Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdromananalyseOnderzoek naar en interpretatie van de verschijnselen in de roman die de structuur van het genre bepalen, m.a.w. er de innerlijke samenhang van bewerkstelligen. De romananalyse is zowel gericht op semantische als op formele aspecten van het vertelde. Ze omvat naast het vaststellen van geschiedenis (zie ook fabula/suzjet), thema’s en motieven, ook het achterhalen van de bouwprincipes die de lezer tot een bepaald leesgedrag manipuleren, zoals het perspectief of point of view, aspecten van de tijd (bijv. verteltijd, vertelde tijd) en de ruimtelijke aspecten (ruimte). Omdat de resultaten van de romananalyse niet uitsluitend van toepassing zijn op de roman, maar voor alle vertelvormen gelden, is de nadruk meer en meer komen te liggen op de verteltheorie of narratologie. Men maakt in dat verband wel het onderscheid tussen proza-analyse, poëzieanalyse en drama-analyse, waarbij het accent gelegd wordt op het onderscheid dat de verschillende genres ten opzichte van elkaar vertonen. Intussen heeft de romananalyse een aantal eigenschappen van het vertellen aan het licht gebracht waarop in de verteltheorie wordt voortgebouwd, bijv. die op het gebied van het perspectief en de tijd. Goede voorbeelden van analyses van afzonderlijke romans vormen A.L. Sötemanns De structuur van Max Havelaar (2 dln., 1966) en W. Bloks Verhaal en lezer (1960) over Couperus’ Van oude menschen, de dingen die voorbij gaan (1906). Een bezwaar tegen de bestaande romananalyse vormt het feit dat uitgegaan wordt van een veronderstelde inhoudelijke en structurele eenheid, terwijl dit voor sommigen een normatief concept is dat opgevat kan worden als een poëticaal concept. In de experimentele roman (experimenteel proza, nouveau roman) ontbreekt die eenheid bijv. doelbewust. Lit: E.M. Forster, Aspects of the novel (1927; reprint 2005) E. Muir, The structure of the novel (1928) N. Friedman, ‘Point of view in fiction’ in PMLA 70 (1955), p. 1160-1184 F.K. Stanzel, Die typischen Erzählsituationen im Roman (1955) H. van Gorp, Het optreden van de verteller in de roman (1970) J. Weisgerber, Proefvlucht in de romanruimte (19742) J. Halperin (red.), The theory of the novel (1974) T. Anbeek & J. Fontijn, Ik heb al een boek: het analyseren van jeugdboeken, lectuur en literatuur (1975) A.G.H. Anbeek van der Meijden, De schrijver tussen de coulissen (1978) E. Lämmert, Bauformen des Erzählens (19838) W.C. Booth, The rhetoric of fiction (19872) J. Vermeulen, ’Trends in romananalyse’ in Nova et vetera 68 (1990-1991) 5, p. 345-372 L. Herman & B. Vervaeck, Vertelduivels. Handboek verhaalanalyse (20053).
|
|