Van Abraham tot Zacharia. Thema's uit het Oude Testament in religie, beeldende kunst, literatuur, muziek en theater
(1993)–Louis Goosen– Auteursrechtelijk beschermdSalomo,zoon van David en Batseba, was de derde koning van Israël. Zijn naam betekent ‘vrede’; een andere naam was Jedidja, ‘door Jahwe geliefd’. Nog tijdens Davids leven werd hij op aanraden van de profeet Natan door de priester Sadok gekroond om een staatsgreep door zijn oudere broer Adonia te voorkomen. Adonia werd gedood, evenals de al door David verafschuwde, machtige legeraanvoerder Joab. God zegde hem in een droom wijsheid en kennis toe. Salomo's regering, beschreven in het eerste boek Koningen, was een glorieuze voortzetting van wat David begonnen was: consolidering van Israëls grenzen, uitbouw van internationale betrekkingen en handel met onder andere Egypte, Seba, Tharsis, maatregelen voor economische opbloei, nieuwe administratieve indeling en een enorme bouwactiviteit: paleis, fortificaties en vooral | |
[pagina 210]
| |
de tempel. De tempel, die alle heiligdommen buiten Jeruzalem hun betekenis deed verliezen, werd het enige religieuze centrum van Israël. Salomo's sprookjesachtige rijkdom en zijn wijsheid worden geïllustreerd door het verhaal van het bezoek van de koningin van Seba (die in joodse en Arabische legenden Bilkis heet; Seba lag in het zuidwestelijke deel van Arabië: Jemen). Nieuwsgierig geworden door de berichten over Salomo's rijkdom en wijsheid begaf ze zich naar Jeruzalem, waar de wijsheid van de koning en de heerlijkheden van zijn hof haar stoutste verwachtingen overtroffen. Toch kondigde zich onder Salomo verval aan. De krachtsinspanningen hadden het leger mankracht gekost. Het volk zuchtte onder dwangarbeid aan de tempel. Vanuit Egypte en Damascus dreigde annexatie. Ook werden vreemde religieuze elementen niet buiten de deur gehouden: Salomo liet zich door zijn buitenlandse vrouwen zelfs verleiden tot verering van afgodsbeelden. Ontevredenheid leidde kort na zijn dood (in 931) onder aanvoering van Jerobeam i tot de splitsing van het rijk: de noordelijke stammen keerden zich van Juda af; het Noord- en het Zuidrijk kregen hun eigen »koningen. Desondanks overheersen de lofprijzingen. Van zijn wijsheid getuigde vooral zijn oordeel in de twist tussen twee publieke vrouwen om een kind. Ze hadden in hun gemeenschappelijke huis elk een kind gebaard. Een van de kinderen stierf en werd door zijn moeder met het levende kind verwisseld. Toen Salomo aanstalten leek te maken om dit levende kind in tweeën te laten hakken en tussen hen te verdelen, stemde de ene vrouw met deze oplossing in en betoonde de andere, die het kind liever aan de pseudo-moeder gunde dan het gedood te zien worden, zich de echte moeder. Salomo was voorts bekwaam in het maken van liederen en spreuken (1 Kon. 5,12). Om die reden kwam veel van de traditionele joodse ‘wijsheid’ in de boeken Prediker, Hooglied en Wijsheid op zijn naam te staan. De joodse traditie, die Salomo vanwege de tempelbouw prijst maar hem om zijn afgoderij en veelwijverij veroordeelt, bewaarde menige legende rond zijn persoon: de wonderbaarlijk snelle bouw van de tempel, het begin van het ontstaan van Rome in zijn huwelijksnacht en zijn verval tot zwervende bedelaar die Wijsheidsboeken schreef.
Sulaiman (Salomo) wordt in de koran geprezen om zijn door Allah geschonken kennis en heerlijk koningschap. Satan, djinns en de winden dienden hem. Hij verstond de taal van de vogels. Tijdens het bezoek van de koningin van Seba bekeerde zij zich bij het zien van het heerlijke paleis tot Allah. Sulaimans dood werd pas bemerkt toen hij omviel omdat een worm zijn staf had opgevreten. In legenden werd later nog meer onwaarschijnlijks aan zijn daden en belevenissen toegevoegd. Hij zou met Nimrod, Nebukadnessar en Alexander de Grote tot de grootste vorsten aller tijden hebben behoord en Pythagoras dankte zijn kennis aan hem. In de christelijke traditie was Salomo type voor Jezus. De identificatie van Salomo met de bruidegom van de bruid uit het Hooglied (de Sulammitische; Hoogl. 7,1) was de basis voor de typologie Jezus Christus en de Kerk, een parallellie die in de mystieke literatuur ook op de verhouding Jezus en de individuele ziel werd toegepast en uitgewerkt. Op zijn naam staan drie apocriefe boeken: de Psalmen van Salomo (60-30 v.C. collectie vrome liederen), de Oden van Salomo (belangrijke Syrische collectie gnostieke leerdichten uit de 2e eeuw n.C.) en een Testament van Salomo (joods-christelijk, Grieks 3e/4e eeuw). De traditie heeft hem ook een plaats gegeven in de zogeheten kruislegende. Onder de bomen die hij voor de tempelbouw liet kappen was ook de boom op »Adams graf. Het hout ervan kwam niet op maat en werd gebruikt voor een brug. Toen de koningin van Seba daarover moest, weigerde zij en waadde door de rivier, wellicht de Kedron. De westerse volksfantasie bracht Salomo's geroemde | |
[pagina 211]
| |
en veelzijdige kennis, met name die van geneeskrachtige kruiden, in verband met geesten en tovenarij. Vandaar dat zijn naam menigmaal in oude toverformules voorkwam. Salomo werd afgebeeld als profeet (fresco 14e eeuw Novgorod) of als ideale koning in de dracht van de tijd (zuiderportaal 1220-ca. 1240 Straatsburg) en op een geprononceerde troon (miniatuur in Byzantijns handschrift ca. 950 Kopenhagen: de koning met Jezus Sirach); alleen, onder andere als personificatieFrans Floris, Oordeel van Salomo, paneel, ca. 1547. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen.
van deugden, in uitvoerige cycli; in aparte scènes, waaronder het veelvuldigst die van het oordeel van Salomo en het bezoek van de koningin van Seba, en in typologische voorstellingen. Uit de 4e eeuw is er een zilveren reliekkastje met een volmaakt ‘oordeel’ (Milaan). Grote, precieuze cycli vindt men in de Franse Historiebijbels (onder meer van De Moulins Parijs 1410, Koninklijke Bibliotheek Brussel). Van de vele ‘bezoeken van de koningin van Seba’ (reliëf koorgestoelte 1350 Lund; Poynter, schilderij ca. 1700 Sydney) is dat van Piero della Francesca een hoogtepunt | |
[pagina 212]
| |
(onder de fresco's met de Legende van het Kruis 1452-66 te Arezzo). Als verwijzing naar Maria fungeerde in de 13e eeuw het koppel Salomo-koningin van Seba aan de Maria-portalen te Amiens 1220-32 en Freiburg in Saksen (Goldene Pforte ca. 1230), en nog op de deuren van het baptisterium te Florence door Ghiberti 1425-52. In de 17e eeuw kreeg dit thema een geheel andere betekenis op een zinneprent van een voorspoedige regering (anonieme tekening 1604 Londen). Als ‘getuige’ komt Salomo met David voor op Annunciatie-ikonen (als kleine figuren in de marge, soms met spreukband: ikoon 17e eeuw, Nessebar in Bulgarije). Een miniatuur met het oordeel van Salomo over het nog levende kind met de twee moeders siert het monumentale titelblad van het boek der Spreuken in de Bijbel van Sint-Paulus-buiten-de-Muren (uit Reims? ca. 870): met boven in de bladzijde twee taferelen van de koningszalving met bazuinende en juichende Israëlieten. Een eenvoudig 12e-eeuws kapiteel uit Westminster Abbey te Londen heeft de scène in een notedop. Uitgebreid werd het oordeel als ‘menselijke gerechtigheids’-pendant afgebeeld op de fries van het »Job-boogveld (‘goddelijke rechtvaardigheid’) aan het noorderportaal 1224 te Chartres. In de 16e en 17e eeuw was het als ‘gerechtigheidstafereel’ geëigend voor de decoraties van de ruimten, binnen residenties en stadhuizen, waar recht gehandhaafd moest worden. Een aantal van deze werken bevindt zich intussen in musea, zoals een paneel van Witz ca. 1439, een schilderij van Lucas Cranach de Oudere ca. 1525, een miniatuurschilderijtje van Hans Holbein de Jongere ca. 1535 (Winsor), verder werken van Jan van Rillaer de Oudere 1528, Baldacci 1571, Frans Francken de Oudere 1594, De Crayer 1622 Museum voor Schone Kunsten Gent, Jacob Pynas 1627, Van Delen 1638, Van Nierop 1640, Bruley 1642, Poussin 1649, De Lairesse 1683, Antoine Coypel 1699, Cazes 1717, Wicar 1785 en Spiegler 1734. Vele werken bevinden zich echter nog op de bestemde plaats: bijvoorbeeld het fresco van Fogolino ca. 1532 in Castello del Buonconsiglio te Trente, het schilderij van Campi ca. 1550 in het Palazzo Communale te Brescia, de plafondschildering van Taddeo Zuccaro ca. 1559 in de rechterskamer van het Palazzo Farnese te Caprarola; de schilderijen van Michiel Coxcie de Oude 1582 in het raadhuis te Antwerpen en van Vicentino ca. 1600 in het Dogenpaleis te Venetië, de grisaille van C. Cesi ca. 1657 in het Quirinaalpaleis te Rome, het fresco van Tiepolo ca. 1725 in het aartsbisschoppelijk paleis te Udine, de schilderijen van Van der Heek midden 17e eeuw in het raadhuis te Alkmaar, van Terwesten uit dezelfde tijd in het raadhuis te Münster, het doek van Van Swinderen 1627 in het gebouw van de rechtbank te Zutphen met zijn ongewone compositie: centraal in de afbeelding ligt het kind met de beentjes naar de toeschouwer op de leuning van Salomo's troon; een beul zwaait het zwaard omhoog boven het onzichtbare hoofdje. Soms is het tafereel gecombineerd met aan de antieke geschiedenis ontleende gerechtigheidstaferelen: bijvoorbeeld het reliëf van Quellinus tussen 1650 en 1664 in de Vierschaar te Amsterdam (met Lucius Brutus en Zaleukos), van Colijn de Nole aan de schouw in het oude stadhuis te Kampen 1543-45 (met Coriolanus, Curius en Scaevola), van Paul Juvenel de Oudere ca. 1622 in het vroegere raadhuis te Neurenberg (met onder meer Scipio Maior) en Mareschet 1586 in de Bürgerstube te Bern (met Skylouros). Een reliëf uit de 17e eeuw siert met als pendant het oordeel van Cambyses het griffie-gebouw van het Vrije op de Burg te Brugge. Specimen van een afbeelding van dit van wijsheid getuigend tafereel in een bibliotheek is het fresco van Kröll 1732 in het klooster te Vorau. Voorts kunnen vermeld worden: schilderijen van Maffei 1650 voor het koninklijk paleis te Bolzano, Pieter van Bronkhorst 1622 bestemd voor de gerechtskamer in het stadhuis te Delft, Doudijns ca. 1665 voor het stadhuis te 's-Gravenhage, Willmann 1644 voor het stadhuis te Breslau, | |
[pagina 213]
| |
Ovens 1644 bedoeld voor de raadskamer in het stadhuis te Tönnig (Sleeswijk-Holstein), Watteau 1760 in het stadhuis te Saint-Amand. Fresco's schilderden Roncalli ca. 1600 in het gewelf van de Cassa di Risparmio (spaarbank) te Osimo, Amalteo ca. 1560 in het stadhuis te Ceneda en Campi ca. 1565 in het Palazzo Communale te Brescia. Ook een 15e-eeuws, Nederlands gobelin (Wenen) en een door Stech in 1685 ontworpen en door Dame en Jacobs uitgevoerd gobelin, een raam van de gebroeders Crabeth 1561 in de Sint-Janskerk te Gouda en een orgeldeur van Palma ca. 1600 in de kerk van het Heilig Kruis te Venetië werden gewijd aan dit in de
Peter Flötner, Vrouwenlisten, gravures, ca. 1530. Simson en Delila, David en Batseba, afgoderij van Salomo, Aristoteles en Phyllis.
16e en 17e eeuw zeer graag afgebeelde onderwerp. Voor kerken waren bestemd de zijvleugels met het Salomonsoordeel van de drieluiken van Pseudo-Blesius ca. 1510, van de Meester van de Salomo-triptiek (Mauritshuis 's-Gravenhage) en van de Meester van de Grote Aanbidding ca. 1520. In de Koninklijke Musea te Brussel wordt een schilderij met Salomo's oordeel van Naves uit ca. 1855 bewaard. In de decoraties van de residenties van de Spaanse koningen is Salomo alom aanwezig, met doeken van Solimena ca. 1700, Giaquinto ca. 1740, Noël Coypel ca. 1675 en vooral Giordano: in het koninklijk paleis te Madrid, in El Pardo bij Madrid en het paleis te Aranjuez. Vele doeken dienden als stramien voor | |
[pagina 214]
| |
tapijtreeksen in dezelfde residenties. Tot de favoriete thema's behoren het oordeel van Salomo en zijn ontmoeting met de koningin van Seba. David en Salomo bekleden als tempelbouwers de beide centrale posities in de reeks standbeelden ca. 1580-85 van Monegro met joodse koningen aan de façade van de koninklijke kapel van het Escoriaal nabij Madrid. Het Getijdenboek van Catharina van Kleef ca. 1440 heeft het ‘oordeel’, ‘Salomon als wijsheid deelt brood uit’ (Spr. 9,5) en drie scènes uit de cyclus van de kruislegende (kappen, meten en de brugscène; »Adam & Eva, »Mozes). Flinck schilderde in 1658 een schoorsteenstuk met het gebed van Salomo om wijsheid voor de vroedschapskamer in het stadhuis op de Dam te Amsterdam, waar voorts, in een sfeer van wijsheid en goede raad, Jetro's advies tot verkiezing van de 70 oudsten (»Mozes) door Van Bronckhorst en later hun verkiezing zelf door Jakob de Wit werden afgebeeld. Flinck leverde in 1659 een replica voor het gemeentebestuur van Kleef. Een miniatuur van de Gebroeders van Limburg in het Getijdenboek van de Duc de Berry (15e eeuw) toont Salomo bij de bouw van de tempel. Op een van zijn panelen etaleert de Hollandse Meester van de Salomo-triptiek ca. 1510 in het Mauritshuis te 's-Gravenhage zijn afgodendienst. Deze scène had haar moraliserende plaats en taak gekregen in de gewaardeerde serie vrouwenlisten (»Jaël), onder meer op een gravure van Flötner ca. 1530 en op een Zwitsers tapijt uit ca. 1470-80. In de 16e eeuw was het gegeven een gewild motief voor grafici en kunstschilders, om te wijzen op het gevaar waartoe vrouwen zelfs een wijze man kunnen verleiden. Gravures zijn bewaard van Van Leyden uit 1514 (waarnaast twee houtsneden), Burgkmair, Altdorfer, Meester M.Z., Brosamer, Pencz, De Bruyn 1606 en Vleughels 1723, een gravure uit 1723 van L.-J. le Lorrain naar een schilderwerk van De Troy en een tekening van Rembrandt uit ca. 1630/39 en een van Philips de Koninck ca. 1660. Daarnaast zijn er schilderijen met Salomo's afgoderij uit het atelier van Lucas Cranach de Oudere ca. 1525, van De Poorter ca. 1630 (Rijksmuseum Amsterdam), Rombouts ca. 1620, Knüpfer ca. 1635, Salomon de Koninck 1644 (Rijksmuseum), De Wet 1541, Bramer (acht in getal!) en Bourdon ca. 1650, Van den Eeckhout 1654, Schönfeld ca. 1660, Ricci 1724, Conca ca. 1725 en een aquarel van Weiss 1767. Salomo's troon, in de middeleeuwse typologie met name door Rhabanus Maurus (9e eeuw) veelvoudig geduid, werd misschien al vanaf Maria's zetel met zes treden op het reliëf met de aanbidding der Wijzen op de houten deuren van de Santa Sabina (ca. 430 Rome) verstaan als troon van Maria. In de meerzinnigheid van de symboliek kon Maria zelf tegelijk weer Salomo's troon voor Jezus genoemd worden en als zodanig werd ze ook uitgebeeld (13e eeuw: Friesach, Goslar, Gurk). Uit onder meer deze thematiek kwam in een gecompliceerd proces de afbeelding van de kroning van Maria voort (tekening Honorius-handschrift ca. 1120 München; mozaïek ca. 1143 Santa Maria in Trastevere Rome). Dit proces had alles te maken met uitleg en uitbeelding van het Hooglied en met de beleving van de bruidsmystiek, waarin men Jezus voor de bruidegom-Salomo en de Kerk, de ziel of Maria voor de bruid hield. Deze idee ligt vaak verscholen achter de voorstelling van liefdeskoppels als »David en »Batseba, Salomo en de koningin van Seba en »Ester en Ahasveros (Heilsspiegelaltar van Witz ca. 1435/36 Basel; Salomo en de koningin op een troon op een miniatuur in een 15e-eeuws Speculum-handschrift in het Musée Condé te Chantilly). Verder is er in de typologie een rijke toepassing van allerlei momenten uit Salomo's geschiedenis op die van Jezus (Speculum-literatuur begin 13e eeuw en Biblia Pauperum vanaf 1300). Rijke illustraties van het Hooglied worden geboden door de laatmiddeleeuwse blokboeken met de 12e-eeuwse tekst van Hortus deliciarum van Herrad van Landsberg. | |
[pagina 215]
| |
Een joodse uitwerking van het gegeven, dat de koningin van Seba Salomo's wijsheid met raadsels wilde beproeven (1 Kon. 10,1-4), is de sage van een dispuut tussen deze koning en de duivel, soms ook de god Mercurius. Middeleeuwse bewerkingen maakten van die laatste naam: Marcolf. Oudst bekende versies daarvan zijn twee Angelsaksische uit ca. 1100, waarin de demon Saturn heet. In de Dialogus Salomonis et Marcolfi (12e eeuw) werd de laatste weer een aan lager wal geraakte broer van Salomo, die hem op een humoristische manier te slim af is. Gegevens uit 1 Kon. 3-4 (over Salomo's wijsheid), de Marcolf-sagen en de christelijke typologie zijn verwerkt in het Middelhoogduitse gedicht Lob Salomos ca. 1100-10, waarin overigens de duivel nu de naam Ashmedai draagt. In het epos Salman und Morolf ca. 1190 uit hetzelfde taalgebied is vooral Morolf de met raffinement uitgewerkte hoofdfiguur, waarbij Salman, zijn vrouw Salme en een heidense koning Faro wat mager afsteken. Tot in de 16e eeuw is het burleske Marcolf-gegeven herhaaldelijk gebruikt voor het toneel (onder andere een Fastnachtspiel van Bletz uit 1546). Vondel schetst in zijn treurspel Salomon (1648) hoe de vorst onder invloed geraakt van de buitenlandse vrouwen. Zijn teurspel Adonias (1661) is gewijd aan de verhouding tussen de twee broers. In 1825 bracht Heiberg koning Salomo in een vaudeville op het toneel. De eenakter van Giraudoux Cantique des Cantiques (1938) toont, ironisch in een restaurant in het Bois de Boulogne, de onmogelijkheid van de liefde tussen president Salomo en de elegante, zelfbewuste, moderne Sulammitische (vgl. Cavalotti's stuk uit 1881). Een merkwaardige technische schepping Salomo's eerste rechtspraak van de Fries Elzinga 1901-06 in 't Coopmanshûs te Franeker houdt het midden tussen mechanische (volks)kunst en populair toneel. Door middel van een ingenieus drijfwerk bewegen figuren over een scène, waarbij een commentator de bijbeltekst leest. In de roman van Guerazzi L'asino (De ezel) 1849/57, waarin Salomo een rechtszitting over de dieren voorzit, speelt de politieke satire. Castro e Almeida liet de koningin van Seba in zijn symbolistische vertellingen Belkiss 1894, zwevend tussen droom en werkelijkheid in haar verlangen naar de koning, diepe ontgoocheling ervaren. In Di koningin fan Skeba, of Salomo syn oue Goudfelde in Sambesia, een gefingeerde ‘historische’ roman uit 1898, gaat Du Toit op zoek naar Zuid-Afrika's verste verleden. Carissimi Judicium Salomonis ca. 1650, Charpentier ca. 1685 en Händel 1749 schreven oratoria op Salomo-thema's en Schürmann 1701 en Elsner 1807 (Warschau) een opera; Golmark 1875 en Coelho 1924 (op teksten uit Belkiss van Castro e Almeida) componeerden opera's op het thema van de koningin van Seba, en Respighi in 1932 daarop een ballet. Naylors King Solomon's Prayer uit 1953 is een werk voor sopraan, koor en orkest. Het Hooglied, vanaf Hippolytus van Rome ca. 210 zonder ophouden becommentarieerd, allegorisch uitgelegd (Origenes, Gregorius van Nyssa, Honorius van Autun, Bernardus van Clairvaux tot in de 18e eeuw) en vooral in blokboeken geïllustreerd (ca. 1460 München; nog Defesche 1957), kreeg uiteraard zijn plaats in de muziekgeschiedenis: van Rattih 1637 (voor 5 zangstemmen) tot de oratoria van Weissensteiner 1934 en Lavry Shir ha shirim (Lied der liederen) 1940, de koorwerken van Van Lier 1939, Pépin 1950 en Penderecki 1973; de symfonie van Von Keusster 1936 en de vocale werken van Kerstens 1955 (De geestelijke bruiloft) en Stout 1962. Canticum z.j.; Castel 1949; Delbrueck 1927; Neher 1962; Schneider 1960. |
|