Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdLodewijk de Vrome,zoon van »Karel de Grote, kent eigenlijk twee gestalten in de middeleeuwse letterkunde. In sommige epische teksten is hij de grote held die de Noormannen verslaat bij Saucourt. Dit beeld van Lodewijk vinden we in het Franse chanson »Gormont et Isembart van rond 1130. Hiervan is slechts een fragment van 661 verzen bewaard gebleven in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, maar het verhaal valt te reconstrueren dankzij het late epos Lohier et Mallart. Deze tekst voegt eenvoudigweg Gormont et Isembart toe aan zijn eigen, voltooide, verhaal over het vriendenpaar Lohier en Mallart. Veel vaker dan als held echter wordt Lodewijk gepresenteerd als een anti-held, als een slechte of zwakke koning. Met name zijn gebrek aan daadkracht en de onheuse behandeling van zijn vazallen worden hem aangewreven. In de meeste chansons uit de ‘Cycle de »Guillaume d'Orange’ is hij ofwel zo zwak dat hij door de oersterke Guillaume verdedigd moet worden, ofwel onrechtvaardig en vergeet hij de meest oprechte vazallen bij de verdeling van lenen. In deze cyclus vinden we het beeld van Lodewijk als zwakke vorst vooral rond 1135 in Le couronnement de Louis, een chanson van 2695 assonerende tienvoeters, dat in vijf delen uiteenvalt. In het begin wil de inmiddels bejaarde Karel de Grote zijn | |
[pagina 219]
| |
jonge zoon Lodewijk tot koning kronen. Als die echter aarzelt, biedt een verrader zich aan als regent, maar dan duikt Guillaume d'Orange op, doodt de verrader en kroont Lodewijk. Het tweede deel gaat over Guillaume, die in Rome de paus moet verdedigen tegen aanvallen van heidenen en in een tweegevecht de reus Corsolt overwint. In het derde deel moet hij echter Lodewijk weer te hulp snellen na de dood van Karel, want er is een rebellie ontstaan onder leiding van de Noorman Acelin. In het vierde deel ontzetten Lodewijk en Guillaume samen Rome, waar Gui van Duitsland zich meester van had gemaakt. Guillaume kroont Lodewijk in de Sint-Pieter tot koning van Italië. In het vijfde en laatste deel moet Guillaume Lodewijk opnieuw te hulp komen, ditmaal tegen opstandige baronnen. Hij dwingt hen zich aan de koning te onderwerpen en uiteindelijk huwt Lodewijk Guillaumes zuster. In het laatste vers van de Couronnement toont Lodewijk zich ondankbaar. Opvallend is dat Lodewijk in het zeer archaïsche Willalme-epos uit het midden van de 12e eeuw (het Chanson de Guillaume) gewoon voorkomt als koning, zonder negatieve connotaties. Ook in vroege koningsbiografieën, zoals die van l'Astronome Limousin en Ermold de Zwarte (9e eeuw), komt Lodewijk er niet slecht af. Ermold de Zwarte zegt zelfs dat iedereen zijn daden bezingt, het volk nog meer dan de dichters.
In Lohier et Mallart, waarin Lodewijk duidelijk als een groot held wordt gepresenteerd, fungeert het vriendenpaar Gormont en Isembart als verdubbeling van het vriendenpaar Lohier en Mallart. Lohier is dan Lotharius, zoon van koning Karel (de Eenvoudige), die vergeefs tegen zijn broer Lodewijk iii in opstand komt, een detail met een zeker belang. De historische held van de veldslag bij Saucourt in 881 was namelijk helemaal niet Lodewijk i de Vrome (zoals Gormont et Isembart en het Gormont-deel van Lohier et Mallart melden), maar Lodewijk iii. In het Ludwigslied, een Oudduits heldenlied uit de 9e eeuw, dat in Noord-Frankrijk werd geschreven in een Frankisch dialect, is Lodewijk iii inderdaad de held van die slag, maar er is geen direct verband met Gormont en Isembart: het Ludwigslied is een op zichzelf staande lofzang. Latere historiografen schrijven de slag bij Saucourt toe aan Lodewijk i de Vrome, aan Lodewijk ii de Stotteraar, aan Lodewijk iii of aan Lodewijk iv d'Outremer. Van Lohier et Mallart is het Franse origineel geheel verloren gegaan, maar er zijn wel Nederlandse (14e eeuw, fragmentarisch overgeleverd) en Duitse (1437) versies van bewaard. In 1405 werd in opdracht van Marguerite de Joinville een Franse proza-Lohier et Mallart geschreven, naar alle waarschijnlijkheid ook met het Gormont-en-Isembart-verhaal erin, maar helaas is ook die tekst op een fragment van 160 verzen na verloren gegaan. De Duitse versie is een vertaling, die Elisabeth van Nassau-Saarbrücken, geboren van Lotharingen, dochter van Marguerite de Joinville, van een Frans origineel heeft gemaakt; daarvan zijn vijf handschriften en drie drukken bekend. Op basis van een druk uit 1514 werd deze versie naverteld door de Duitse schrijver Karl Simrock (1868). In Frankrijk bleef het verhaal van Gormont en Isembart populair: we vinden het in de kronieken van Hariulf en Philippe Mousket. Ook treffen we het al aan bij Galfredus van Monmouth in diens Historia regum Brittanniae. Hij laat echter (als Brit?) de afloop (de dood van Gormont) weg. De vijf episodes van de Couronnement, waarin Lodewijk negatief wordt afgebeeld, gaan waarschijnlijk terug op vijf onafhankelijke chansons; toch valt er een zekere eenheid in de Couronnement te bespeuren. De kroningsscène uit het begin verwijst naar de politieke geschiedenis van de 12e eeuw; om de erfelijkheid van de troonopvolging, die toen nog niet wettelijk was geregeld, veilig te stellen, kroont Lodewijk vi (de Dikke) in 1131 alvast zijn nog jonge zoon Lodewijk vii (de Jongere). Lodewijk de Vrome moest daadwerkelijk tegen een kwaadwillende regent | |
[pagina 220]
| |
Stamboom van de Karolingers: in het midden Karel de Grote en daaronder Lodewijk de Vrome. Illustratie op perkament uit de Chronica van Ekkehard van Aura, tweede helft 12e eeuw. Berlijn, Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz.
| |
[pagina 221]
| |
beschermd worden toen hij, kind nog, koning van Aquitanië werd, maar bij zijn kroning tot opvolger van Karel de Grote was hij al in de dertig en was de historische Guillaume (graaf van Aquitanië) al overleden. Guillaume is nooit in Italië tegen de heidenen gaan vechten (de eerste Romeinse episode); dat deed Lodewijk ii in 873. En het was Lodewijk iv (d'Outremer) die de strijd tegen de Normandiërs aanbond. Een lichtelijk propagandistische tekst dus, met een potpourri van historische daden van verschillende Lodewijken. De eenheid in de Couronnement ligt in de behandeling van een aantal belangrijke thema's zoals de plichten van een monarch, de plichten van een vazal, de erfelijkheid van de kroon en de Franse aanspraak op de keizerskroon. Dat laatste vinden we met name in de vierde episode, die van de kroning te Rome: het is waarschijnlijk een echo van de aanval die Hendrik v van Duitsland in 1124 uitvoerde tegen Lodewijk vi, omdat die de paus gesteund zou hebben. In de 15e eeuw werd de Lodewijkskroning een vast onderdeel van de grote cyclische Guillaume-handschriften in proza. Dat Lodewijk zich in het laatste vers van de Couronnement ondankbaar toont, wijst narratologisch vooruit naar een andere tekst van de ‘Cycle de Guillaume d'Orange’: Le charroi de Nîmes (ca. 1140). Ook uit deze tekst komt duidelijk het beeld van de onrechtvaardige Lodewijk naar voren. Lodewijk vergeet Guillaume bij de verdeling van lenen en Guillaume verovert dan met een list als die van het turfschip van Breda (hier een kar met vaten wijn) zijn eigen leen, Nîmes. Daarna volgt de inname van Orange in de Prise d'Orange (midden 12e eeuw). Ook in »Raoul de Cambrai (eind 12e eeuw) is Lodewijk de ondankbare leenheer, die weigert aan de jonge Raoul het leen van zijn vader te geven. Die kwestie van de erfelijkheid van lenen stond in de 12e eeuw volop in de belangstelling; Lodewijk de Vrome is een literair stereotype geworden om dit politieke probleem te illustreren. In eerder genoemde cyclische prozahandschriften uit de late Middeleeuwen wordt het beeld van Lodewijk in alle onderdelen bijgesteld en pogen de bewerkers het koninklijk blazoen weer iets op te poetsen en de conflicten wat te beperken. Helemaal slagen ze daar echter niet in. j. koopmans edities: Lepage 1978; Iwema 1986. |
|