Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdGalaadis in de Arturliteratuur de Graalridder bij uitstek, de volmaakte vertegenwoordiger van het ridderschap in dienst van God, zoals dat met name in de Queste del Saint Graal (1215-35) wordt gepredikt. De Graal is in de Arturstof geïntroduceerd door Chrétien de Troyes die in zijn onvoltooid gebleven Conte du Graal ou Perceval de titelheld »Perceval als eerste Arturridder de Graal laat aanschouwen. Na Chrétien is de Graal door Robert de Boron ingepast in de christelijke heilsgeschiedenis. Bij deze auteur is de Graal de schaal van het Laatste Avondmaal, waarin tevens het bloed van de van het kruis genomen Christus werd opgevangen door »Joseph van Arimatea. De Queste del Saint Graal volgt in dezen Robert de Boron. Geconfronteerd met de bestaande Graalridder Perceval besloot de schrijver van de Queste een nieuwe Graalheld in het leven te roepen: Galaad, de perfecte ridder die Perceval overtreft in kuisheid, vroomheid en onfeilbaarheid. Galaad - de naam is een mystieke aanduiding voor Christus, ontleend aan de bijbel (Numeri 26,29) - wordt geboren uit de buitenechtelijke gemeenschap van »Lancelot met de dochter van de Graalkoning Pelles. Via zijn moeder stamt hij af van Joseph van Arimatea en David. Al bij de verwekking wordt hem een grote toekomst voorspeld. Galaad wordt opgevoed op het Graalkasteel, tot hij oud genoeg is om de Graalqueeste, beschreven in de Queste del Saint Graal, te aanvaarden. De buitengewoon knappe jongeling wordt door zijn vader Lancelot tot ridder geslagen, kort voordat hij met Pinksteren in het jaar 450 na Christus' Verrijzenis aan Arturs hof arriveert. Zijn komst gaat gepaard met tal van voortekenen. Een boodschap op de ‘gevaarlijke zetel’ aan de Ronde Tafel, een stoel die herinnert aan de plaats die Judas verliet bij het Laatste Avondmaal, geeft aan dat Galaad in deze zetel zal plaatsnemen, terwijl bovendien een steen met een zwaard erin komt aandrijven met de boodschap dat alleen de allerbeste ridder het zwaard los zal kunnen trekken. Galaad trekt het zwaard uit de steen en neemt plaats in de genoemde zetel. Tijdens een volgende bijeenkomst aan de Ronde Tafel zweeft opeens de Heilige Graal de zaal binnen. Het is de aanwezigen niet vergund het heilige object goed te zien - het is bedekt met een witte doek - maar allen worden er wel door voorzien van het heerlijkste voedsel. Als de Graal vervolgens weer verdwijnt, roept Gauvain (»Walewein) alle aanwezigen op tot een zoektocht: de queeste naar de Graal begint. Hoewel alle 150 leden van de Tafelronde aan de zoektocht deelnemen, zijn slechts drie leden, kuise en vrome ridders, succesvol: Galaad, Lancelots jongste neef Bohort en Perceval. De twee laatstgenoemden kennen enkele zwakke momenten, bijvoorbeeld met betrekking tot hun kuisheid, zodat zij veel zwaarder op de proef worden gesteld dan de smetteloze Galaad, die moeiteloos de avonturen volbrengt die soms al op hem wachten sinds de dagen van Joseph van Arimatea en de komst van de Graal naar Brittannië. Galaad verwerft bijvoorbeeld een wit schild met een | |
[pagina 138]
| |
rood kruis, dat daarop is aangebracht met het bloed van Josephé, de zoon van Joseph van Arimatea. Josephé zelf voorspelde reeds dat het schild toe zou behoren aan Galaad, die net als zijn vader Lancelot af zou stammen van Nascien, een van de bondgenoten van Josephé. Bovendien blijkt Galaad uitverkoren om het zwaard op te nemen dat op een speciaal bed, vervaardigd uit het hout van de Levensboom uit het Paradijs, rust op een schip gemaakt door koning Salomo. Uiteindelijk vinden Bohort en Perceval samen met Galaad de Graal te Corbenic. Zij krijgen daar gezelschap van negen andere ridders en van Josephé, die door engelen naar de Graalburcht wordt gebracht. Josephé gaat de twaalf uitverkorenen voor in een mis die een herhaling lijkt van het Laatste Avondmaal. De Graal verschijnt onbedekt en de aanwezigen aanschouwen het wonder van de transsubstantiatie. Uit de heilige schaal treedt bovendien een figuur die gewond is aan handen, voeten en lichaam (Christus met de stigmata?) en die Galaad opdracht geeft met Perceval, Bohort en de Graal in Salomo's schip naar de stad Sarras te reizen. Te Sarras wordt Galaad volledig inzicht in het Graalmysterie geschonken. Nadat hij dit onbeschrijfelijke wonder heeft aanschouwd, vraagt hij God hem in de hemel te willen opnemen. Galaads ziel wordt door engelen naar de hemel gebracht. Meteen daarop zweeft ook de heilige Graal voor altijd hemelwaarts. Perceval besluit kluizenaar te worden. Na Percevals dood keert Bohort als enige Graalridder terug naar Arturs hof om verslag te doen van de wonderbaarlijke gebeurtenissen. In de Queste wordt Galaad beschreven als de langverwachte verlosser, de nieuwe Christus in de gedaante van een ridder. De talrijke avonturen die samenhangen met de Graal en die door vele ridders al vruchteloos zijn beproefd, worden door hem en de twee andere Graalridders tot een goed einde gebracht, zodat er een Arturwereld zonder avonturen overblijft aan het begin van de Mort le roi ‘Sir Galahad’, schilderij van George Frederick Watts, 1862, Cambridge, Mass., Fogg Art Museum.
| |
[pagina 139]
| |
Artu. Met Galaad verdwijnt ook het ideaal van het ‘hemelse’ ridderschap uit de Arturwereld, die aan zijn eigen, aardse tekortkomingen (zoals het overspel van de koningin) ten onder zal gaan. Het nieuwe ideaal leidt in de Lancelot-Queste-Mort Artu niet tot een duurzame nieuwe invulling van het ridderschap, zoals men zou mogen verwachten indien de tekst gericht zou zijn geweest op het stimuleren van, bijvoorbeeld, de kruistocht-mentaliteit. Religieuze denkbeelden - met name van de cisterciënzers - werken zeker door in de tekst en in het ideaal van de kuise strijder Gods dat hij presenteert, maar het is (nog) niet geheel duidelijk in welke mate de tekst een voorbeeldfunctie diende te vervullen voor zijn adellijke, ridderlijke publiek. Als drager van een ideaal is het personage Galaad in de Queste onfeilbaar. Hij is de maagdelijke christenridder, de volmaakte uitverkorene die de voor hem bestemde avonturen moeiteloos tot een goed einde brengt. Vol (zelf)vertrouwen laat hij zich door Gods hand leiden op zijn weg naar de Graalburcht en Sarras. Hij lijkt geen twijfel of angst te kennen en dat maakt hem voor een moderne lezer als personage in bepaalde opzichten minder boeiend. Vanwege het gebrek aan ontwikkeling en tragiek is Galaad wel aangeduid als ‘a cardboard saint’, een bordpapieren heilige. Terwijl de verhaaltraditie over de Graalheld Perceval allerlei verschillende versies kent, blijft het verhaal van Galaad en de Graal in de Middeleeuwen steeds dicht bij dat in de Queste, zoals bijvoorbeeld in Sir Thomas Malory's Tale of the Sangrail (boek xiii-xvii van zijn Morte d'Arthur, in 1485 uitgegeven door William Caxton). Via Malory is de Gala(h)ad-stof ook in later eeuwen af en toe bewerkt, onder meer door Tennyson (bijvoorbeeld in het gedicht ‘Sir Galahad’, dat in de jaren 1830 grote invloed had op kunstenaars als Edward Burne-Jones). In Tennysons ‘The Holy Grail’ (1869, later opgenomen in de Idylls of the King) doet de kluizenaar Sir Percivale verslag van de Graalqueeste die hij samen met Galahad ondernam. Ook in deze tekst is Galahad het lichtend voorbeeld, maar de aandacht van de dichter lijkt toch meer te zijn uitgegaan naar de dramatischer lotgevallen van Sir Percivale en Sir Lancelot. In William Wordsworths ‘The Egyptian Maid; or The Romance of the Water Lily’ (begonnen in 1828, gepubliceerd in 1835) wekt de aanraking door Galahad de titelheldin uit de dood. William Morris geeft Galahad een hoofdrol in de gedichten ‘Sir Galahad: A Christmas Mystery’ en ‘The Chapel in Lyonness’ in de bundel King Arthur's Tomb (1858). Ook in de 20e eeuw is Galahad het onderwerp van gedichten: bijvoorbeeld ‘The Coming of Sir Galahad and a Vision of the Grail’ (1917) van Alfred Graves, ‘Galahad, Knight who Perished’ (1923) van Vachel Lindsay en ‘Galahad in the Castle of Maidens’ (1911) van Sara Teasdale. Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw wordt Galahad herhaaldelijk afgebeeld als de verheven zuivere ridder, met name door prerafaëlieten als Dante Gabriel Rossetti, die ‘Sir Galahad at the Ruined Chapel’ (1859, City Museum and Art Gallery, Birmingham) en ‘How Sir Galahad, Sir Bors and Sir Percival Were Fed with the Sanc Grael’ (1864, Tate Gallery, Londen) vervaardigde, en Arthur Hughes, die in 1870 ‘Sir Galahad: The Quest of the Holy Grail’ (Walker Art Gallery, Liverpool) schilderde. Ca. 1880 beeldde Sir Joseph Noel Paton ‘Sir Galahad's Vision of the Sangreal’ (privé-collectie Engeland) af onder een lucht vol Victoriaanse engelen. George Frederick Watts koos Galahad herhaaldelijk als onderwerp tussen 1862 en 1903. Zijn mooiste ‘Sir Galahad’ is wel die in het Fogg Art Museum, Harvard University, Cambridge (Mass.). Hetzelfde museum herbergt nu de ‘Sir Galahad’ die Edward Burne-Jones in 1858 schilderde. Burne-Jones wijdde glas-in-loodramen aan de Graalqueeste en koos in de jaren 1891-94 ‘The Arrival of Sir Galahad to take his place in the Siege Perilous’ als een van de ontwerpen voor de wandtapijten, bestemd voor Stanmore Hall en | |
[pagina 140]
| |
thans in de collectie van de Duke of Westminster. Deze tapijten werden in het atelier van William Morris vervaardigd. Galahad vormt de centrale figuur van een serie wandschilderingen in de Boston Public Library, die van 1890 tot 1901 door Edwin Austin Abbey werd vervaardigd en door S. Baxter van een begeleidende tekst werd voorzien (The Legend of the Holy Grail, 1904). Als een voorloper van het werk van de prerafaëlieten kunnen de op Malory's werk gebaseerde schilderingen en houtreliëfs in ‘The Queen's Robing Room’ in Westminster Palace gezien worden. William Dyce maakte daar onder andere het fresco ‘Religion: The Vision of Sir Galahad and his Company’ (1851), terwijl het houtsnijwerk van H.H. Armstead onder meer ‘Sir Galahad's Soul Borne to Heaven’ laat zien. Vooral in en door het werk van de prerafaëlieten wordt Galahad het symbool van het intens toegewijde streven naar en opoffering voor een verheven ideaal. Een dergelijke, geëxalteerd ogende Galahad is bijvoorbeeld afgebeeld door Veronica Whall in een glas-in-loodraam, ontworpen in 1931. Als symbool van zelfopoffering werd de Galahadfiguur in 1905 gebruikt door E.W. Keyser voor het standbeeld van een man die verdronk bij zijn poging een meisje te redden, een beeld dat in de Wellington Street in Ottawa werd geplaatst. Vergelijkbaar is Galahads verschijning op gedenktekens ter nagedachtenis van de gevallenen in de wereldoorlogen. Galahad is de meest zuivere ridder, een symbool van de nieuwe mens in Charles Williams' gedichtencyclus Taliessin Through Logres uit 1938. De Graal kan in moderne versies van Galahads verhaal een religieus symbool blijven, zoals bij Williams, maar ook staan voor het geluk van de hoofdpersoon in welke vorm dan ook. In de actiefilm indiana jones and the last crusade (Steven Spielberg, 1988) schenkt de Graal eeuwig leven, terwijl in Terry Gilliams film the fisher king (1991) de held via de Graal een nieuwe geliefde en aards geluk vindt. Zelfs de beker die de heren kunnen winnen bij het tennistoernooi van Wimbledon wordt ‘de Graal’ genoemd. Vergelijkbaar zijn de roman The Grail: A Novel (1963) van Babs H. Deal, waarin de Graal staat voor een perfect speelseizoen in het Amerikaanse college football, en de film kid galahad (vs 1937, regie Michael Curtiz, met o.a. Edward G. Robinson, Humphrey Bogart en Bette Davis), waarin de titelheld een jonge bokser is. In de 20e eeuw treft men Galahad ook aan in bewerkingen van Malory, zoals het kinderboek The Light Beyond the Forest. The Quest for the Holy Grail (1979) van Rosemary Sutcliff, en in romans als Galahad: Enough of His Life to Explain His Reputation (1926) van John Erskine en Galahad, Knight Errand (1907) van Mary E. Southworth. Een speciaal geval is Too Bad Galahad van Matt Cohen, een roman waarin Galahad een mislukkeling is: hij is een falende schoolmeester, een drakedoder die door de draak wordt opgeslokt en een Graalridder die de Graal niet herkent tot vlak voor zijn dood. Ook zijn er toneelstukken - The Birth of Galahad (1898) van Richard Hovey en Galahad (onvoltooid, 1908-1914) van Gerhart Hauptmann - en een opera (Rutland Boughton, Galahad) aan Galahad gewijd. In 1985 werden in Engeland vier postzegels met afbeeldingen uit de Arturlegende uitgegeven, ontworpen door Yvonne Gilbert. Op de zegel met de hoogste waarde (34 pence) staat Sir Galahad, die knielend en omhoogkijkend een lichtstraal aanbidt. frank brandsma editie: Matarasso 1969. |
|