten) te Osrhoëne in Syrië met de bijnaam Sabas (ca. 350), een bisschop van Cuenca (ca. 1150) en een van Toledo (ca. 685), alle vier vereerd, deze naam. Het feest van Julianus de gastenverzorger valt op 29 januari. Iconografisch zijn onder deze heiligen elementen uitwisselbaar: kleding als adellijke jonge man, bijna altijd met zwaard (ouders), soms met een hert of een valk; als kluizenaar met boot, als martelaar met zegepalm; dit laatste geldt niet voor de Hospitator. Julianus werd de patroon van reizigers, pelgrims, schippers, vissers, herbergiers, dakbedekkers en speellieden. Te Rome werd hem de Belgische nationale basiliek Saint-Julien-des-Flamands toegewijd. Zijn relieken rusten in de San Giuliano te Florence en, zegt men, in de kerk te Macerata. Zijn vrouw kreeg in de legenden de naam van Basilissa (ontleend aan de martelares van Antinoë). Evenredig aan de populariteit van de Hospitator was de hoeveelheid afbeeldingen; eerst, vanaf ca. 1000, in Frankrijk, daarna in Vlaanderen en Spanje en tenslotte in Italië. Het talrijkst is de weergave van zijn figuur met attributen. Maso di Bianco beeldde hem af op een polyptiek ca. 1225 in de Santo Spiri-Gaspar de Crayer, Jezus verschijnt aan Julianus en zijn vrouw, schilderij, ca. 1650. Kon. Musea voor Schone Kunsten, Brussel.
Het moment is dat van de ontdekking dat Julianus onwetend zijn ouders, die op de achtergrond nog eens slapend zijn afgebeeld, heeft gedood. De verschijnende Jezus zal de situatie moeten ophelderen. | |
[pagina 219]
| |
to te Florence als een jonge man met baard in hermelijn gekleed. Perugino stelde hem op een werk ca. 1500 voor als een edelman met zwaard en met een hond aan zijn voeten, en de Meester van de heilige Julianus zette hem op een werk uit de 15e eeuw in het museum te San Gimignano op een troon met een zwaard en een engel naast zich. In Zuid-Italië ging de voorkeur uit naar het zwaard en valken als attributen: beeld ca. 1470 van Francesco Laurana in de kerk te Salemi op Sicilië. Een reminiscentie aan Christoffel vertoont Julianus op een fresco ca. 1455 van Andrea del Castagno in de Santissima Annunziata te Florence, waarop boven hem (als boeteling) een Jezus met een wereldbol staat. Op het beeld ca. 1790 van Van Poucke in het Vlaamse Hospitium te Rome is hij als pelgrim afgebeeld. Gezien de onduidelijkheid in de verhoudingen tussen de diverse Julianus-figuren is het niet verwonderlijk dat een exacte determinatie soms onmogelijk is: een fresco ca. 1100 in de crypte van de kerk te Poggiardo (Zuid-Italië; de Hospitator of Julianus van Antinoë) en een schilderij ca. 1475 van José Ferrer ii in het Seminario de Lérida (ruiter met valk kan ook Julianus van Brioude zijn). Als schippers-patroon heeft Hospitator een boot bij een anoniem, 16e-eeuws beeld in de Saint-Remacle-au-Pont te Luik. Cycli vindt men op glasramen, zoals te Chartres ca. 1220, te Rouen ca. 1290 (afhankelijk van dat te Chartres), te Saint-Florent (Yonne) 1526 en uit de 16e eeuw te Plancy-l'Abbaye (Aube), op een anoniem, 16e-eeuws schilderij in de kerk te Veuilly-la-Poterie (Aisne), op 14e-eeuwse fresco's in de kathedraal te Trente en op een 15e-eeuwse triptiek van de reeds genoemde Laurana in de kerk te Camporosso in Ligurië. Als afzonderlijke scènes komen voor de dood van de ouders (paneel 1478 van A. della Corna), de zorg van het echtpaar voor de pelgrims (15e-eeuws schilderij in de kerk te Saint-Julien-de-la-Liegue [Eure]), het overzetten van Jezus door Julianus en zijn vrouw (15e-eeuwse, houten sculptuur in de Saint-Julien te Boussoit-sur-Haint [prov. Henegouwen, België]) en een verschijning van Jezus aan het echtpaar, terwijl zij (waarschijnlijk) de gedode ouders tonen (schilderij ca. 1650 van Gaspar de Crayer in de Kon. Musea voor Schone Kunsten te Brussel). De moord en de overzet-scènes respectievelijk als centrale en als randafbeelding treft men samen op een 15e-eeuwse miniatuur in het Getijdenboek van Pierre de Bretagne. Cycli met het leven van Julianus van Brioude, als ridder met zwaard en valk afgebeeld (middeleeuws fresco in de Saint-Julien te Brioude [Haute-Loire]) komen voor op 16e-eeuwse glasramen te Saint-Julien-du-Sault (Yonne). Julianus van Emesa, martelaar met spijkers in het hoofd geslagen, vindt men in een 12e-eeuws gebedenboek (menologion) in het Catharina-klooster op de Sinaï. Julianus Istricus van Rimini kreeg een afbeelding en een driedelige cyclus op schilderijen 1409 van de hand van Bitone da Faenza aan de koorstoelen in de San Giuliano te Rimini, en Julianus en Basilissa (met hun gezellen) werden in de Santa Prassede te Rome geëerd met een tiendelige cyclus 817/24. Aan Julianus van Anazarbus werd in 1318 een fresco gewijd in de Georgios-kerk te Staro Nagoritsjino (Servië). Flaubert, die al in 1844 onder de indruk kwam van het Julianus-raam te Rouen, bleef jarenlang met de legende bezig. In 1876 publiceerde hij zijn in 1856 begonnen bewerking daarvan als derde verhaal in Trois contes (Drie vertellingen). In de op een schema van drie etappes (zondaar, boeteling en heilige) gebouwde en met een sterke symboliek geladen vertelling is de jachtlust het hoofdthema en wordt deze geduid als een uiting van vernietigingsdrang. Parallel staan het dodelijk gewonde hert en de dood van de ouders, die geldt als de wraak van de natuur en het noodlot. Michaut 1935; Vinaver 1935. |
|