Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdretorische figuurEtym: Gr. rètōr = redenaar; Lat. figura = gedaante, vorm, beeld. Term uit de stijlleer en de retorica. Eigenlijk is retorische figuur een verzamelnaam voor een groot aantal stilistische kunstgrepen waardoor een tekst verfraaid kan worden (ornatus) in vergelijking met de ‘normale’ uitdrukkingswijze. Retorische figuren worden gebruikt in redevoeringen (rede) om het betoog op de gepaste wijze kracht bij te zetten, maar ze komen ook voor in andere genres en tekstsoorten zoals lyriek of drama, evenals in het dagelijks taalgebruik. De verschillende figuren werden door de antieke retoriek besproken en geclassificeerd binnen het kader van de elocutio. Maar dergelijke indelingen zijn niet altijd eenduidig en bovendien werden in de loop der tijden verschillende retorische systemen uitgebouwd. Vaak gebruikt men de volgende driedeling:
Daarbij kan men vormen van beeldspraak (figuurlijk taalgebruik, troop-1) beschouwen als gedachtefiguren. Roman Jakobson beschreef de metafoor als een ‘figuur van identiteit’ (gelijkenis) en de metonymie als een ‘figuur van contiguïteit’ (nabijheid). Anderen zijn evenwel van oordeel dat het gebruik van de term ‘figuren’ voor deze zgn. tropen misleidend is: vanuit een beperkter opvatting van het begrip retorische figuur menen ze dat de tropen veeleer als een aparte categorie van stijlfiguren moeten worden behandeld omdat ze – in tegenstelling tot de retorische figuren – een verandering van betekenis bewerkstelligen. Maar de terminologische praktijk is allesbehalve duidelijk. Lit: H. Lausberg, Handbuch der literarischen Rhetorik (1960), vooral par. 600 tot 910 G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, 12 dln (1992-2015) Les figures de rhétorique et leur actualité en linguistique, themanummer van Langue française (1994) E. Schüttpelz, Figuren der Rede: zur Theorie der rhetorischen Figur (1996).
|