Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdJuliana van Nicomediëwordt als »maagd en »martelares reeds vermeld in de belangrijke 5e-eeuwse martyrologia. Volgens een late legendarische Passio uit de 8e eeuw zou zij onder Maximinus Daia, die de christenen in het Oosten scherp vervolgde, ca. 310 terechtgesteld zijn, omdat zij een heidense bruidegom afgewezen en hem en haar vader aangeklaagd had. Na haar onthoofding zouden haar relieken door een zekere Sefonia (of Sofia), een vrouw uit een senatorenfamilie, naar Pozzuoli (bij Napels) gebracht zijn. Volgens de legende zoals die verteld wordt in de Legenda Aurea, zou de voor haar bestemde Eulogius rechter van de stad geweest zijn. Haar vader liet haar, toen zij een huwelijk weigerde, ontkleden en geselen, om haar daarna aan Eulogius uit te leveren. Toen diens pogingen haar over te halen zijn bruid te worden mislukten, liet ook hij haar gese- | |
[pagina 216]
| |
len, een halve dag aan haar haren ophangen, en kokend lood over haar hoofd gieten. Toen dat zonder gevolgen bleef, liet hij haar gevangen zetten. Het verhaal vertelt dan hoe de martelares de duivel, die haar in de kerker in de gedaante van een engel verscheen om haar tot offeren aan de afgoden aan te zetten, met haar ketens neersloeg en boeide, op weg naar de terechtstelling over de markt sleepte en in een latrine wierp. Juliana werd op bevel van de rechter geradbraakt, maar een engel vernielde het rad en genas haar wonden. Vijfhonderd mannen en honderddertig vrouwen die dit zagen bekeerden zich en werden daarop onthoofd. Een onderdompeling in een ketel kokend lood ervoer de martelares als een verkoelend bad. Toen kwam de duivel terug in de gestalte van een mooie jongeman en spoorde de rechter aan haar te doden. Maar alleen al door de blik van Juliana getroffen vluchtte de duivel weg, wanhopig uitroepend dat hij nergens aan haar kon ontkomen. Na de onthoofding van Juliana voer de rechter met 34 mannen de zee op en kwam bij een opstekend onweer om. Juliana van Nicomedië leende haar naam aan verschillende middeleeuwse vrouwen die als heiligen worden vereerd. Een van hen is Juliana van Luik (in 1193 geboren te Rétinne), ook wel Juliana van Cornillon genoemd, naar het klooster met die naam aldaar, waarvan zij na een periode als kluizenares in 1222 priorin werd. Tweemaal werd zij echter vanwege haar strengheid verdreven, zodat zij vanaf 1248 weer te Fosse bij Namen haar leven in eenzaamheid opnam. Juliana stierf daar in 1258 en ligt begraven in de abdij van Villers. Zij is bekend vanwege haar visioenen, maar vooral vanwege haar ijveren - samen met haar vriendin-kluizenares, Eva van Luik - voor de instelling van het liturgisch feest van Sacramentsdag. In haar werk over de ‘Volle schijf der Maan’ (beeld van de Kerk en symbool van de witte hostie) signaleerde zij op het hemellichaam een donkere vlek: het ontbreken van een dergelijk feest. Door haar toedoen werd, als bekroning van de ontwikkeling van de middeleeuwse beleving van de eucharistie als tegenwoordigstelling van Jezus' lijden en van de ‘realis praesentia’ (de werkelijke tegenwoordigheid), het feest in 1252 eerst in het bisdom Luik en in 1264 in de hele westerse Kerk ingevoerd.
Tijdens de inval van de Longobarden in Italië zijn de relieken van de Nicomedische Juliana eerst te Cumae in veiligheid gebracht. Zij is er tot 1207 vereerd, toen een translatie naar Napels plaatsvond. Onder invloed van het oudste, betrouwbare martyrologium (van »Beda; ca. 730) werd Juliana's cultus ook in het Noorden bekend en verder door verspreiding van delen van haar gebeente over vele steden in Italië, Spanje (Santilliana [Sint Juliana] del Mar in Baskenland), Duitsland en de Nederlanden bevorderd. Ook in het Oosten bleef zij in de synaxariën (liturgische boeken met korte levensbeschrijvingen van de heiligen op hun feestdagen) vermeld en dus gevierd. Het is niet onmogelijk dat de cultus van Justina, een andere te Padua en Venetië en omgeving vanaf de 5e eeuw vereerde martelares, na een naamsverandering zijn oorsprong vond in een te Padua al vroeg verworven en bewaarde reliek van Juliana van Nicomedië. Juliana's feestdag is in het Westen 12 februari; in het Oosten 21 december. Zij wordt jeugdig afgebeeld met een kroon, kruis, palm of boek in de hand. Haar attribuut is een door haar geketende duivel (wel te onderscheiden van »Margareta, die uit een draak opstijgt); soms houdt zij een gesel vast, herinnerend aan haar eigen marteling of aan haar kastijding van de duivel. De vroegste afbeelding, een 9e- of 10e-eeuws fresco in de catacombe van Januarius te Rome, toont Juliana die in haar handen die met een doek omhuld zijn (gebaar van respect uit het Byzantijnse hofprotocol) een martelaarskroon houdt. Met een kruis in de hand werd zij in het Oosten onder meer voorgesteld op een 10e-eeuws fresco in El Nazar te Göreme (Cappadocië; Turkije) en op een ikoon ca. 1375 in de Tretjakov Galerij | |
[pagina 217]
| |
te Moskou; soms ook in het Westen: Umbrisch fresco uit de 13e eeuw in de Santa Giuliana te Perugia. Hier echter gaat zij vaker vergezeld van de geketende duivel: bijvoorbeeld een reliëf ca. 1195 in de dom te Worms en een beeld aan de koorbanken in de Stephansdom te Wenen. Met palm, zwaard en gesel plaatsten Taddeo di Bartolo haar op zijn predella 1438 en Benedetto Caporali op zijn fresco 1468 (beide te Perugia). Uitzonderlijk is de voorstelling op een Umbrisch fresco 1376 in de Pinacoteca aldaar, waarop Juliana als een Schutzmantelmadonna een groep cisterciënzernonnen beschermt. Uit Juliana's leven komen scènes met de duivel voor. Juliana die de duivel aan ketenen voortsleept ziet men op miniaturen in het Passionale van Stuttgart ca. 1130 en in het Martyrologium van Zwiefalten ca. 1147; de geseling op een miniatuur in een handschrift in de Stiftsbibliotheek te Heiligenkreuz in het Wiener Wald, en Juliana die de duivel in een latrine werpt op een schilderij ca. 1610 van Feti. Martelingen zijn uitgebeeld op een 14e-eeuws, Umbrisch fresco uit de Santa Giuliana in de Pinacoteca te Perugia, waarop de heilige, geboeid en bijgestaan door een engel, aan haar haren hangt, geslagen en met lood overgoten wordt; voorts op een 14e-eeuws retabel op het hoofdaltaar te Santilliana del Mar. juliana van luik werd als augustijner of cisterciënzer non uitgebeeld met als attributen een boek en - zoals Juliana van Nicomedië - met een duivel (miniatuur in een 14e-eeuws handschrift in de Bibliothèque Nationale te Parijs) of met een boek (houten beeld 1524 in de kerk te Fosse [Pyrenées Orientales]). Samen met haar vriendin Eva werd zij, in aanbidding voor het altaarsacrament en met boven haar hoofd een maan, uitgebeeld op een miniatuur in het boven genoemde handschrift en, eveneens met Eva tijdens een visioen van het altaarsacrament, op een tekening van Fiseu uit dezelfde tijd in het Musée des Beaux-Arts te Luik. Brard 1967; Chatzinikolaou 1971; Hoving 1962/63; Lafuente Ferrari 1955; Ortiz de la Azuela 1919. |
|