zijn zoon Bernier gegeven. Alle baronnen uit het Noorden komen nu in opstand tegen de koning. Deze wordt verweten dat door zijn stommiteit al die oorlogen zijn ontstaan; heel Parijs wordt platgebrand. Daarna trekken de troepen uit het Noorden zich terug.
Ter bezegeling van de verzoening tussen de vroegere vijanden zal Bernier de dochter van Guerri de Rode tot vrouw krijgen. Voordat het zover is, strijden Bernier en de zijnen nog tegen de troepen van de koning; daarbij wordt onder meer Gibouin gedood; zo is Raoul gewroken. Bernier staakt dan de strijd. Direct na de bruiloft worden Bernier en zijn vrouw Beatrix echter overvallen door de troepen van de koning. Beatrix wordt meegenomen en door de koning beloofd aan Herchambaut de Pontieu. Bernier herovert zijn bruid. Uiteindelijk verzoenen alle partijen zich. Tijdens een pelgrimage naar Saint-Gilles bevalt Beatrix van een zoon, Julien. Bij een aanval van de Saracenen op de stad wordt Bernier gevangengenomen; zijn zoon wordt geroofd; zijn vrouw keert terug naar huis. Aangezien men meent dat Bernier dood is, wordt Beatrix (opnieuw) aan Herchambaut de Pontieu gegeven. Door een wonderkruid slaagt zij er echter in zijn amoureuze aanvallen te weerstaan. Ondertussen heeft Bernier zijn Saraceense heer een grote dienst bewezen; beladen met geschenken keert hij huiswaarts en vermomd als pelgrim slaagt hij erin zijn vrouw te bevrijden. Jaren later vindt hij zijn zoon Julien terug. Een tweede zoon, Henri, wordt geboren. Weer later gaat Bernier op pelgrimage naar Santiago de Compostela, samen met zijn schoonvader, Guerri de Rode. Als ze op de terugtocht langs Origny komen, waar indertijd Raoul werd gedood, komen oude ressentimenten naar boven. Guerri slaat Bernier dood met een stijgbeugel. Opnieuw ontbrandt de strijd: de twee zonen van Bernier belegeren Arras; 's nachts verdwijnt Guerri echter uit de belegerde stad. Dat betekent het einde van het verhaal. Julien wordt heer van Saint-Gilles, Henri erft Ribemont van zijn vader.
Raoul de Cambrai heeft een belangrijke plaats gehad in de discussies over het ontstaan van het chanson de geste. Immers, in het oudste gedeelte van de tekst wordt gesproken over een Bertolai die de strijd zou bezingen. Volgens oudere onderzoekers zouden we dus te maken hebben met een ooggetuigeverslag van een zekere Bertolai, een ‘soldat-trouvère’ uit de 10e eeuw, een verslag dat naderhand bewerkt zou zijn. Deze opvatting strookte met de ideeën van de traditionalisten, die beweerden dat de chansons de geste uiteindelijk teruggingen op een soort ‘chants lyrico-épiques’ die direct na de bezongen gebeurtenissen waren ontstaan. De moderne onderzoekers gaan ervan uit dat verschillende gebeurtenissen uit de 9e en 10e eeuw zijn samengeklonterd rond een legendarische Raoul: geen van de vier bekende Raouls uit die tijd beantwoordt aan de beschrijvingen van de tekst. Taalkundige en literaire analyses tonen aan dat de tekst die wij nu kennen in verschillende etappes tussen ca. 1180 en 1225 is ontstaan. Het oudste en meest dramatische deel (1a) was oorspronkelijk (waarschijnlijk) in assonerende laisses (strofen van wisselende lengte) geschreven. Een bewerker heeft het berijmd en er een deel (1b) aan toegevoegd, dat direct in rijmende laisses is geschreven. Een volgende bewerker heeft er deel ii aan toegevoegd in assonerende laisses. Elke bewerker heeft teruggegrepen op bestaand materiaal over Raoul de Cambrai, maar daarnaast ook gebruik gemaakt van andere epische stof. Zo bestaan er verbanden tussen Raoul de Cambrai en chansons uit de ‘Cycle des Lorrains’ en de ‘Cycle de Saint-Gilles’.
Het is duidelijk dat Raoul de Cambrai thuishoort in de ‘Cycle des barons révoltés’, de epen over opstandige leenmannen. De problemen die ontstaan doordat de koning zomaar over het leen van een van zijn leenmannen beschikt na diens dood en geen rekening houdt met diens erfgenamen, worden scherp onder woorden gebracht. Deze problematiek was actueel onder de regering van koning Filips ii Augustus (1180-1223).