Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdstock-1Etym: Middelned. stock = slotregel van iedere strofe van een refrein < Du. stocken = blijven steken? Repeterende slotregel(s) die als een refrein-1 iedere strofe van een strofisch gedicht afsluit(en). De stockregel is een kenmerkend verschijnsel in de ballade-2 of het refrein-2 van de rederijkers. Refreinen met een stock van twee regels komen ook voor, maar ze zijn vrij zeldzaam. Een enkele keer komt ook een stock van een halve regel voor. De stockregel bevat het thema van het gedicht, soms in de vorm van een zinspreuk-1 of een motto-1, en is identiek aan de titel van het gedicht. Bij de zogenaamde refreinfeesten van de rederijkers werd de stock vaak van te voren als opdracht opgegeven, zoals gebeurde bij het refreinfeest van Gent (1539) voor een refrein ‘int amoureuze’: ‘Och moghticze spreken, ic ware ghepaeyt’. Een voorbeeld van een enkele stokregel is: O dood, hoe bitter is uw gedinken Een voorbeeld van een dubbele stokregel bij Jan van Doesborch is: Laet ons drincken laet ons storten, Ook in de Franse balladen van de 15de eeuw (François Villon) werd zo’n keervers reeds aangewend. In de moderne Nederlandse poëzie komen stokregels slechts sporadisch voor. Zo'n uitzonderlijk voorbeeld is Jan Greshoffs ‘Liefdesverklaring’ (Bij feestelijke gelegenheden, 1928), waar het slotvers van elke strofe, alluderend op Bredero, luidt: ‘Maar ‘t kan verkeren’. Een modern refrein werd geschreven door Drs. P., waarvan de stok luidt: Nu ja, gezondheid is toch ook iets waard. Zie ook epifoor. Lit: J.J. Mak, De rederijkers (1944), p. 29 A. Bourquet, ‘De “stok” van het referein’ in Tijdschrift voor levende talen 12 (1946), p. 95-106. A. van Elslander, Het refrein in de Nederlanden tot 1600 (1953), p. 9-25.
|
|