Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdPercevalis de held in Le conte du Graal (ca. 1182), een Arturroman in verzen van de Franse dichter Chrétien de Troyes. Hierin wordt verteld hoe een weduwe samen met haar zoon Perceval in het Gaste Forest, een wildernis, een kasteel bewoont. Haar man is van droefheid gestorven, toen hun oudste twee zonen sneuvelden. Om Perceval voor een dergelijk lot te behoeden houdt zij hem verre van de ridderwereld. Deze opzet mislukt als een groepje ridders van koning »Artur in het woud verzeild raakt. Perceval overlaadt hun aanvoerder met vragen over de verschillende, hem nog onbekende onderdelen van de wapenrusting. Het gevolg is dat hij naar het hof van Artur wil om ridder te worden. De knaap is gehuld in boerse kledij en zijn bewapening bestaat alleen uit een werpspies. Zijn moeder geeft hem nog wat wijze lessen mee. Als Perceval vertrekt, valt zij voor dood neer, maar zonder zich om haar te bekommeren rijdt hij weg. Onderweg gaat hij een tent binnen waar een jonkvrouw slaapt, bij wie hij het onderricht van zijn moeder op dwaze wijze in praktijk brengt. Hij zoent het meisje met geweld en pakt haar ring af. Vervolgens doet hij zich tegoed aan de aanwezige spijs en drank zonder zich iets aan te trekken van het verdriet van het meisje en vertrekt weer. Als later haar vriend Orguelleus de la Lande verschijnt, gelooft deze niet dat zij tegen haar wil gekust is. Als straf moet zij hem volgen in een toestand van ellende, die zal duren totdat hij de boosdoener gedood heeft. Perceval handelt ook dwaas bij zijn komst aan het hof van Artur. Buiten ziet hij de Rode Ridder, die Arturs gouden beker heeft weggenomen en de heerschappij over het land opeist. Perceval wil graag diens wapenrusting hebben. Te paard gaat hij de ridderzaal binnen en vraagt erom. Keu (»Keye), de boosaardige hofmaarschalk, roept hem op die wapenrusting te gaan halen. Een meisje lacht Perceval toe en zegt dat hij de beste ridder ter wereld zal worden. Over haar placht de zot van het hof te zeggen dat zij niet zou lachen voordat ze de beste ridder zou zien. Uit ergernis over haar woorden slaat Keu het meisje tegen de grond en schopt hij de zot in het vuur. Perceval gaat naar buiten en doorboort met zijn werpspies het hoofd van de Rode Ridder. Hij weet niet hoe hij diens wapenrusting uit moet doen. Daarvoor heeft hij de hulp nodig van Yvonet, een schildknecht van het hof. Hem laat hij Arturs beker terugbezorgen, met aan het meisje de belofte dat hij Keu's wandaad zal wreken. Als Yvonet die boodschap overbrengt, voorzegt de zot dat Keu door de held zal worden gestraft. Hierna logeert Perceval op de burcht van Gornemant, die hem leert als ridder te vechten. Ook zorgt hij ervoor dat Perceval zijn boerse outfit uitdoet. Hij geeft hem nieuwe kleding en maakt hem tot ridder. Perceval wil weer terug naar huis om te zien hoe het met zijn moeder is. Zijn weg voert echter naar Biaurepaire, de burcht van de mooie Blancheflor. 's Nachts begeeft het meisje zich naar Percevals bed en stelt hem op de hoogte van de ellende waarin zij verkeert: haar burcht wordt belegerd door Clamadeus des Isles en diens maarschalk Engygeron. Zij verwacht de volgende dag de overgave van het kasteel, dan zal zij met een mes zelfmoord plegen. Perceval laat Blancheflor de nacht naast zich doorbrengen, waarna hij de strijd voor haar land opneemt. Eerst verslaat hij Engygeron en later Clamadeus. Beiden schenkt hij genade. Hij stuurt hen naar het hof van koning Artur. Perceval verlaat Blancheflor, omdat hij opnieuw op zoek wil gaan naar zijn moeder. Nu wordt hij geleid naar de burcht van de invalide Visserkoning. Daar ontvangt hij een | |
[pagina 246]
| |
bijzonder zwaard. Tijdens het diner ziet hij hoe een knecht een lans ronddraagt, uit de punt waarvan telkens een druppel bloed neerdaalt. Daarna volgt een meisje met een ‘graal’ - een schotel - die een helder licht uitstraalt. Perceval laat het stellen van vragen over lans en Graal achterwege. Hij wil dat de volgende morgen doen, maar dan blijkt het kasteel verlaten. In de buurt ontmoet hij een meisje dat haar gedode vriend beweent. Zij is de nicht van Perceval en zij vertelt hem dat zijn zwijgen op de Graalburcht destructieve gevolgen zal hebben. Perceval gaat op zoek naar de ridder die de vriend van zijn nicht heeft gedood. Het is de eerder genoemde Orguelleus de la Lande, die iedereen doodt die zijn vriendin aanspreekt. Deze handelwijze volgt hij, totdat hij zich gewroken heeft op degene met wie zijn vriendin in de tent gemeenschap zou hebben gehad. Perceval maakt een eind aan haar ellende door Orguelleus te verslaan. Ook hem stuurt hij naar het hof van Artur. Als Orguelleus daar arriveert, voorzegt de zot nogmaals de afstraffing die Keu te wachten staat. Vervolgens gaat de koning met zijn complete hof op zoek naar Perceval. Op een ochtend komt Perceval in de buurt van Arturs tentenkamp. Urenlang staart hij in trance naar drie bloeddruppels in de sneeuw, afkomstig van een gans die door een valk was aangevallen. Daarin ontwaart hij het gelaat van zijn geliefde Blancheflor. Op agressieve wijze proberen achtereenvolgens Saigremor en Keu hem naar het hof te voeren, wat Keu een gebroken arm en een ontwricht sleutelbeen oplevert. Gauvain (»Walewein), de neef van koning Artur, gaat te werk met hoofse tact en met hem gaat Perceval naar het hof. Artur neemt Perceval mee naar Carlion, waar gedurende drie dagen feest wordt gevierd om zijn terugkeer. De vreugde wordt verstoord door de komst van een foeilelijke, misvormde jonkvrouw, die allen groet behalve Perceval. Zij veroordeelt hem vanwege zijn gedrag op de Graalburcht. Had hij vragen gesteld, dan zou de Visserkoning genezen zijn en had hij zijn land in vrede kunnen besturen. Nu zal als gevolg van Percevals zwijgen groot onheil over de wereld komen. Perceval reageert met het plan een zoektocht te ondernemen om achter het geheim van de Graal en de bloedende lans te komen. Van die queeste wordt nog één episode verhaald, die geplaatst is temidden van de avonturen van een tweede held, Gauvain. De verteller heeft dan een sprong gemaakt van vijf jaar. In die periode heeft Perceval zestig ridders verslagen en naar het hof gestuurd. Maar hij is God vergeten en geen stap dichter bij zijn doel gekomen. Het is Goede Vrijdag, als hij in een wildernis boetelingen ontmoet aan wie hij vragen stelt. Zij herinneren hem aan Christus' verlossingswerk en wijzen hem de weg naar een heremiet. Perceval komt tot inkeer en gaat te biecht bij de heremiet, die zijn oom blijkt te zijn. Deze zegt dat Percevals zwijgen bij de Visserkoning een gevolg is van de zonde jegens zijn moeder, die bij zijn vertrek van verdriet is gestorven. Ook vertelt hij Perceval over het mysterie van de Graal. De Graal is een heilig voorwerp, waarin een hostie wordt bewaard die de vader van de Visserkoning in leven houdt. De heremiet geeft Perceval onderricht, waarin hij hem een ridderschap voorhoudt dat gebaseerd is op liefde tot God. Perceval blijft twee dagen bij de kluizenaar en gebruikt als boetedoening diens eenvoudige voedsel. Het laatste wat de verteller over Perceval meedeelt, is dat hij op Pasen ter communie gaat. Het overige gedeelte van de roman gaat over Gauvain. Wanneer de Lelijke Jonkvrouw Perceval heeft veroordeeld, noemt zij een paar ‘aventures’ waarin de ridders van het hof zich kunnen onderscheiden. Eén ervan betreft de bevrijding van een jonkvrouw. Voor haar wil Gauvain op weg gaan, maar zijn plan wordt gedwarsboomd door de komst van Guigambresil, die hem ervan beschuldigt dat hij op onridderlijke wijze de koning van Escavalon heeft gedood. Gauvain begeeft zich nu richting Escavalon om zich | |
[pagina 247]
| |
van die beschuldiging te zuiveren. Dan volgen ‘aventures’ die hem steeds verder van dat doel wegvoeren. Zijn optreden wordt telkens beschreven met ironie. Tenslotte doorstaat hij in een kasteel de beproeving van het wonderbed, waarna de bewoners hem inhalen als hun heer en verlosser. Dit avontuur vormt een pendant van Percevals bezoek aan de Graalburcht, zodat Gauvain lijkt te slagen
De Graalridders rondom de Graaltafel. Scène uit de opera Parsifal van Richard Wagner, in een enscenering van Wieland Wagner (Bayreuther Festspiele 1957).
waar Perceval faalde. Echter, we zien niets van een verlossing. Bovendien wordt Gauvain de gevangene van zijn daad, want hij mag het kasteel, ook al krijgt hij een dag permissie, niet meer verlaten. Het blijkt dat daar zijn moeder en die van Artur wonen, vrouwen die in de reële wereld allang overleden zijn. Het is alsof Gauvain terechtgekomen is in een dodenrijk en alsof Chrétien zo de eerste | |
[pagina 248]
| |
ridder van het hof laat bijzetten in het mausoleum van een voorbije Arturwereld.
De Conte du Graal is het laatste werk van Chrétien de Troyes. In veel opzichten biedt het iets nieuws. Ging het in Chrétiens eerdere romans om profane ‘amour’ en ‘chevalerie’, voor de Graalheld Perceval wenkt het perspectief van een christelijk ridderschap. Deze nieuwe richting houdt waarschijnlijk verband met de opdrachtgever van de roman. Chrétien schreef de Conte du Graal voor Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen (1142-91). Filips en zijn familie onderhielden nauwe betrekkingen met het Heilige Land. Hij was actief als kruisvaarder en hij vond de dood toen hij tijdens de Derde Kruistocht deelnam aan het beleg van Akko. Chrétien heeft het verhaal over Perceval gestructureerd in de vorm van een ontwikkelingsgang. De roman begint met een inleidende fase over de weg van de held naar de ridderwereld. Daarin handelt Perceval als een onwetende, een dwaas. Maar ook is al zichtbaar dat voor hem een hoge bestemming is weggelegd. Hij schakelt immers de Rode Ridder uit, een geduchte vijand van het Arturhof. Een nieuwe fase treedt in met Percevals logies bij Gornemant. Hij wordt ridder en vervolgens treedt hij op als de ideale hoofse ridder, wanneer hij de burcht van Blancheflor bevrijdt. In die episode wordt zijn ‘chevalerie’ verrijkt met ‘amour’. Het gebeuren erna laat echter zien dat er nog een hogere ethiek is waaraan de held moet voldoen. Zo ver is het nog niet, want bij het zien van de Graal en de lans zwijgt Perceval. De eerste fase van zijn loopbaan als ridder eindigt met de terugkeer naar het Arturhof. Een hoogtepunt gaat over in een crisis, als de Lelijke Jonkvrouw hem veroordeelt. Hierop begint de tweede fase, de queeste naar de Graal. Na een periode van vruchteloos zoeken vindt een wending plaats door het boetesacrament, dat voor Perceval een overgang van zonde naar genade bewerkstelligt. In deze thematische structuur wordt een wereldlijk ridderschap geleidelijk door een religieus ridderschap overstegen. Gepaard hieraan moet het hof van Artur als beoogd doel van Percevals weg wijken voor de andere wereld van de Graal. De uitwerking van het verhaal is verbonden met het thema van verval en herstel. Er zijn verschillende voorstellingen van een ‘waste land’ (een thema dat in de moderne tijd bepalend zou zijn voor het gelijknamige gedicht van T.S. Eliot), zoals in de episode met Blancheflor. De gebouwen in haar burchtstad zijn verwoest en de bewoners verkeren in ellende. Haar verlosser is Perceval. De plaats waar Perceval daarna vertoeft, heeft eveneens trekken van een ‘waste land’ door de figuur van de gewonde Visserkoning, die zijn land niet kan besturen. Hier zwijgt Perceval, waardoor er voor de Graalburcht nog geen verlossing is. Dat heeft te maken met het feit dat Perceval in spirituele zin zelf in een ‘waste land’ verkeert. Hij behoeft herstel en wedergeboorte, wat later zal gebeuren op Goede Vrijdag. Het thema ‘waste land’ gaat gepaard met distantie ten aanzien van ‘chevalerie’. In de Conte du Graal wordt de keerzijde van ridderschap belicht als een wereld van ijdele roem (‘vaine gloire’), destructie en geweld. Die toon wordt gezet in het begin van de roman met het tragische verhaal van Percevals moeder. Het land van haar echtgenoot werd verwoest, waarna ze gevlucht zijn naar het Gaste Forest; Percevals broers hebben na hun ridderwijding de dood gevonden door de wapenen. Als Perceval voor het eerst ridders ziet, denkt hij, vanwege het lawaai dat ze maken, dat het duivels zijn, en vervolgens, vanwege de schittering van hun wapenrusting, engelen. Zonder het te beseffen spreekt hij daarmee een diepere waarheid uit over schijn en wezen van het ridderschap. Perceval wil zelf ridder worden. Maar zijn vertrek uit het Gaste Forest wordt door het gebrek aan ‘carité’ tegenover zijn moeder voorgesteld als een zonde, die de oorzaak is van zijn echec op de Graalburcht. Aan de andere kant, en dat is de paradox, is Perceval als ridder de beoogde | |
[pagina 249]
| |
verlosser van de Graalwereld. Om dat te kunnen worden kiest hij tenslotte voor ‘carité’, liefde tot God. Deze nieuwe weg van Perceval krijgt extra reliëf door een vergelijking met Gauvain, de andere held. In het midden van de roman is er het cruciale moment dat Perceval zich voorneemt op zoek te gaan naar de Graal. Gauvain kiest daar voor ‘vaine gloire’. Zijn daden dienen geen enkel spiritueel doel. Gauvain is een statische held die langzamerhand in zijn avonturen opgesloten raakt. Met de tegenstelling tussen Perceval en Gauvain lijkt de roman te getuigen van een ridderideaal waarin aardse roem moet wijken voor christelijke deemoed. Het symbool van dat ideaal en van Percevals bestemming is de Graal. Nu is daarbij sprake van een bepaalde ambiguïteit tussen heidens en christelijk. Eerst is er, tijdens Percevals logies bij de Visserkoning, ‘een schotel’ in een magische sfeer, waarin niets christelijks te zien valt. Veel later geeft de heremiet een christelijk-spirituele interpretatie van de Graal. Deze ambiguïteit is kenmerkend voor het stijlprincipe van de roman, dat van mystificatie en raadselachtigheid. En de onvoltooide staat van het verhaal draagt daartoe bij. Er zijn geen eenduidige verklaringen mogelijk. De essentie van de roman is wat Perceval moest doen, namelijk vragen stellen. Waar het vooral om gaat, is de literaire dimensie van de roman. Chrétien schiep een fantastische wereld in woorden, meerduidig en rijk aan betekenis, zodat een creatieve taak was weggelegd voor de toehoorders van het verhaal. En dat bevat van begin tot eind fascinerende voorstellingen, verteld met briljante humor en ironie. In het wetenschappelijk onderzoek heeft Chrétiens Graalroman aanleiding gegeven tot talrijke studies over structuur, thematiek, betekenis en interpretatie. In vroeger jaren is er veel geschreven over Chrétiens beschrijving van de Graalburcht, wat geleid heeft tot verschillende oorsprongstheorieën. Hoogstwaarschijnlijk is Chrétien te rade gegaan bij de Keltische literatuur. Het voorbeeld van de Graal kan volgens sommige geleerden worden gevonden in Keltische verhalen over voedsel producerende talismans in de Andere Wereld, die soevereiniteit representeren. Ook andere met de Graal verbonden motieven, zoals de magische lans, de invalide koning en het steriele land dat opbloei verwacht door de komst van een held, zijn met Keltische bronnen in verband gebracht. Chrétien heeft die motieven gecombineerd met voorstellingen uit de christelijke liturgie en zo werd hij de creator van de meest betoverende mythe in de westerse literatuur. De Conte du Graal heeft ook de gemoederen van het middeleeuwse publiek beziggehouden. Door de mysterieuze en onvoltooide staat van de handeling ontstond een streven naar voortzetting, voltooiing en verklaring. In de eerste decennia van de 13e eeuw verschenen in Frankrijk vier continuaties op Chrétiens roman, en nieuwe Graalromans. Deze laten een verchristelijking van de thematiek zien, waarbij de Graal wordt teruggevoerd op het Laatste Avondmaal en de dood van Christus. In de Tweede Continuatie - de Eerste gaat over Gauvain (»Walewein) - is Perceval de held van een lange reeks avonturen. Zijn weg voert tenslotte naar het kasteel van de Visserkoning. Tijdens de maaltijd ziet hij hoe twee meisjes de Heilige Graal en de bloedende lans dragen. Daarachter volgt een knecht met een in tweeën gebroken zwaard. Perceval stelt nu vragen over deze voorwerpen. De Visserkoning vertelt alleen over het zwaard. Perceval slaagt erin de stukken ervan te verenigen, maar er is een kleine barst zichtbaar, wat suggereert dat er nog iets aan zijn succes ontbreekt. Dit onbevredigende slot gaf twee auteurs aanleiding een nieuw vervolg te schrijven. De ene was Gerbert de Montreuil, de andere Manessier, de auteur van de Derde Continuatie, die hij opdroeg aan gravin Johanna van Vlaanderen. Perceval hoort dat Partinal met het zwaard dat in de Graalburcht wordt bewaard, de broer van de Visserkoning heeft gedood. Wie de stukken | |
[pagina 250]
| |
van het zwaard kan verenigen, zal die moord wreken en ook de Visserkoning genezen. Perceval neemt op zich de wraak te voltrekken. Na een reeks avonturen slaagt hij daarin. Als de Visserkoning sterft, wordt Perceval zijn opvolger. Hij regeert zeven jaar in vrede en voorspoed over het land. Tenslotte trekt hij zich terug uit de wereld. Als heremiet en priester leidt hij een leven in dienst van God. Bij zijn dood wordt de Graal ten hemel gevoerd. Het thema van de wraak speelt ook een rol in de Welshe versie van het Perceval-verhaal, de Peredur. Op het kasteel van een oom ziet Peredur een presenteerblad met een in bloed badend hoofd. Jaren later, na vele avonturen, hoort hij dat dit het hoofd van zijn neef was, die werd gedood door de heksen van Caer Loyw. Peredur zal die daad wreken. Wraak is eveneens een hoofdthema in de Franse prozaroman Perlesvaus. Dat werk is weer een vervolg op Chrétiens Conte du Graal. Van de drie helden die op queeste zijn, is Perceval, die hier Perlesvaus heet, de uitverkoren Graalridder. Hij treedt wrekend op tegen verscheidene boosdoeners, zoals wanneer hij de Graalburcht, symbool van Jeruzalem, verlost uit de macht van de koning van Chastel Mortel, de destructieve broer van de Visserkoning. Het spirituele en mystieke avontuur van de Graal staat hier in dienst van een militante kruisvaartethiek. Perceval is de ideale representant van een ridderschap dat de Nieuwe Wet van Christus verdedigt in de strijd tegen de heidenen. Robert de Boron schreef in »Joseph d'Arimathie en »Merlin over de bijbelse voorgeschiedenis van de Graal en over de jaren die voorafgaan aan Arturs kroning. Naderhand werd zijn plan uitgewerkt tot een cyclus door de toevoeging van de Perceval en prose. Deze tekst biedt een herziene en voltooide versie van Chrétiens verhaal over Perceval en besluit met de beschrijving van het einde van de Arturwereld. Een volgende en tegelijk culminerende fase in de ontwikkeling van de historiserende Arturroman is de trilogie Lancelot en prose - Queste del Saint Graal - Mort le roi Artu. De Graalqueeste in het middendeel heeft het karakter van een initiatie tot het mystieke leven, in monastieke geest. De eerste van de Graalridders is nu Lancelots zoon »Galaad; Perceval is de tweede en Bohort de derde. De queeste eindigt in de spirituele stad Sarras, waar het Galaad gegeven is de hemelse mysteries van de Graal te aanschouwen. Het portret van Perceval in deze roman sluit aan bij het laatste beeld dat Chrétien van hem gaf, toen hij verbleef bij de heremiet. Zijn ‘simplece’ en deemoed gaan hier in de richting van heiligheid. Wanneer Perceval op een rotseiland vertoeft, doorstaat hij een verzoeking van de duivel. Er komt een schip langs met een beeldschone vrouw, die op het punt staat hem te verleiden. Als zijn oog valt op het rode kruis op de pommel van zijn zwaard, maakt hij het kruisteken, wat zijn bezoekster verjaagt. Een stem deelt mee dat Perceval behouden is, waarna hij gereed is om zich te voegen bij de twee anderen die uitverkoren zijn om de Graalqueeste te volbrengen. Percevals biografie eindigt met zijn dood als heremiet, een jaar na het verscheiden van Galaad. Een versie van dit verhaal komt ook voor in Le Morte d'Arthur, de 15e-eeuwse bewerking van de Arturstof door Thomas Malory, die op haar beurt grote invloed zou hebben op de Engelse Arturliteratuur in de 19e eeuw. Intussen trok Chrétiens roman ook de aandacht buiten Frankrijk. In de eerste helft van de 13e eeuw verschenen vertalingen in het Diets, de Perchevael (alleen fragmentarisch overgeleverd), en in het Oudnoors, de Parcevals Saga. Het Noorse werk, dat vermoedelijk werd geschreven voor het hof van koning Hákon Hákonarson, geeft de tekst van Chrétien weer tot aan de episode met de heremiet (het vervolg werd vertaald in Valvens páttr: de geschiedenis van Gauvain), waarna als slot wordt verteld dat Parceval terugkeert naar Blankiflúr en met haar trouwt. Uit het begin van de 14e eeuw dateert Sir Perceval of Galles, een korte bewerking van Chrétiens | |
[pagina 251]
| |
Perceval in het Middelengels. De Graalqueeste komt er niet in voor. In plaats daarvan vindt Perceval zijn moeder terug. In het Middelnederlands werd Chrétiens Perceval voorzien van een nakomeling. Dat gebeurde in de »Moriaen (Vlaanderen, tweede helft 13e eeuw), waarvan de handeling aansluit op die van Perceval in de Conte du Graal. Ook in deze versie is Perchevael op zoek naar de Graal, maar zonder succes. Hij heeft intussen - dat moet althans het geval zijn geweest in de oorspronkelijke versie van de roman - bij een Moorse prinses een zoon verwekt,Perceval, een boerse jongeman nog, geconfronteerd met de ridderschaar. Ivoren kistje uit een atelier te Parijs, ca. 1400. Parijs, Musée du Louvre.
Moriaen. Deze gaat op zoek naar zijn vader en ontwikkelt zich onderweg van een onaangepaste tot een ideale ridder. Als Moriaen zijn vader gevonden heeft, speelt hij een hoofdrol in de strijd voor de bevrijding van het Arturrijk. In deze ‘neo-Perceval’ stelt de zoon de vader in de schaduw. De na Chrétiens Conte du Graal imponerendste roman over Perceval werd geschreven door de Duitse dichter Wolfram van Eschenbach. Zijn Parzival (ca. 1210) is een vrije en uitgebreide bewerking van Chrétiens Graalroman, die werd voorzien van een voorgeschiedenis en een voltooiing. Eerst zijn er de avonturen van Gahmuret. Door zijn glanzende optreden als ridder verwerft deze held twee keer een mooie landsvrouwe als bruid, in het oosten de Moorse Belacane en in het westen Herzeloyde. Bij de eerste verwekt hij Feirefiz, die wit en zwart gekleurd is, en bij de tweede Parzival. Na Gahmurets dood trekt Herzeloyde zich met Parzival terug in de wildernis. Vandaaruit begint Parzival, uitgedost in een narrenpak, aan zijn loopbaan als ridder. Zijn route komt tot aan de ontmoeting met de heremiet in grote lijnen overeen met die van Perceval in de Conte du Graal. Wolfram heeft wel allerlei wijzigingen aangebracht, waaronder de invoering van andere en nieuwe namen. Zo heet Parzivals geliefde en bruid, degene wier burcht hij bevrijdt, Condwiramurs. De Graalkoning heet Anfortas en zijn burcht Munsalvaesche. De lelijke jonkvrouw die Parzival vervloekt, heet Cundrie, en de heremiet bij wie hij tot inkeer komt, Trevrizent. Die kluizenaar vertelt uitvoerig over de verborgenheden van de Graal, die er anders uitziet dan bij Chrétien. De Graal is hier een exotische edelsteen met miraculeuze eigenschappen, waaromheen zich een broederschap van kuise ridders heeft gevormd, de ‘templeise’, een naam die herinnert aan de religieuze ridderorde van de | |
[pagina 252]
| |
Tempeliers. Anfortas heeft tijdens een minne-avontuur gestreden met een heiden die hem heeft verwond. Door de Graal blijft hij in leven, maar tegelijk lijdt hij voortdurend pijn. Men verwacht nu de komst van een ridder die door het stellen van een vraag Anfortas van zijn lijden zal verlossen en zelf de nieuwe Graalkoning zal worden. Vanaf dit punt zet Wolfram de in de Conte du Graal stopgezette Perceval-handeling voort en ook de verteldraad van Gauvain (die bij hem Gawan heet) rondt hij af. Beide wegen komen samen na Gawans avontuur op Schastel Marveil, het kasteel met het wonderbed. De bewoners verkeerden daar in gevangenschap door de wraakzuchtige tovenaar Clinschor. Gawan zorgt voor hun bevrijding. Daarna volgt een nieuwe hereniging van Parzival met het Arturhof. Vervolgens wordt de draad van de voorgeschiedenis opgenomen door Parzivals confrontatie met Feirefiz, zijn halfbroer uit het Oosten. Wederom verschijnt Cundrie aan het hof. Ditmaal spreekt zij Parzival in verband met de Graal zegenend toe. Parzival begeeft zich samen met Feirefiz naar Munsalvaesche, waar hij de vraag stelt die Anfortas geneest. Feirefiz raakt er in de ban van Repanse de Schoye, het meisje dat de Graal draagt. Hij laat zich dopen, trouwt met haar en keert terug naar het Oosten. Een van de twee zonen van Parzival, de nieuwe Graalkoning, is Loherangrin, de latere »Zwaanridder. Hoofdthema van de roman is ‘triuwe’ (trouw), wat de basis is van een levensvorm die de held vindt na een periode van opstand tegen God. Parzivals weg naar de Graal is, anders dan die van Chrétiens Perceval, verbonden met de minne. Als Parzival na de vervloeking door Cundrie verdergaat, is zijn denken gericht op de Graal èn op Condwiramurs. En als Parzival het Graalavontuur heeft volbracht, treedt Condwiramurs aan zijn zijde. Ook blijft Parzival verbonden met Artur. De gemeenschap van de Graal vertegenwoordigt wel een hoger niveau dan de Arturwereld, maar door Parzival is er integratie. Het streven naar harmonie mondt tenslotte uit in een Graalkoningschap van mondiale allure, waarin Oost en West zijn verenigd. Aan Wolframs herschepping van Chrétiens roman ligt een groots concept ten grondslag. In een complexe literaire wereld voert hij allerlei personages ten tonele die verschillende vormen van existentie belichten. Het boeiende van de Parzival is Wolframs rol als verteller, die met humor en ironie commentaar geeft op het verhaalde, waardoor hij zijn luisteraars tot medespelers maakt. De beroemdste versie van de Percevalstof in de nieuwe tijd is het muziekdrama Parsifal van Richard Wagner, zijn laatste werk, voltooid in 1882 en in datzelfde jaar voor het eerst in Bayreuth opgevoerd. Wagners voornaamste bron was de Parzival van Wolfram. Ter wille van een dramatische constellatie schreef hij een handeling in drie akten en reduceerde hij het aantal personages tot vijf hoofdrollen: Kundry, Amfortas, Klingsor, Parsifal en de verteller Gurnemanz. In het drama gaat het om de tegenstelling tussen het koninkrijk van de Graal en dat van Klingsor. Teken van het confict is de heilige speer die hoort bij de Graal en die in handen is gevallen van Klingsor. Een nieuwe creatie in Wagners versie is de rol van Kundry. Zij is een vrouw met twee gezichten. Als verleidster is zij instrument van Klingsor, maar ook verlangt zij naar boetedoening in dienst van de Graal. Zij kan alleen gered worden door iemand die haar weerstaat. Haar tegenspeler Parsifal is een held die tot verlosser wordt door ‘medelijden’ dat wetend maakt. In de eerste akte is Parsifal nog een onwetende, die de liturgie van de heilige Graal zwijgend aanschouwt. Wanneer hij in de tweede akte binnengedrongen is in het toverslot van Klingsor, weerstaat hij de verleiding van Kundry. Hij voelt het lijden van Amfortas in zich en wordt zo ‘welthellsichtig’. Dat inzicht leidt tot de verlossende daad in de derde akte, wanneer hij als heiland de speer terugbrengt bij de Graal. Gedachten ontleend aan de filosofie van Schopenhauer hebben in het drama | |
[pagina 253]
| |
expressie gevonden. In Wagners interpretatie van de Graalmythe wordt religie tot kunst. Het is de kunst die een diepere waarheid van de mythische symbolen van de religie blootlegt. Wagner noemde zijn schepping een ‘Bühnenweihfestspiel’. De wijding gold allereerst zijn eigen kunsttempel, het Festspielhaus in Bayreuth. Tot dertig jaar na zijn dood mocht het werk nergens anders worden opgevoerd. Na Wagners herschepping van Wolframs roman treedt de Graalheld in de eerste decennia van de 20e eeuw veelvuldig op in de Duitstalige literatuur, bijvoorbeeld in de cyclus Parcival (1902) van Karl Vollmöller, een Jugendstil-dichter uit de kring van Stefan George. De held van het gedicht is een zoekende naar het verloren rijk van de kinderjaren waar hij naar terugverlangt. Gerhart Hauptmann schreef een Parsival (1914) als jeugdroman, bestemd voor zijn twaalfjarige zoon. In deze versie speelt het conflict tussen vader en zoon een rol. Parsival begint aan zijn zoektocht om zich te wreken op degene die de oorzaak is van het leed van zijn moeder Herzeleide. Het blijkt zijn vader te zijn, de Graalkoning Amfortas. Albrecht Schaefer publiceerde in 1922 een dichtbundel Parzival. Peter Macholin schreef in 1928 een drama Parsifal. In Nederland schreef Marie Koenen de roman Parcival (1920), een neoromantische en katholieke bewerking van Wolframs verhaal over Parzival. Ook in de moderne Duitse literatuur is er een rol voor Perceval, zoals in het toneelspektakel Merlin oder Das wüste Land van Tankred Dorst (1981). De Arturstof is hierin omgewerkt tot een parabel die laat zien dat de droom van een betere wereld juist wordt vernietigd door hen die het hardst daarvan dromen. In enkele scènes die teruggaan op Wolfram, wil Parzival op naïeve wijze een hogere vorm van leven vinden, maar op zoek naar de Graal verdwijnt hij van het toneel. Dorst laat hem opnieuw optreden in Der nackte Mann (1986). In deze vertelling volgt Parzival een grote naakte man naar diens lemen hut. De naakte is een gewezen boer, die in een paradijselijke omgeving leeft in harmonie met de natuur. Parzival werpt zijn zwaard en wapenrusting weg en zet zich aan een heilig leven in navolging van zijn gesprekspartner. Deze utopie is echter een illusie, zoals blijkt uit de komst van de vrouw van de naakte man, die op een kruiwagen twee dode kinderen meevoert. Ze zijn gestorven door gebrek aan voedsel als gevolg van het vertrek van hun vader. Parzival gaat weg bij de naakte en als hij omkijkt, ziet hij hoe een eerder door hem geredde vis over land naar hem toekomt. Met de vis gaat hij verder. Suggereert dit symbolische slot iets van een alternatief voor het mislukte Utopia in het Merlin-drama? Dorst toont ook in andere werken zijn belangstelling voor de Graalheld, zoals het scenario Parzival (1990) laat zien, dat onder meer de tekst bevat van Parzival: Auf der anderen Seite des Sees. Hierin verloopt Parzivals queeste langs een montage van mysterieuze beelden en eindigt in leegte. Een andere omwerking van de Arturstof biedt het toneelstuk Die Ritter der Tafelrunde (1989) van Christoph Hein. Het is een parabel over een generatieconflict, waarbij de oude machthebbers geconfronteerd worden met het fiasco van hun beleid. Parzival treedt erin op als uitgever van een kritisch tijdschrift. Het geloof aan de Graal heeft hij verloren. Het stuk werd geschreven vlak voor het einde van de ddr. Richard Blank gebruikte in parzival (1980) Wolframs roman als scenario voor een televisiefilm. Hij schiep een becommentarieerde en geactualiseerde versie van het middeleeuwse verhaal. Flechtungen - der Fall Partzifall is de titel van een experimenteel toneelstuk door Werkhaus Moosach (1978). Hierin zijn fragmenten uit het Parzival-verhaal van Wolfram vermengd met de ziektegeschiedenis van een psychiatrisch patiënt. De middeleeuwse Parzival wordt ten tonele gevoerd als de ‘Unnormale’, de fantast die probeert het wezen der dingen te begrijpen. Nathalie Harder bracht de Parzival-hande- | |
[pagina 254]
| |
ling uit Wolframs roman tot leven in de vorm van poppentheater: Recht mitten durch (1982), dat een interpretatie geeft volgens de inzichten van de dieptepsychologie. Frido Mann schreef de roman Professor Parsifal (1985), die gaat over de zoektocht van een jongeman uit de generatie van 1968. Een kernmotief uit de middeleeuwse roman werd op modernistische wijze hoofdthema in de dramatische tekst Das Spiel von Fragen oder die Reise zum sonoren Land (1989) van Peter Handke. De hoofdpersoon is Parzival. Adolf Muschg is de auteur van Der Rote Ritter. Eine Geschichte von Parzivâl (1993). Deze omvangrijke roman is een nieuwe Parzival, waarin het verhaal van Wolfram is omgebogen naar een mensbeeld van de nieuwe tijd. Parzival wordt een tijdgenoot voor wie de Graal geen functie meer heeft. Muschg geeft aan de geschiedenis van de Graalinterpretaties een nieuwe wending: hij laat de Graal verdwijnen. En Parzival eindigt als burgerman, voor wie het grote bestaat in de verwezenlijking van het kleine. Vermeldenswaard zijn verder de Wagnerverfilming parsifal (1981-82) van Hans-Jürgen Syberberg en het totaaltheater Parzival (1984), ‘rituelle Oper nach Wolfram von Eschenbach’, van Konrad Becker. Een groots opgezette muzikale compositie, uit te voeren door o.a. symfonieorkest, jazz-ensemble en koren, is de Parzival van Chris Hinze op tekst van James Batton (première Holland Festival 1976). Ook in de Engelstalige literatuur van de 19e en 20e eeuw is er aandacht voor Perceval. Zo treedt hij op de voorgrond in ‘The Holy Grail’ (1869), een episode in de gedichtencyclus Idylls of the King van Alfred Tennyson. Een van de zoekers naar de Graal is Percivale, die ook de verteller is van het verhaal. Het voor hem bestemde levensdoel geeft hij op voor een queeste naar het spirituele, iets wat niet voor hem maar voor Galahad is weggelegd. Een Graalroman in moderne setting is The Secret Glory (1922) van Arthur Machen. De hoofdpersoon vertoont overeenkomsten met Perceval. Hij heeft als kind bij een oude boer in Wales de Graal gezien. Hierdoor verkeert hij in een visionaire wereld die contrasteert met de werkelijkheid om hem heen: een lelijke fabrieksstad en het onaangename leven op een kostschool. In The Natural (1952) van Bernard Malamud zijn elementen uit het Percevalverhaal verplaatst naar de sportwereld. De held is een naïeveling die een buitengewoon bat bezit waarmee hij de New-York Knights, het honkbalteam van Pop Fischer, te hulp komt. Een ironische fantasie over de Arturstof biedt Arthur Rex: A Legendary Novel (1978) van Thomas Berger. Percivals zuiverheid zorgt daarin tijdelijk voor vernieuwing van de idealen van de Arturwereld. Zijn loopbaan begint op kluchtige wijze met een opvoeding als meisje. Een bewerking van de Percevalhandeling uit de roman van Chrétien is Percival and the Presence of God (1978) van Jim Hunter. Het verhaal speelt zich af in een droomwereld waarin Percival vertelt over zijn onvoltooide queeste. Zijn gedachten gaan over een poging tot verstaan van de existentiële vragen over God en mens. Richard Monaco schreef een serie romans over de Graal. De eerste, Parsival: Or a Knight's tale (1977), met ontleningen aan Wolframs Parzival, gaat over Parsivals weg naar het ridderschap en de queeste van de Graal. De diabolische tegenstander van de Arturwereld is Clinschor, die als een tweede Hitler uit is op de verovering van de wereld. The Grail War (1979) beschrijft een nieuwe oorlog van Clinschor tegen het rijk van Artur. The Final Quest (1980) verhaalt het lot van de overlevenden en Parsivals queeste naar zijn zoon Lohengrin. Een anticlimax volgt in Blood and Dreams (1985). Deze romans geven door de shockerende voorstellingen van horror en geweld een ontluisterend beeld van de wereld. In deze chaos streeft Parsival de illusie na van een schoner leven. In de film excalibur (1981) van John Boorman is Parzival de helper geworden van Lancelot, die de Graal vindt en als enige de massacre aan het slot, het | |
[pagina 255]
| |
einde van de Arturwereld, overleeft. In The Fisher King (1987) van Anthony Powell, over een verlamde fotograaf op een cruise-schip, komen ook een Perceval en een Loathly Lady (»Walewein) voor. In de roman Parsifal (1988) van Peter Vansittart treedt Parsifal op in verschillende perioden van de geschiedenis: we ontmoeten hem aan het hof van de hertog van Bourgondië en tenslotte tijdens de ineenstorting van het Derde Rijk. ‘Kundry en Parsifal’, tekening van Jan Toorop, 1894-95. Particuliere collectie.
In Frankrijk schreef Paul Verlaine, voorloper van de symbolisten, het sonnet ‘Parsifal’, gepubliceerd in de Revue Wagnérienne van 1886. Het gedicht spreekt over de verleidingen die Parsifal, de held uit het muziekdrama van Wagner, heeft weerstaan om koning en priester van de Graal te worden. Wagneriaanse thema's spelen later een rol in het werk van Julien Gracq, zoals in het toneelstuk Le Roi Pêcheur (1945-49), dat een nieuwe en gezien de afloop opmerkelijke versie van de Graalmythe laat zien. Op het toneel staat niet Perceval, maar Anfortas in het centrum. Hier wenst de Graalkoning géén verlossing. Zijn positie als koning wil hij niet opgeven. Zijn verwonding is zijn band met Montsalvage, het domein van de schaduw. De Graal beschouwt hij als de droom van de wereld, die hij verborgen wil houden, opdat die droom niet wordt vernietigd. Daarin slaagt hij, want zijn optreden leidt ertoe dat Percevals queeste uitloopt op een mislukking. In de roman Montsalvat (1957) van Pierre Benoit speelt de Graalqueeste zich af in Frankrijk ten tijde van de Duitse bezetting. De moderne Perceval is een docent middeleeuwse geschiedenis aan de universiteit van Montpellier en de heldin is een Kathaarse studente. Zij gaan op zoek naar de Graal, overblijfsel van de schat van de Katharen, wat hen voert naar Montsalvy, naar Montségur en naar Montserrat in Catalonië, het decor van | |
[pagina 256]
| |
Wagners Graalburcht. Twee Duitse officieren die eveneens op zoek zijn, komen om. De docent raakt zijn geliefde kwijt, maar wel wordt hij de houder van de Graal, die hij terugbrengt naar zijn oorsprong, het Heilige Land. Florence Delay en Jacques Roubaud zijn de auteurs van Graal Théâtre, dat ontworpen is als een tiendelige toneelcyclus die moet handelen over de wereld van Artur en de Graal vanaf het begin tot aan de ondergang. Chrétiens held treedt op in het vijfde deel: ‘Perceval le Gallois’ (1977). Na de ontmoeting met de heremiet eindigt zijn queeste in het duister, waarop de handeling verder gaat met de komst van Galaad. perceval le gallois (1979) is ook de titel van de prachtige verfilming van de Conte du Graal door Eric Rohmer. Het verhaal speelt zich af in een decor dat lijkt op middeleeuwse miniaturen. De film geeft Chrétiens roman weer tot aan Percevals ontmoeting met de heremiet. Als slot volgt een soort passiescène met Perceval als Christus-figuur. In de beeldende kunst van de middeleeuwen komt Chrétiens Perceval voor op miniaturen in handschriften met de tekst van de Conte du Graal. De artistiek meest geslaagde staan in een handschrift in de Bibliothèque National te Parijs uit het begin van de 14e eeuw. Een van de illustraties belicht Percevals logies bij de Visserkoning. Links zien we hoe de jonge ridder het zwaard ontvangt; rechts worden Graal en lans rondgedragen. De afbeelding is typerend voor een proces van verchristelijking dat de thematiek heeft doorgemaakt, want de Graal heeft de vorm van een ciborie. Uit dezelfde tijd dateert een ivoren kistje met Perceval-illustraties (Louvre, Parijs). Daarop staan als een stripverhaal scènes afgebeeld uit de inleidende, boerse fase van Percevals loopbaan. Uitbeeldingen van Wolframs Parzival komen voor in een handschrift in de Bayerische Staatsbibliothek te München uit ca. 1240. Op elk van de vier pagina's van een dubbelblad staan drie illustraties onder elkaar. Ze geven scènes weer uit het laatste gedeelte van de roman, zoals de aankomst van Parzival, Feirefiz en Cundry bij de Graalburcht, en de hereniging van Parzival met Condwiramurs. In 1929 werden bij de afbraak van een huis in Lübeck de gehavende restanten gevonden van een Parzivalcyclus als muurschildering, die daar werd aangebracht omstreeks het midden van de 14e eeuw. Verscheidene illustraties komen voor in enkele 15e-eeuwse handschriften van Wolframs Parzival, gekleurde pentekeningen in een stijl die verwant is met de nieuwe kunst van de houtsnede. In de 19e eeuw was de revival van de Arturliteratuur in Engeland ook een bron van inspiratie voor beeldende kunstenaars, onder wie de prerafaëlieten, zoals Dante Gabriel Rossetti en Edward Burne-Jones. Van Rossetti is de aquarel ‘How Sir Galahad, Sir Bors, and Sir Percival were fed with the Sanc Grael’ (1864, Tate Gallery, Londen). Burne-Jones maakte de tekeningen voor de wandtapijten in Stanmore Hall. Perceval is er aanwezig op het paneel ‘The attainment: the vision of the Holy Grail’ (collectie Duke of Westminster). In een decor van bloemen en engelen naderen Galaad, Perceval en Bohort de kapel met de Graal. Drie engelen versperren de weg voor Perceval en Bohort, waardoor zij de Graal alleen van verre zien. ‘Sir Percival’ is het onderwerp van een schilderij door George Frederick Watts (The Astley Cheetham Art Gallery, Stalybridge). De blik van de ridder in het woud suggereert, overeenkomstig de tekst van Tennyson, tekortkomingen voor de spirituele queeste van de Graal. Füssli baseerde zich op Wolfram voor ‘Parsifal bevrijdt Belisane’ uit 1783 (Tate Gallery, Londen). Een eerder schilderij (1782) met dezelfde figuren bevindt zich in Berlijn. Wagners vriend en mecenas was Ludwig ii, koning van Beieren. Zijn droomkasteel Neuschwanstein werd door een programma van decoraties tot een middeleeuwse tempel van de Graal. Parzival is er de held van de Sängersaal. Vijftien wandschilderingen, uitgevoerd in 1883, geven in idealistisch-roman- | |
[pagina 257]
| |
tische stijl scènes weer uit Wolframs Parzival. In Frankrijk kwam Odilon Redon in aanraking met Wagner en het symbolisme. Een getuigenis daarvan is zijn portret van de Graalheld in de lithografie ‘Parsifal’ uit 1892 (Bibliothèque National, Parijs). Hij draagt er de lans die hij, in Wagners versie, terugbrengt naar de Graalburcht. Een andere symbolistische uitbeelding is de ‘Parsifal’ (1890) van Jean Delville, die onder het licht van de Graal een gelaat in contemplatie laat zien. Jan Toorop tekende ‘Kundry en Parsifal’ (ca. 1895). Plaats van handeling is de tovertuin van Klingsor. De naakte Parsifal weerstaat er de verleidster Kundry wanneer zijn blik valt op de Graal, afgebeeld als een kelk met het embleem van de Rozekruisers. In Duitsland wordt enkele malen aan Wagner gerefereerd in de moderne kunst, bijvoorbeeld in het schilderstuk ‘Parsifal’ van Anselm Kiefer (de vierde van een reeks, 1977; Kunsthaus, Zürich). De personages zijn uit het beeld verdwenen. Het toneel is een ‘waste land’ in de vorm van een kale zolder. Maar er is ook een suggestie van herstel door wat boven een stoel met een wasbak als Graal staat geschreven: ‘Höchsten Heiles Wunder! / Erlösung dem Erlöser!’ Het zijn de laatste woorden van Wagners Parsifal. r.m.t. zemel edities: Roach 1959; Weber 1977; Stuip 1979; Hatto 1986; Beuger 1986; Kibler 1991; Busby 1993. |
|