Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdrefrein-2Lyrische dichtvorm uit de tijd van de rederijkers, niet bedoeld om gezongen te worden, vaak met een sterk didactische inslag. Het refrein (ook referein) lijkt in veel opzichten op de rederijkersballade (ballade-2); het gedicht heeft eveneens een repeterende, soms dubbele sluitregel (keervers of stock-1), die het thema van het gedicht, vaak in de vorm van een sententie (sententia), weergeeft, en een slotstrofe met aanhef (zie envoi). Gewoonlijk is ze opgedragen aan het hoofd van een rederijkerskamer, de prins, en wordt dan ook prince genoemd. Soms is deze regel aan iemand anders opgedragen, bijv. de geliefde of de koningin, die dan met ‘princesse’ wordt aangesproken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen refreinen ‘int vroede’ (religieuze en didactisch-moraliserende stukken), ‘int zotte’ (komische stukken) en ‘int amoureuze’. Die laatste zetten nog enigszins de traditie van de hoofse minnelyriek (minnelied-1) voort. Refreinen werden vaak speciaal vervaardigd voor wedstrijden tussen rederijkerskamers (zie landjuweel), waarbij de stock, het rijmschema en het aantal versregels van te voren werden opgegeven. De resultaten van zulke refreinfeesten werden vaak vastgelegd in refreinbundels. Verder zijn er refreinbundels overgeleverd van o.m. Anna Bijns (’t Is al vrouwenwerk. Refreinen van Anna Bijns, ed. Pleij, 1987), Anthonis de Roovere en Jan van Styevoort. De bloeitijd van het refrein, dat als het rederijkersgenre bij uitstek wordt beschouwd, valt samen met de bloeitijd van de rederijkerskamers: de tweede helft van de 15de en de 16de eeuw. Tegen het eind van de 16de eeuw begint de belangstelling ervoor af te nemen en in de 17de eeuw wordt het refrein als veel te streng verworpen. Sinds de 19de eeuw wordt het genre weer beoefend, o.m. door Prudens van Duyse, Karel van de Woestijne en Bert Decorte. Die laatste stelde ook een bloemlezing samen van balladen en refreinen onder de titel In ’t zot, in ’t vroed, in ’t amoureus (1970). Lit: A. van Elslander, Het refrein in de Nederlanden tot 1600 (1953) D. Coigneau, Refreinen in het zotte bij de rederijkers, 3 dln. (1980-1983) A. van Elslander, ‘Letterkundig leven in de Bourgondische tijd. De Rederijkers’ en ‘Refreinen “Int Amoureuze”’ in Terugblik. Opstellen en toespraken van A. van Elslander (1986), p. 9-25 en p. 27-53 A. van Stijn, Ic gae zoo zwaerlijck: de amoureuze refreinen van Anna Bijns (1986) N. Moser, 'Van papier of uit het hoofd? De overlevering van een rederijkersrefrein' in Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 119 (2003), p. 187-203 H. Pleij (ed.), Anna Bijns, meer zuurs dan zoets (2013) J. Kessler, Princesse der rederijkers: het oeuvre van Anna Bijns: argumentatieanalyse, structuuranalyse, beeldvorming (diss., 2013).
|