Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdRenout van Montalbaen(Frans: Renaut de Montauban) is de hoofdpersoon van een verhaal dat zich afspeelt ten tijde van »Karel de Grote. De oorsprong van dit verhaal in de ons bekende vorm moet worden gezocht in Frankrijk. Van de Franse Renaut de Montauban bestaan verschillende versies. De meest verbreide daarvan is de ‘traditionele’ versie, die zowel in de vorm van een chanson de geste als in de vorm van een prozaroman bewaard is gebleven. In het oudste handschrift (13e eeuw) waarin deze versie (in versvorm) bijna volledig is overgeleverd, luidt het verhaal als volgt. Koning Karel houdt een hofdag. Alle hoge heren zijn naar Parijs gekomen. Karels leenman Beuve d'Aigremont echter ontbreekt. Deze heeft ook al verstek laten gaan toen Karel de strijd aanbond tegen de Saksen. Woedend stuurt de koning zijn zoon Lohier (Lotharius) naar Aigremont om Beuve te gelasten Karel te komen dienen. Lohier houdt Beuve dreigend voor dat deze in geval van weigering zwaar zal worden gestraft. De leenman laat zich niet imponeren en bedreigt van zijn kant Lohier. De spanning loopt zo hoog op, dat hij zijn mannen bevel geeft de koninklijke bode te grijpen. Lohier en zijn mannen verweren zich en in het gevecht wordt de koningszoon door Beuve gedood. Intussen begint Karel ongerust te worden. Hij zweert wraak te zullen nemen indien Beuve Lohier iets mocht misdoen. Aymon, een broer van Beuve, geeft de koning groot gelijk. Hij biedt hem de steun aan van zijn zonen: Renaut, Aalart, Richart en Guischart. De vier jongemannen worden bij Karel gebracht en tot ridder geslagen. Renaut krijgt bij deze gelegenheid Bayart, een wonderpaard dat buitengewoon snel is en zo sterk dat het hen alle vier tegelijk kan dragen. Kort hierna wordt Lohiers lijk Parijs binnengedragen. Op aandringen van Renaut, die (niet zonder reden) vreest dat zij zullen moeten | |
[pagina 260]
| |
boeten voor de vermetele daad van hun verwant Beuve, keren Aymon en zijn zonen terug naar hun slot te Dordonne in de Ardennen. Ze sluiten zich niet aan bij het leger dat Karel op de been brengt om op te rukken naar Aigremont, maar zijn van plan Beuve bij te staan. Deze krijgt van Karel nog één kans: als hij de koning leenhulde doet en hem dient, zal hem vergiffenis worden geschonken. Beuve gaat op het voorstel in. Hij krijgt een vrijgeleide en begeeft zich naar Parijs. Leden van het verradersgeslacht, dat steeds laaghartige plannen uitbroedt èn uitvoert en ook de koning aanzet tot verraderlijk gedrag, leggen zich echter met Karels goedvinden in een hinderlaag en vermoorden Beuve. Diens zoon »Maugis besluit wraak te nemen. Bijgestaan door zijn ooms »Girart de Roussillon en Doon de Nanteuil valt hij Karels land binnen. Tegen de legermacht van de koning zijn zij echter niet opgewassen. Daarom verzoenen zij zich met Karel en onderwerpen zij zich aan hem. Na Karels terugkeer te Parijs wordt er uitbundig feestgevierd. Aan het hof bevinden zich Aymon, zijn zonen en Maugis. Renaut speelt schaak met Bertelai, een neef van de koning. De twee krijgen ruzie en Bertelai geeft Renaut een stomp. Renaut is hierover zo razend dat hij Karel genoegdoening vraagt voor de moord op zijn oom Beuve. De koning weigert. Dan pakt Renaut het schaakbord en geeft Bertelai daarmee zo'n dreun dat deze dood ter aarde stort. Een gevecht tussen Renauts familieleden en de overige aanwezigen is het gevolg. De vier broers weten te ontkomen naar het ouderlijk kasteel te Dordonne. Hun vader wordt ertoe gedwongen hen af te zweren en vertrekt eveneens naar Dordonne. De gezworen eed getrouw zet hij zijn zonen buiten de deur. Hierop bouwen zij in de Ardennen zelf een kasteel. Zodra Karel te weten is gekomen waar zij zich schuilhouden, trekt hij met een leger de Ardennen in. Door middel van een list dringen zijn mannen de burcht binnen en steken deze in brand. Renaut en zijn broers slagen erin te ontsnappen. Lang zwerven ze rond in de Ardennen. Uiteindelijk keren ze, haveloos en onherkenbaar geworden door de geleden ontberingen, terug naar Dordonne om hun moeder een bezoek te brengen. Zij is zeer gelukkig haar zonen terug te zien. Aymon echter scheldt hun de huid vol en laat zich zeer ironisch over hen uit. Renaut verdedigt zich tegen de woorden van zijn vader en geeft hem te verstaan dat hij zijn zonen zou moeten helpen. Dan geeft Aymon hun toestemming om uit Dordonne alles mee te nemen wat ze nodig hebben. Gedachtig aan de eed waarmee hij hen heeft afgezworen, trekt hij zich zolang terug in de boomgaard: als hij niet ziet wat ze doen, maakt hij zich niet schuldig aan meineed. Schoon en voorzien van nieuwe kleren en andere kostbaarheden verlaten Renaut en zijn broers Dordonne. Hun neef Maugis voegt zich bij hen. Het vijftal begeeft zich naar Gascogne. Hier treden Aymons zonen in dienst van koning Yon, die zij helpen zijn Saraceense vijanden te overwinnen. Op een dag ontdekken ze een plaats die hun uitermate geschikt voorkomt om er een kasteel te bouwen. Ze krijgen daarvoor Yons toestemming en bouwen kasteel Montauban. Bovendien geeft Yon Renaut zijn zuster tot vrouw. Als Karel op een dag terugkeert van een bedevaart naar Santiago de Compostela, ontdekt hij Montauban. Hij laat Yon sommeren Aymons zonen uit te leveren. Yon weigert. Renaut, die hiervan getuige is, zegt dat hij bereid is zich met de koning te verzoenen, maar dat deze daar niets van wil weten. Terug in Parijs maakt Karel kenbaar dat hij onmiddellijk wil oprukken naar Gascogne. Hij krijgt echter het advies zijn mannen eerst eens even te laten uitrusten van al dat oorlogvoeren. Bovendien blijkt de stad Keulen dringend behoefte te hebben aan hulp, omdat ze door de heidenen is aangevallen. Karels jonge neef Roland (»Roelant), die zich zojuist bij hem heeft aangediend, gaat eropaf en behaalt een glansrijke overwinning. Als hij een goed paard zou hebben, zo deelt men Karel mee, | |
[pagina 261]
| |
Renout als de H. Reinoldus, beeld, begin 14e eeuw, in de Reinoldi-Kirche te Dortmund.
zou Roland de beste ridder ter wereld zijn en iedereen de baas kunnen. Om aan zo'n goed paard te komen organiseert Karel een race: hij is van plan het winnende paard te kopen. Aan de finish prijken kostbaarheden, waaronder zijn gouden kroon. Ook Renaut, die door een boodschapper op de hoogte is gebracht, neemt aan de wedren deel. Opdat Bayart en hij niet zouden worden herkend, heeft Maugis, die de toverkunst machtig is, beiden een gedaanteverandering doen ondergaan. Vóór alle anderen bereikt Renaut het eindpunt. Hij grijpt de kroon, weigert spottend deze door Karel te laten loskopen en verdwijnt ermee naar Montauban. Nu rukt Karel op naar het zuiden. Niet ver van Montauban slaat hij zijn tenten op en opnieuw gebiedt hij Yon Aymons zonen uit te leveren. Ditmaal stemt Yon toe. Hij maakt de vier broers wijs dat hij hen met Karel heeft verzoend en weet te bereiken dat zij op muildieren naar de vlakte van Vaucouleurs rijden. Daar worden ze opgewacht door Karels mannen. Heldhaftig verweren ze zich lange tijd, maar uiteindelijk ziet het er toch naar uit dat ze niet langer zullen kunnen standhouden tegen de overmacht. Dan snelt Maugis op Bayart te hulp, gevolgd door een grote schare strijders. Dat is hun redding: enige tijd later komen ze veilig terug op Montauban. Al voordat ze daar arriveren, is Yon gevlucht. Hij wordt door Roland gevangengenomen, maar Renaut, door Yon per bode om hulp gesmeekt, maakt Roland de verrader afhandig. Nadat er een aantal andere spannende gebeurtenissen heeft plaatsgevonden, zoals de gevangenneming en bevrijding van Renauts broer Richart, en nadat Renaut vergeefse pogingen heeft gedaan tot een verzoening te komen, slaat Karel het beleg voor Montauban. Met het doel een verzoening af te dwingen ontvoert Maugis de koning in diens slaap naar Montauban. Hierna verlaat hij zijn familieleden om kluizenaar te worden. Zelfs nu Karel zich volledig in de macht van Aymons zonen bevindt, blijkt het onmogelijk tot een akkoord te komen. Renaut laat hem weer | |
[pagina 262]
| |
vrij en de strijd wordt voortgezet. Tevergeefs dringen Karels heren er bij de koning op aan vrede te sluiten. De voedselvoorraad op Montauban raakt uitgeput. Als de hongersnood zeer nijpend is geworden en men ten einde raad is, wijst een grijsaard op het bestaan van een onderaardse gang die in het bos uitkomt. Via deze gang verlaten de burchtbewoners en Bayart Montauban. Ze begeven zich nu naar Dortmund, dat Aymons zonen toebehoort. Zodra Karel hier achter is gekomen, rukt hij naar Dortmund op. Vergeefs smeekt Renaut om genade, de oorlog duurt voort. Een vooraanstaand Frans ridder wordt gevangengenomen. Bovendien duikt Maugis op, die Karels zoon Charlot naar Dortmund ontvoert, waarna hij weer naar zijn kluizenaarshut vertrekt. Pas als Renaut op het punt staat deze twee gevangenen op te hangen, is Karel bereid zich met hem te verzoenen. Weliswaar krabbelt hij even later weer terug, maar als dan de bloem van zijn ridders hem in de steek dreigt te laten, volhardt hij niet langer in zijn koppigheid. Renaut moet een boetetocht naar het Heilige Graf maken. Zijn broers worden opgenomen onder Karels meest vooraanstaande ridders, ook zijn zonen zullen de koning dienen en zijn vrouw krijgt Dortmund. Maar Bayart moet worden uitgeleverd en zal worden gedood. Het arme dier wordt met een molensteen om de nek in de Rijn gegooid. Het weet de steen echter te verbrijzelen en aan land te komen. In het woud vindt het Maugis terug. Na te Rome bij de paus te hebben gebiecht reist Renaut naar het Heilige Land. Hier herenigt hij zich met Maugis, die eveneens pelgrim is geworden. Jeruzalem blijkt te zijn veroverd door de sultan van Perzië. Renaut en Maugis storten zich in de strijd tegen de heidenen en dankzij hen wordt de stad heroverd. Ze bezoeken de heilige plaatsen, Renaut weigert het hem aangeboden koningschap over Jeruzalem en ze varen terug naar Europa. Daar aangekomen keert Maugis terug naar zijn kluis, terwijl Renaut zich naar het hof begeeft. Zijn echtgenote blijkt inmiddels te zijn overleden. Na te hebben gezien hoe zijn zonen in een dubbelgevecht twee leden van het verradersgeslacht overwinnen en na zijn bezittingen te hebben verdeeld, vertrekt Renaut opnieuw. Eerst leeft hij lange tijd in het bos, daarna levert hij, incognito, als sjouwer bovenmenselijke prestaties bij de bouw van de Sankt-Peter te Keulen. Zijn collega's vermoorden hem uit afgunst en uit angst werkloos te zullen worden; zijn lijk gooien ze in de Rijn. Er geschieden wonderen. Als het uit het water gehaalde lichaam op een kar ligt, gereed om te worden begraven, rijdt de kar uit zichzelf naar Dortmund. De bisschop van die stad herkent de dode als Renaut de Montauban. Het stoffelijk overschot wordt te Dortmund bijgezet en God verricht wonderen ter ere van hem die in die streek Sint Renaut wordt genoemd.
De hierboven samengevatte traditionele versie van Renaut de Montauban zal aan het eind van de 12e eeuw zijn ontstaan. Het chanson de geste Renaut de Montauban wordt gerekend tot de zogenoemde ‘Cycle des barons révoltés’, de cyclus van de opstandige vazallen. Deze chansons de geste moeten worden beschouwd tegen de achtergrond van de politieke situatie in het toenmalige Frankrijk. Tijdens de regeringsperiode van Filips ii Augustus (1180-1223) werden de grote vazallen geconfronteerd met een machtige koning die een krachtige centralisatiepolitiek voerde, waardoor zij werden bedreigd in hun zelfstandigheid. In de chansons de geste nu die behoren tot de genoemde cyclus, neemt een in principe loyale vazal de wapens op tegen een zeer machtige, onrechtvaardige, wrede koning Karel, die zijn feodale verplichtingen niet nakomt. De relatie tussen koning en vazal vormt in deze teksten het hoofdthema. In Renaut de Montauban wordt meer dan eens beklemtoond dat Renaut in zijn recht staat en Karel niet. In deze chansons werd op literaire wijze gereflecteerd over de actuele vraag hoe men zich diende op te stellen jegens de steeds | |
[pagina 263]
| |
machtiger wordende koning, kreeg het verzet van de vazallen tegen de groeiende macht van de Capetingische koning gestalte en werd het gerechtvaardigd. Hierbij moet worden bedacht, dat Filips Augustus door het Capetingische propaganda-apparaat niet alleen als opvolger maar ook als nazaat van Karel de Grote werd verheerlijkt. Een negatieve schildering van Karel in de literatuur zal dientengevolge haar weerslag hebben gehad op het prestige van de monarch uit de 12e-eeuwse realiteit. Keer op keer werd het verhaal in het Frans op schrift gesteld. Zoals gezegd kennen we de traditionele versie zowel in versvorm als in proza. Het chanson de geste is in een aantal handschriften bewaard gebleven, de daarop gebaseerde prozaroman in verscheidene handschriften en in talrijke drukken. In de redactie waarnaar het verhaal hierboven is samengevat (de zogeheten redactie d), telt het chanson meer dan 14.000 verzen, in andere traditionele redacties is het nog omvangrijker. Hoe al deze redacties precies met elkaar samenhangen, is nog niet geheel duidelijk. In elk geval is geen van deze versredacties geheel gelijk aan een der andere. Naast de traditionele versie kennen we twee andere Franse versies. De oudste daarvan, een verstekst, komt aanvankelijk met de traditionele versie overeen, om daarna een eigen weg te gaan: Renaut en Karel verzoenen zich kort na de slag bij Vaucouleurs, Renaut begeeft zich niet naar het Heilige Land en sterft evenmin als heilige martelaar. Deze versie is ons bekend uit slechts één, vroeg-13e-eeuws handschrift. De jongste Franse versie, die (op zijn laatst) in de tweede helft van de 14e eeuw wordt gedateerd, is een moderne omwerking van de traditionele. Ze is bewaard gebleven in de vorm van een chanson de geste van ruim 28.000 verzen en als prozatekst. In deze versie zijn Renauts avonturen in het Oosten sterk uitgebreid. Hij verovert (zonder de hulp van Maugis) niet alleen Jeruzalem, maar maakt zich ook meester van Angorie, waardoor hij in het bezit komt van de passierelikwieën. Nadat hij de reliekschrijn heeft geopend, iets wat alleen mag worden gedaan door iemand die zonder zonden is, geschiedt er een wonder: als Renaut de doornenkroon er eerbiedig uitneemt, springt deze op in zijn handen en zien de aanwezigen haar bloeden. Renauts zonen trouwen met oosterse schonen. Een van hen wordt koning van Angorie, de andere wordt koning van Jeruzalem. Dat deze zo geliefde verhaalstof terechtkwam in omvangrijke compilaties, spreekt haast vanzelf. Ze werd opgenomen in bijvoorbeeld de Chronique rimée (midden 13e eeuw) van Philippe Mousket, Ly Myreur des histors (eind 14e eeuw) van de Luikse auteur Jean d'Outremeuse en de Croniques et conquestes de Charlemaine (1458), die werden gekopieerd en misschien ook samengesteld door David Aubert. Niet alleen in het Frans werd het verhaal over Renaut verteld: er zijn Renoutteksten in het Nederlands, Duits, Engels, Oudnoors en Italiaans bewaard gebleven en ook in het Spaans werden zijn daden te boek gesteld. Aan de heilige Renaut zijn een paar Latijnse teksten gewijd. De Middelnederlandse verstekst Renout van Montalbaen is wellicht nog in het eerste kwart van de 13e eeuw ontstaan. Hij zal afkomstig zijn uit Vlaanderen. De dichter heeft de traditionele Franse versie gekend, want hiermee vertoont de Renout een grote mate van overeenkomst. Er zijn echter ook opvallende verschillen. De belangrijkste daarvan zijn wel de volgende. In plaats van een voorgeschiedenis over Renauts oom Beuve treft men in de Middelnederlandse versie een voorgeschiedenis aan over Renouts vader: Aymijn voert jarenlang een guerrilla-oorlog tegen Karel, nadat deze een neef van Aymijn heeft gedood. Later slaat Renout Karels zoon »Lodewijk het hoofd af, nadat Lodewijk een van Renouts broers een klap met een schaakbord heeft gegeven. Dat is de aanleiding tot de vete tussen Karel en de vier broers, die in de Nederlandse traditie bekend zijn als de Vier Heemskinderen. Achtereenvolgens houden zij zich op in Spanje, waar zij in dienst zijn bij een heidense koning, | |
[pagina 264]
| |
in Gascogne en in de Ardennen. In tegenstelling tot in de Franse versie slaagt Karel erin Beyaert (Bayart), die hem bij de verzoening is uitgeleverd, te verdrinken. Malegijs (Maugis) sneuvelt in de strijd in het Heilige Land. Ook is de sfeer die de Middelnederlandse Renout ademt een andere dan die van de traditionele Franse Renaut: de Renout maakt een minder zwaarwichtige indruk. Dit komt o.a. doordat de ernstige politieke problematiek die in de Renaut doorklinkt, in de Middelnederlandse tekst aanmerkelijk minder nadruk krijgt. Er wordt niet steeds weer op gehamerd dat de Heemskinderen het recht aan hun zijde hebben en dat Karel ongelijk heeft. Karel boezemt zijn vazallen ook minder schrik en ontzag in dan in de Renaut. De vraag hoe men zich dient op te stellen tegenover een vorst die niet in zijn recht staat, speelt een aanzienlijk minder grote rol. In de Franse tekst is men er voortdurend van doordrongen dat Karel, hoe onrechtvaardig hij ook handelt, de koning en leenheer is, aan wie men respect verschuldigd is. In de Renout ervaren zowel de Heemskinderen als de pairs hun relatie met de koning als minder problematisch. Dit zal samenhangen met het feit dat de Renout later en in een andere streek is ontstaan: de reële politieke problematiek die de Franse tekst weerspiegelt, zal voor de Middelnederlandse dichter en zijn publiek niet actueel zijn geweest. De Middelnederlandse dichter lijkt er vóór alles naar te hebben gestreefd zijn publiek een spannend, onderhoudend verhaal te bieden, een dynamisch verhaal vol actie. Het is niet mogelijk een van de bewaard gebleven Franse redacties als bron voor de Renout aan te wijzen. Er is reden om te vermoeden dat de Middelnederlandse dichter zich niet, in elk geval niet uitsluitend, op een schriftelijke bron heeft gebaseerd, maar dat hij zijn tekst heeft gecomponeerd op basis van zijn herinneringen aan voordrachten van de Franse Renaut. Daarbij zal hij vrij met de stof zijn omgesprongen. De Middelnederlandse verstekst is slechts fragmentarisch overgeleverd: van de ongeveer 15.000 verzen die hij ooit zal hebben geteld, rest ons nog geen vijftien procent. We kennen fragmenten uit vier handschriften. De oudste (zoekgeraakte) fragmenten worden gedateerd in het laatste kwart van de 13e eeuw. De overige dateren uit respectievelijk de 14e eeuw en van ca. 1500. Nog in de 15e eeuw werd het Renoutverhaal in het Nederlands gedrukt, in de vorm van een prozabewerking. Van een druk van ca. 1490 resteert slechts één blad. De oudste volledig bewaard gebleven druk dateert uit 1508. Deze zag het licht bij de Leidse drukker Jan Seversoen en draagt de titel Dit is de historie vanden Vier Heemskinderen. De prozabewerking heeft zich eeuwenlang in een bijzondere belangstelling mogen verheugen. In een periode van vier eeuwen werd ze minstens 25 maal herdrukt. Ten tijde van de Contrareformatie werd de tekst in de zuidelijke Nederlanden gecensureerd. Hele stukken die als aanstootgevend werden beschouwd, omdat zij in strijd waren met de goede zeden of met de leer van de rooms-katholieke Kerk (o.a. een aantal komische episoden waarin Malegijs optreedt) werden geschrapt. Zo ontstond er een gekuiste zuidelijke versie, die in 1619 van een officiële goedkeuring werd voorzien. Nauw met de Nederlandse Renouttraditie verbonden is de Duitse. De Middelnederlandse verstekst Renout van Montalbaen werd zeer getrouw in het Duits (Rijnfrankisch) vertaald. Deze vertaling in verzen, Reinolt von Montelban, zal vervaardigd zijn voor paltsgravin Mechthild. De tekst is volledig bewaard gebleven en wel in twee handschriften. Het oudste van de twee, dat Mechthild haar zoon Eberhard v im Bart van Württemberg bij zijn huwelijk (1474) schonk, zou de autograaf of een eerste afschrift daarvan kunnen zijn. Van een Middelnederduitse versvertaling van de Renout resteert slechts een fragment (14e eeuw). Ook de Nederlandse prozatekst werd in het Duits vertaald: eenmaal in het Ripuarisch (de druk is van 1493), eenmaal (via deze Ripuarische vertaling?) | |
[pagina 265]
| |
Een jongen tekent de Vier Heemskinderen op de muur van de Buurkerk te Utrecht. Detail van een schilderij van Pieter Saenredam, 1644. National Gallery, Londen.
door Paul van der Aelst in het Vroegnieuwhoogduits (eerste druk 1604). Van der Aelst heeft tevens gebruik gemaakt van de Historie van sent Reinolt. Deze beknopte prozatekst (ca. 1447) zal op zijn beurt gebaseerd zijn op de Middelnederlandse Renout en de Latijnse teksten. Aan twee andere Duitse prozateksten (de ene overgeleverd in een 16e-eeuws handschrift dat zich te Aarau bevindt, de andere in een druk die in 1535 te Simmern verscheen), ligt de Franse prozadruk ten grondslag. Deze laatste vormde eveneens de basis voor de Engelse Historie of the Foure sonnes of Aymon (vertaald en gedrukt door William Caxton, ca. 1489). Wellicht kwam de Renautstof via Engeland en Noorwegen in IJsland terecht, waar de Mágus saga jarls ontstond. Deze saga, die in haar huidige vorm niet van vóór ca. 1250 kan dateren, is een compilatie van teksten die oorspronkelijk geheel los van elkaar stonden. Er bestaan een lange en een korte versie van. In de gedeelten waaraan Renaut de Montauban ten grondslag ligt, is de bewerker op een geheel eigen wijze met de stof omgesprongen. De gebeurtenissen spelen zich af in Duitsland en wel onder Karel de Grotes kleinzoon koning Lodewijk (in de korte versie: keizer Jatmund) en diens zoon Karel. Vanuit Frankrijk kwam de Renautstof ook in Italië terecht. Van Rinaldo da Monte Albano kennen we zowel een versie in verzen als een prozaversie. De oudste bewaard gebleven verstekst zal tegen het midden van de 14e eeuw zijn ontstaan. De Italiaanse dichter heeft naast de Renaut ook andere teksten benut. Via Italië zou de Renautstof haar weg kunnen hebben gevonden naar Spanje. Tot ver na de Middeleeuwen is het verhaal over de Vier Heemskinderen bijzonder populair geweest in grote delen van Europa, en in sommige streken is het dat nog. De Nederlandse en Franse prozaroman zijn vele malen herdrukt, tot eind 19e eeuw. Hendrik Conscience vertelt in de Geschiedenis mijner jeugd (1888) dat hij als jongen in de winkel van de Antwerpse drukker-uitgever Thys al zijn | |
[pagina 266]
| |
geld spendeerde aan ‘blauwboeken’ (goedkope uitgaven in een blauw omslag) als De Vier Aymonskinderen. Ook in Frankrijk kwam de geschiedenis van de Vier Heemskinderen terecht in de ‘Bibliothèque bleue’. Herhaaldelijk werd de prozatekst bewerkt of naverteld. In het Nederlands gebeurde dat door bijvoorbeeld J.A. Alberdingk Thijm (1851) en Felix Timmermans (1922). A. Lechner verzorgde een vrije bewerking van Reinolt von Montelban (1972). Deze bewerking werd in het Nederlands vertaald door Tadema Sporty (1975). Nog in 1983 verscheen een navertelling voor de jeugd door F. Herzen. Al in de 16e eeuw werd de prozaroman door schoolkinderen gelezen, hetgeen in een gedragsboekje voor de jeugd (Goede manierlijcke sedert, 1546) niet wenselijk werd geacht. In de voorrede bij de editie van de Franse ridderroman Amadis de Gaule (1561) spreekt de Antwerpse drukker-uitgever Plantijn zijn afkeuring uit over het feit dat boeken als de Quatre fils Aymon bij het onderwijs (in het Frans) worden gebruikt. Nadat de Nederlandse prozaroman ten tijde van de Contrareformatie gezuiverd was van al wat niet door de beugel kon, was hij ‘zeer genoegelyk en bekwaem om van de Jongheyd in de Scholen geleert te worden’, aldus de officiële approbatie. Nog in de 20e eeuw werd het verhaal speciaal voor het gebruik op de scholen bewerkt (bijvoorbeeld A.J. de Jong 1922 en D. Deken 1931). Enkele grote 17e-eeuwse Nederlandse dichters herinneren aan de sage: Vondel in het gedicht ‘Aen de Beurs van Amsterdam’ (1643), Bredero in ‘Van Gierige Gerrit en Modde van Gompen’, een lied uit het Boertig Liedboek. Ook Hella Haasse refereert eraan in Het woud der verwachting (1949). Nog in 1974 liet de striptekenaar Vandersteen Suske en Wiske een avontuur beleven met Het Ros Bazhaar en in 1988 verscheen van de hand van Cadot en Bom een strip over de tweeling Ed en Ad (in het Frans: Yvain en Yvon) waarin alles draait om het behoud van de Ardennen als het mysterieuze domein van Beyaert (Het Sterrenpaard). Ook in zuidelijker contreien leefde de Renautstof na de Middeleeuwen voort. In Cervantes' Don Quijote (1605-15) wordt over Renaut gesproken; Domínguez publiceerde in 1685 zijn Libro de Don Reynaldos. In de Italiaanse literatuur van de 15e eeuw komen we ‘Rinaldo’ tegen bij Pulci (Il Morgante, Il Morgante maggiore) en Boiardo (Orlando innamorato), in de 16e eeuw laat Ariosto hem optreden in Orlando furioso. Door Boiardo en Ariosto worden Rinaldo's zuster Bradamante en haar man Ruggiero voorgesteld als de stamouders van het geslacht d'Este, waarbij de twee dichters in dienst waren. In 1562 verscheen Tasso's Rinaldo. In de Italiaanse literatuur, waarin de ridders en hun avonturen veelal met ironie en komische overdrijving worden beschreven, is Rinaldo de pendant van Orlando (Roelant). Zijn liefdesavonturen alsmede die van zijn familieleden krijgen veel aandacht. Over de avonturen van zijn zoon Rinaldino vertelt de Storia di Rinaldino da Montalbano, een van Rinaldo's broers is de hoofdpersoon van Ricciardetto innamorato (1595) van Civeri en van Il Ricciardetto (uitgegeven in 1738) van Forteguerri. In Napels waren er nog in de 19e eeuw vertellers die hun toehoorders voornamelijk vergastten op verhalen over Rinaldo en daarom zelf ‘Rinaldi’ werden genoemd. Ook op het toneel zijn de Heemskinderen meer dan eens te zien geweest. De Spaanse auteur Lope de Vega schreef ca. 1604 Las pobrezas de Reynaldos. Dit stuk werd door andere Spaanse en Italiaanse auteurs nagevolgd of anderszins benut. Aan het begin van de 17e eeuw voerde een Engels gezelschap in Amsterdam een toneelbewerking van de Renautstof op, uit 1809 dateert een toneelbewerking van J.A. Gleich. Een Bretons spel werd nog in de tweede helft van de 19e eeuw opgevoerd. In België werd Le jeu des Quatre fils Aymon, van de hand van H. Closson, in 1941 op de planken gebracht. De tekst ervan werd in 1943 gepubliceerd. De ruime aandacht die in de Italiaanse literatuur werd geschonken aan de liefdesavon- | |
[pagina 267]
| |
turen van Rinaldo en zijn verwanten maakte dat van deze literatuur in later eeuwen dankbaar gebruik werd gemaakt voor opera's, balletten enz. Op Ariosto's Orlando furioso gebaseerd is de tekst bij het ballet La liberazione di Ruggiero dall'isola d'Alcina van Caccini (1625) en die van de opera Ruggiero ovvero L'eroica gratitudine van Hasse (1771). Het onderwerp van een groot aantal andere opera's en balletten (bijvoorbeeld Lully 1686, Händel 1711, Gluck 1778, Haydn 1783) is de liefdesgeschiedenis van Rinaldo en de tovenares Armida. Deze stof is ontleend aan Tasso's La Gerusalemme liberata ovvero Il Goffredo (gedrukt in 1581). In dit epos trekt Rinaldo, een voortreffelijk ridder, in het gevolg van »Godfried van Bouillon ten strijde tegen de heidenen. Associatie met Rinaldo da Montalbano ligt voor de hand, maar de twee ridders mogen niet zonder meer geïdentificeerd worden. De Rinaldo uit La Gerusalemme liberata is een zoon van Sofia en Bertoldo en wordt voorgesteld als stamvader van het geslacht d'Este; het werk is opgedragen aan Tasso's mecenas Alfonso ii d'Este. Het verhaal over de Heemskinderen werd al vroeg door poppenspelers vertoond, in Duitsland al in de 16e eeuw. Tot op de dag van vandaag wordt het gespeeld in Belgische marionettentheaters en door poppenspelers op Sicilië. De poppenspelen lenen zich uitstekend voor het aanbrengen van komische anachronistische elementen waarmee de stof naar de actualiteit wordt toegetrokken. Dit is bijvoorbeeld gedaan in Les Quatre fils Aymon van Géal en Closson, opgevoerd in het Brusselse theater Toone. Ook werd de stof speciaal voor kindervoorstellingen bewerkt. Mondeling leeft het verhaal nog steeds voort. De schriftelijke neerslag van deze mondelinge overlevering vindt men in boeken met sagen en legenden (bijvoorbeeld Rost 1955). Soms zijn in deze overlevering verschillende Renauttradities samengevoegd. Sprookjesachtige elementen werden met de epische verhaalstof vermengd. Voor de bewoners der Ardennen werden de Heemskinderen, die streden tegen dwingelandij, tot een symbool van alle vrijheidsstrijders. De partizanen die tegen de Duitsers vochten, werden met hen vergeleken. Maar vooral ook Beyaert, die volgens de traditionele Franse versie de molensteen verbrijzelde, de Ardennen invluchtte en niet gedood of gevangengenomen kon worden, werd tot een symbool der vrijheid. Volgens de sage draaft hij nog altijd door de Ardennen. Op Sint-Jan (24 juni) kan men hem door de bossen horen gaan. Bij Dinant kan men de Rocher Bayard aanschouwen, die door Beyaerts hoef zou zijn gekliefd. Te Robertville (Reinhardstein, Renastène) en elders in de Ardennen wijst men (ruïnes van) burchten aan waarop de Heemskinderen zich zouden hebben verschanst. Nog in het 20e-eeuwse Westvlaams is een ‘Eemszeune’ iemand die uitmunt (Boekenoogen 1905). Ook menig beeldend kunstenaar heeft zich door de Renautstof laten inspireren. In de Middeleeuwen werden de Heemskinderen en Beyaert afgebeeld op miniaturen in handschriften, op houtsneden in drukken en op wandtapijten. Een dergelijk tapijt werd tussen 1389 en 1396 door Nicolas Bataille aan de hertog van Orléans geleverd. Op het schilderij ‘De kinderspelen’ van Pieter Bruegel de Oudere uit 1560 (Kunsthistorisches Museum, Wenen) ziet men o.a. vier kinderen die achter elkaar staan, terwijl een vijfde kind een stok tussen hun benen steekt. Dit spel is geïdentificeerd als een spel dat het berijden van Beyaert door de Heemskinderen moest verbeelden en dat nog in onze eeuw in Vlaanderen werd gespeeld. Bij sneeuwpoppenfestijnen boetseerde men Heemskinderen van sneeuw (Atrecht 1434, Mechelen 1571). Bijzonder is een afbeelding van de Vier Heemskinderen op Beyaert op een zegel aan een Middelnederlandse akte uit 1313. Na de Middeleeuwen werden de Heemskinderen (meestal gevieren op Beyaert gezeten) niet alleen afgebeeld op prenten in boeken en op schilderijen (zelfs door Saenredam in zijn ‘Interieur van de Buurkerk te Utrecht’), maar ook op uithang- | |
[pagina 268]
| |
borden, gevelstenen (nog te zien in bijvoorbeeld Amsterdam, Haarlem en Maastricht), lantaarnconsoles (Utrecht), keramiekversieringen aan gebouwen, gekleurde glazen, postzegels en in koekplanken. In 1824 vertelt Bilderdijk welke nuttige functie de voor consumptie bestemde Heemskinderen in zijn kindertijd vervulden: ‘hunne afbeeldingen in koekdeeg behoorden volstandig tot de Sint-Niklaasgiften der kinderen, wier grootmoeders, ouders, minnen, of kindermeiden, niet verzuimden hun door het verklaren van dit en alzulke beelden, een smaak van den Oudridderlijken moed, onverschrokkenheid, en Godsdienstige gelatenheid in te boezemen’. Vele malen werden Beyaert en de Heemskinderen in een standbeeld vereeuwigd. In Nederland werden alleen al in de periode 1960-76 zes van zulke beelden geplaatst. Enkele zijn te vinden bij scholen (Haarlem, Nijmegen), die ons, in overeenstemming met hun locatie, de vier broers als jonge kinderen tonen. In België vindt men onder meer in Gent en Dendermonde beelden. Straten, huizen, cafés, hotels en restaurants werden naar de Heemskinderen of Beyaert genoemd. Sinds de Middeleeuwen heeft Beyaert meegelopen in ‘ommegangen’ (processies, optochten). In Dendermonde wordt nog steeds de Ros-Beiaardommegang gehouden. Taferelen uit de Nederlandse versie van het verhaal worden uitgebeeld en de apotheose wordt gevormd door een rit van een kolossale Beyaert, waarop vier Dendermondse knapen uit één gezin zitten. Aan de Dendermondse folklore herinnert het bekende lied ‘'t Ros Beyaert doet syn ronde’, dat in Het verdriet van België van Hugo Claus (1983) zo dikwijls wordt gezongen door ‘de kleintjes’ op het nonneninternaat. De versie waarin wij het lied nu kennen, is te danken aan Prudens van Duyse. Op basis van een oude kern stelde hij een lied van zeven strofen en een refrein samen, dat hij in 1835 publiceerde. De jaloezie van de inwoners van Aalst waarvan in het lied sprake is, en die hen in 1952 zelfs bracht tot een poging het Dendermondse ros te ontvreemden, inspireerde de Aalstenaars tot verscheidene parodieën op het populaire lied. De populariteit van het Ros Beyaert en de Vier Heemskinderen heeft tot de vervaardiging van verscheidene composities geleid (bijvoorbeeld J. Baeck), die deels bestemd waren om tijdens een ommegang ten gehore te worden gebracht. Door verscheidene kunstenaars, zoals Verhas en De Beul, is de ommegang geschilderd. Daar Renout ook als heilige wordt vereerd, zijn er ook kerken aan hem gewijd. Zo is er een Sint-Reinolduskerk in Dortmund, in Düsseldorf en in Dantzig. In de kerk te Dortmund staat behalve een beeld uit de 14e eeuw een ‘IJzeren Reinoldus’ uit 1915: een fiere ridder met een indrukwekkend zwaard. In het hoofdportaal van de Sint-Mauritiuskerk te Keulen daarentegen is de heilige afgebeeld met plank en hamer. Devotieprentjes van Renout zijn er ook. Op een santje dat in Utrecht in 1948 werd uitgereikt, ziet men de heilige aan het werk met hamer en beitel. De Rooms-Katholieke Hanzebond, de vereniging van Werkgevers in de Woninginrichting en Meubileringsbedrijven, koos Sint Reinoldus in 1918 als patroonheilige. In 1922 werd Renout te Dortmund afgebeeld op noodgeld. De hele Renoutgeschiedenis is op de biljetten in feite samengevat: op één biljet is Renout op Beyaert te zien, samen met zijn drie broers, op andere biljetten is hij afgebeeld als ‘der eiserne Reinoldus’, als kerkbouwer en als beschermer van de stad, wat in verband kan worden gebracht met de legende volgens welke hij na zijn dood op de muren van Dortmund verscheen om de stad tegen de vijand te beschermen. i. spijker edities: Castets 1909; Overdiep 1931; Thomas 1989. |
|