Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdellipsEtym: Gr. el-leipsis < el-leipein < en-leipein = (in iets) achterlaten, weglaten. Figuur waarbij men een of meer woorden of zinnen weglaat die syntactisch gezien noodzakelijk lijken in de tekst. Men onderscheidt: 1. De grammaticale ellips, nl. een breuk in de normale structuur van de zin. Dit gebruik is ingeburgerd in de meeste talen, zeker in de omgangstaal. Het ontbrekende kan hier gemakkelijk vanuit de context aangevuld worden. Bijv. ‘De boom mag verbrand’ i.p.v. ‘De boom mag verbrand worden’. De grammaticale ellips maakt de uitdrukking kernachtiger. Met name in poëzie komt men vaak elliptische zinnen tegen: Achttien jaren [is hij], [hij heeft] rode konen; 2. De retorische ellips, waarbij de syntactische breuk uitdrukking kan worden van een aposiopese (verzwijging). Een vorm van ellips is de detractio, dat is het weglaten van een deel van een woord. Naargelang dat woord vooraan, middenin of achteraan wordt verkort, spreekt men respectievelijk van afaeresis, syncope en apocope (zie ook syllepsis-1) 3. In de narratologie wordt de term ‘ellips’ gebruikt om aan te duiden dat in het handelingsverloop tijdsintervallen onvermeld blijven (zie verteltijd/vertelde tijd); een iets minder technisch synoniem is sprong in de tijd. Lit: G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1017-1022 K. Carlson, Parallelism and prosody in the processing of ellipsis sentences (2002) M.J. McShane, A theory of ellipses (2005) K. Johnson (red.), Topics in ellipsis (2008) S. Repp, Negation in gapping (2009) A. Toner, Ellipsis in English literature. Signs of omission (2017).
|