Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddagboekChronologische optekening van dagelijkse voorvallen in de ik-vorm, al dan niet vergezeld van commentaar, overdenkingen, beschouwingen e.d. Inhoudelijk en formeel is het dagboek verwant aan genres als de autobiografie , het ik-verhaal (ik-verteller) en de memoires of gedenkschriften. Het dagboek behoort tot de categorie van het egodocument en de bekentenisliteratuur. Hoewel er geen feitelijk onderscheid is met het journaal, gebruikt men die laatste term doorgaans voor het dagelijks bijgehouden reisverslag van een (scheeps)reis, in die zin vergelijkbaar met het logboek. Kenmerken van het dagboek zijn de chronologische opbouw, het vaak fragmentarisch karakter en de persoonlijke, intieme toon. Deze elementen zijn ook kenmerkend voor de fictieve- of pseudodagboeken (dagboekroman) die vanaf de 18de eeuw als genre populair worden. Aanwijzingen voor dagboekliteratuur zijn reeds terug te vinden in de oudheid. Tijdens de middeleeuwen vertoont het dagboek verwantschap met de kroniek. De Utrechtse advocaat Buchelius (1565-1641) maakte in zijn diarium (Lat. dagboek < dagelijks, dagelijks rantsoen; vgl. Eng. diary) allerlei aantekeningen over zijn reizen in West-Europa die soms verder gaan dan alleen dagelijkse voorvallen. Zijn diarium berust in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Het schrijven van dagboeken wordt vooral in de 18de eeuw populair, wanneer de geletterdheid onder de burgerij toeneemt. Het genre sluit goed aan bij het subjectivisme van de romantiek, waarin innerlijke gemoedsbewegingen een belangrijke rol gaan spelen en kunstenaars in het dagboek hun persoonlijke gevoelens en gedachten kwijt kunnen, zoals blijkt uit de Franse benaming voor het dagboek: ‘journal intime’. In Nederland heeft het literaire dagboek niet zo’n grote traditie als in de rest van Europa, met in Frankrijk de gebroeders De Goncourt, Paul Léautaud, André Gide, in Engeland Samuel Pepys en James Boswell en in Duitsland J.W. von Goethe, E.T.A. Hoffmann, J. von Eichendorff e.v.a. De bekendste Nederlandstalige dagboeken zijn die van Willem de Clercq, Nicolaas Beets (ed. Van Zonneveld, 1983), Frederik van Eeden en het oorlogsdagboek van Anne Frank Het Achterhuis (1947). Bekend werden ook de dagboeken van Hans Warren, waarvan onder de titel Geheim dagboek maar liefst 21 delen verschenen (1981-2009). Een belangrijke Nederlandse serie, waarin o.m. vertaalde dagboeken worden gepubliceerd, is de reeks Privé-domein, met daarin behalve de dagboeken van o.m. Léautaud, Virginia Woolf en Peter Handke ook Van Deyssels Het ik, heroïsch-individualistische dagboekbladen (1978). Vanaf 1943 verschenen enkele experimentele dagboeken die ook wel 'nouveau journal' genoemd worden, naar analogie van de nouveau roman. Voorbeelden daarvan zijn o.m. Maurice Gilliams' De man voor het venster (1943), Daniël Robberechts' De grote schaamlippen (1969) en Paul de Wispelaere's Het verkoolde alfabet (1992).
Pagina uit het diarum van Arnoldus Buchelius, [bron: M. Hogenbirk & L. Kluitert (red.), Schriftgeheimen (2017), p. 59].
Lit: S. Dresden, Bezonken avonturen (1949) P. Boerner, Tagebuch (1969) M. Jürgensen, Das fiktionale Ich. Untersuchungen zum Tagebuch (1979) Themanummer ‘Dagboeken’van Maatstaf 30 (1982) 11/12 T. Mallon, A book of one’s own (1985) H. Warren, Het dagboek als kunstvorm (1987) M. Allam, Journaux intimes. Une sociologie de l’écriture personelle (1996) M. Heinrich-Korpys, Tagebuch und Fiktionalität: Signalstrukturen des literarischen Tagebuchs am Beispiel der Tagebücher von Max Frisch (2003) Ph. Lejeune & C. Bogaert (red.), Le journal intime: histoire et anthologie (2006) G. Gerritsen-Geywitz, "Buchelius' schrijfhanden' in M. Hogenbirk & L. Kuitert (red.), Schriftgeheimen (2017), p. 55-64 M. Sergier, Het nouveau journal. Dagboekexperimenten voor een nieuwe tijd (2017).
|
|