methode
Etym: Gr. meta = na, langs; hodos = weg; vandaar: langs een weg gaan, manier van onderzoek.
In de retoriek betekent ‘methode’ het rangschikken van de ideeën en meer algemeen de strategie bij de compositie van de redevoering.
In de wetenschapsleer of methodologie is het de term voor de manier waarop gestreefd wordt naar het verkrijgen van wetenschappelijke kennis.
De methode is in de loop van het wetenschappelijk onderzoek en met name in de literatuurwetenschap bepaald door verschillende benaderingen, waarbij men getracht heeft het onderzoek te laten verlopen volgens welbepaalde en controleerbare procedures. Die benaderingen zijn in hoge mate historisch bepaald en behoren tot de elkaar afwisselende en soms overlappende wetenschappelijke paradigmata.
In de loop van de 19de eeuw bijv. werd de literatuurwetenschap beïnvloed door het positivisme van Auguste Comte die alle metafysica afwees en vooral zocht naar wetmatigheden in de verzamelingen van feitenmateriaal. Het literaire werk werd binnen het positivisme opgevat als het product van externe verschijnselen die van allerlei aard kunnen zijn: van sociale aard, van economische of materialistische aard, of bepaald door afkomst en tijdsomstandigheden. Die opvatting leidde tot een type onderzoek dat vooral uit was op verklaringen die gebaseerd waren op ras, milieu en tijd. Daarbij werd de nadruk gelegd op causaliteit, de verbanden tussen oorzaak en gevolg.
In de tweede helft van de 19de eeuw werd het literatuuronderzoek meer en meer bepaald door de methode van de Geistesgeschichte, waarbij voor de literatuurwetenschap een eigen status (t.o.v. de natuurwetenschappen) geclaimd wordt en waarmee afstand werd genomen van de nagestreefde empirie van het positivisme. Het literaire werk werd beschouwd als een subjectief gegeven, een eenmalige creatie waarvan de zin door ‘Verstehen’ diende te worden blootgelegd om daarmee tot een dieper begrip ervan te komen. Belangrijke benaderingen van het literaire werk worden daarmee de hermeneutiek, de biografie van de maker en de cultuurgeschiedenis waar het werk deel van uitmaakt. De geistesgeschichtliche methode heeft tot ver in de 20ste eeuw de literatuurwetenschap beïnvloed, maar daarnaast kwamen in die eeuw ook nieuwe disciplines op die meer tekstgericht en soms uitsluitend tekstgericht waren, zoals de autonomiebewegingen en het structuralisme. Voorts kwam er aandacht voor lezersgericht onderzoek met de receptie-esthetica en later de cognitieve literatuurwetenschap evenals voor de psychokritiek. In de hele 20ste eeuw wordt het literatuuronderzoek gekenmerkt door een veelheid aan methodologische benaderingen, waardoor gesproken kan worden van een waar methodepluralisme.
Aan het eind van de 20ste eeuw ontstond opnieuw discussie over de methodologie van de literatuurwetenschap. Eerdere pogingen om het vak van de nodige wetenschappelijke uitgangspunten te voorzien werden beoordeeld als subjectief en onwetenschappelijk of op z’n minst afgedaan als uitgaande van verkeerde of wetenschappelijk onbeantwoordbare vraagstellingen. Die discussies leidden in Nederland tenslotte tot een soort beginselverklaring van C.J. van Rees en G.J. Dorleijn beschreven in De impact van de literatuuropvattingen in het literaire veld (1993) van de Stichting Literatuurwetenschap, waarin een aantal uitgangspunten voor een wetenschappelijke methode aan de orde worden gesteld. Er wordt in voorgesteld om het literatuurwetenschappelijk onderzoek te richten op de literatuuropvattingen (auteurspoëticas) en de instituties die een rol spelen in de productie, verspreiding en consumptie van literatuur waarin deze opvattingen een rol spelen. Onder instituties wordt daarbij een groot scala aan instellingen en organisaties verstaan die de literatuuropvattingen ingang doen vinden.
Lit: M. Maren-Grisebach, Methoden der Literaturwissenschaft (19776) J.J. Oversteegen, Beperkingen: methodologische recepten en andere vooronderstellingen en vooroordelen in de moderne literatuurwetenschap (1982) Cl. Neutjens, Methoden als listen (1984) R.T. Segers (red.), Vormen van literatuurwetenschap (1985) D. Fokkema & E. Ibsch, Literatuurwetenschap & cultuuroverdracht (1992) P. Bourdieu, The field of cultural production. Essays on art and literature (1993) N. Laan, Het belang van smaak. Twee eeuwen academische literatuurgeschiedenis (1997) R. Abma, Over de grenzen van disciplines. Plaatsbepaling van de sociale wetenschappen (2011) W. van Peer, Fr. Hakemulder & S. Zyngier, Scientific methods for the humanities (2012) G. Saldanha & Sh. O'Brien, Research methodologies in translation studies (2013).