Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdelocutioEtym: Lat. elocutio = welbespraaktheid, inkleding der gedachten in woorden en stijl < e-loqui = uit-spreken. Term uit de retorica voor de derde taak van de redenaar (officia oratoris): na inventio en dispositio komt de elocutio, de stijlleer, die zich bezighoudt met de taalkundige kant van de rede, de verba: het verwoorden van het binnen de inventio vergaarde en binnen de dispositio geordende materiaal. Er worden vier stijldeugden, de virtutes elocutionis of virtutes dicendi, onderscheiden: de puritas of latinitas, een idiomatisch zuiver taalgebruik; de perspicuitas of helderheid; de ornatus of stilistische verfraaiing; het aptum of decorum, de passendheid van de bewoordingen. Lit: Th. Sheridan, A course of lectures on elocution (reprint, 1970) A. van der Meiden, Over spreken gesproken (1991) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1022-1083 B. Gibert, La rhétorique ou les règles de l'éloquence (2004).
|
|