den verrichten en door zijn dapperheid - en niet te vergeten het geld van zijn vader - slaagt hij erin de hand te verkrijgen van de dochter van de Hongaarse koning. Dan heeft hij de hertogstitel voor het grijpen. Voortzettingen van de Garin-Gerbert zijn er in het Frans zelfs twee: Anseys de Mez en Yon ou la Venjance Fromondin. Beide zijn waarschijnlijk uit de 13e eeuw; in beide wordt Gerbert gedood, als wraak voor de dood van Fromondin.
Interessanter is echter de manier waarop een Brabantse dichter het verhaal heeft gecontinueerd. De Roman der Lorreinen bestaat uit twee of drie boeken. Het eerste boek biedt een vertaling van de kern van de Franse cyclus, de Garin-Gerbert. In het tweede boek verwijdert de dichter zich van het Franse voorbeeld. Net als in het Frans wordt Gyrbeert (Gerbert) gedood, maar voor het overige ondergaat het verhaal een opmerkelijke metamorfose. De koning van Frankrijk heet niet langer Pepijn maar Karel. De verradersrol, die min of meer was weggelegd voor de aanvoerder van de Bordelosen, wordt overgenomen door Gelloen (Ganelon), de schurk uit het Chanson de Roland. De nieuwe aanvoerder van de Lorreinen is koning Yoen van Gascogne, later bijgestaan door zijn zoon Ritsart. Het verhaal gaat zich op veel meer plaatsen tegelijk afspelen (Afrika, Jeruzalem, Scythië, de Kaukasus, Noorwegen) en daardoor wordt de structuur gecompliceerder: een verstrengeling van verhaaldraden.
De belangrijkste verhaaldraden zijn: (a) de gebeurtenissen in en om Frankrijk, het voornaamste strijdtoneel, waar Karel de Grote van tijd tot tijd tussenbeide komt; (b) de handelingen van Gelloen; soms bevindt hij zich in Frankrijk, soms wordt hij verbannen en zwerft dan rond, met rampzalige gevolgen; (c) de invallen van de Saracenen onder leiding van Agulant; (d) de handelingen van een concurrerende groep Saracenen onder leiding van Gelloens zonen Beligant en Marcilijs; (e) de gebeurtenissen in Scythië, een van de bezittingen van koning Yoen, voortdurend bedreigd door Gelloens dochter Yrene, die koningin van Griekenland is geworden; (f) de lotgevallen van koning Yoen nadat hij Helene geschaakt en zich naar Hoog-Goten begeven heeft, ver weg in Azië.
Het knappe van de Brabantse dichter is dat hij al deze draden aan het eind van het tweede boek laat samenkomen, en wel in een allesbeslissende veldslag bij Roncevaux. Dit verhaalgedeelte is niet bewaard, maar daar moet met Gelloen, Yrene en de andere verraders zijn afgerekend.
Ergens halverwege het verhaal wordt aangekondigd dat er nog een derde boek zal volgen, waarin de vete wordt doorgetrokken naar de 12e of de 13e eeuw. Het bestaan van dat boek is enigszins onzeker; er zijn in ieder geval geen fragmenten van bewaard.
In de Roman der Lorreinen wordt nog meer de nadruk gelegd op het waar-gebeurd-zijn van het verhaal dan in de Franse teksten al het geval was. Het is veel eerder ‘historie’ dan ‘roman’; met zijn indeling in ‘boeken’ en die weer in ‘partieën’ beoogt het kennelijk net zoiets te zijn als de Spiegel historiael, de grote wereldgeschiedenis van Jacob van Maerlant. De omvang is daarmee in overeenstemming: waarschijnlijk bedroeg de totale omvang zo'n 150.000 verzen.
Vermoedelijk werd het werk ca. 1275 geschreven, in opdracht van het Brabantse hof. Deze twee hypotheses hangen samen: in de tweede helft van de 13e eeuw waren de hertogen van Brabant gefascineerd door hun voorgeschiedenis. Zij zagen zichzelf als nazaten en als rechtmatige opvolgers van Karel de Grote; ze gaven zelfs opdracht tot het schrijven van Latijnse kronieken die dit moesten bevestigen. Boven hun oorkonden noemden zij zich o.a. ‘hertog van Lotharingen’ en dit wettigt het vermoeden dat een Brabantse ‘Roman der Lotharingers’ voor hun dynastieke aspiraties zeer welkom was.
De Loherains moeten enigszins spraakmakend zijn geweest; dat geldt althans voor Garin. Het is waarschijnlijk dat de naam van de Zwaanridder Lohengrin via Loherengrin te-