Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdruimteBegrip uit de verteltheorie ter aanduiding van de locatie, de plaats waar of de omgeving waarin de handeling of geschiedenis van een literair werk zich afspeelt. Deze kan op meer impliciete of expliciete wijze worden opgeroepen. F.C. Maatje onderscheidt de dramatische ruimte van de lyrische en epische ruimte, omdat in de eerste de tekst gerealiseerd wordt in een handeling die ruimtelijk bepaald is (op het toneel), maar tegelijk kan in de uitgesproken toneeltekst ruimte worden gesuggereerd op de wijze van een lyrische of epische tekst. Een groot deel van de typisch ruimtelijk bepaalde handelingen van het toneel vindt men in de regieaanwijzingen (neventekst), die afhankelijk van het type drama uitvoerig (naturalistisch drama) tot summier (modern toneel) kunnen zijn. Zie ook enscenering, regie en vierdewand-fictie. De lyrische ruimte vertegenwoordigt gewoonlijk een ‘beeld’, de evocatie van de op een bepaald moment aanwezige ruimtelijke omstandigheden. Ze kan functioneren ter bepaling van de stemming, maar ook een thematische functie hebben. De epische ruimte wordt geleidelijk opgebouwd in het verloop van het verhaal. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen de ‘objectieve’ locatie waar de geschiedenis zich afspeelt, de precieze plaats van handeling, en de door een verteller of de personages ‘subjectief’ geziene of beleefde ruimte. In dat laatste geval is de focalisatie ten aanzien van de ruimte bepalend. De functie van ruimte kan per geval sterk verschillen. Tussen concrete plaatsbepaling, zoals op het toneel, en stemmingscheppend beeld, zoals in de lyrische ruimte, liggen tal van mogelijkheden. In Jeroen Brouwers’ Zonsopgangen boven zee (1977) speelt ruimte zowel de rol van concrete plaatsbepaling als die van thematische ruimte. In sommige teksten is de ruimte bepalend voor het handelingsverloop; men denke daarbij bijv. aan verhalen die op zee spelen of op een onbewoond eiland. In genres als de streekliteratuur speelt de ruimte een centrale rol (couleur locale). Ruimte kan in bepaalde gevallen ook een symbolische werking hebben, vgl. het station in S. Vestdijks De kelner en de levenden (1949) of het huis in Hermans’ Het behouden huis (1952). Ruimtes die in verschillende teksten telkens met bepaalde gebeurtenissen worden verbonden, worden topoi (topos) genoemd. Zo is de locus terribilis (Lat. angstaanjagende plaats) kenmerkend voor de gothic novel, die booswichten bij uitstek ten tonele voert in onderaardse krochten, vervallen kastelen e.d. Omgekeerd denke men aan het herderstafereel of het idyllische landschap als een conventionele locus amoenus of paradijselijke plek. Ruimte kan op verschillende manieren worden opgeroepen. Het meest algemeen geschiedt dat visueel, maar ook door middel van het gehoor, het gevoel of de geur kan ruimte worden gesuggereerd. Ruimtebeschrijvingen doen veelal een beroep op voorkennis van de lezer. Wanneer een schrijver bijv. de Kalverstraat in Amsterdam als locatie kiest, hoeft hij nauwelijks aan die straatnaam iets toe te voegen over mensenmasssa’s, winkels, straatactiviteiten etc. Hetzelfde geldt voor bepaalde geluiden (bijv. het geluid van treinen) of de combinatie daarvan met geuren (zilte geur van zee en het gekrijs van meeuwen). Dergelijke aanduidingen roepen bij de lezer een reeks van associaties op met ruimtelijke werking die voor de schrijver het gewenste effect bewerkstelligen. Met de termen chronotopos (M. Bakhtin) en setting (Eng.) bedoelt men specifieke combinaties van ruimte en tijd in een genre of tekst. Lit: M. Blanchot, L’espace littéraire (1955) F.C. Maatje, ‘Literaire-ruimtebenadering’ in Forum der letteren 6 (1965), p. 1-16 F.C. Maatje, Literatuurwetenschap (1970), p. 149-165 J. Weisgerber, Proefvlucht in de romanruimte (1972) J. Weisgerber, L’espace romanesque (1978) D. Lodge, The modes of modern writing (1979) M. Bal, ‘Huisje, boompje, beestje’ in Spektator 9 (1979-1980), p. 304-334 G. Zoran, ‘Towards a theory of space in narrative’ in Poetics today 5 (1984), p. 309-335 J. Frank, The Idea of Spatial Form (1991; 19451) W.M. Speelman (red.), Ruimten. Aanzetten tot een semiotiek van de ruimte (1995) J. Francese, Narrating postmodern time and space (1997) J.H. Bakker, Tijd van lezen: transformaties van de literaire ruimte (1999) X. Garnier, Qu’est-ce qu’un espace littéraire? (2006) D. James, Contemporary British fiction and the artistry of space. Style, landscape, perception (2008) A.C. Purves, Space and time in ancient Greek narrative (2010) J.S. Carroll, Landscape in children's literature (2012) R.T. Tally, Spatiality (2013).
|
|