Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië
(1914-1917)–Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman– Auteursrecht onbekendJ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacamar.Kolibri-granman, n.e. Vogels behoorende tot de geslachten Urogalba, Galbula en Jacamerops, der familie Galbulidae. De kolibrigranmans (gouverneur der kolibries) behooren tot de fraaiste vogels in Suriname, zooals de eigenaardige inlandsche naam aanduidt. Zij zijn op de bovendeelen prachtig metaalglanzend groen, op de onderzijde veelal bruinachtig van tint. In de lagere streken komen zij veel voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacana jacana.KEMPHAANTJE. Kekreké en Kippanki, n.e. Een in Suriname in moerassige streken veel voorkomende vogel, tot de familie der Parridae behoorende. De kleur is bruin en zwart. Aan den voorkop bevinden zich roode lellen. De pooten zijn van opvallend lange en dunne teenen voorzien, waaraan eveneens zeer lange nagels voorkomen; hierdoor zijn de dieren in staat over de drijvende bladeren van waterplanten te loopen. Eigenaardig zijn de sporen aan de vleugels, die als wapen dienst doen. De vogels voeren schijngevechten uit, waarbij ze de vleugels op en neer bewegen en de slagpennen uitspreiden. Beide seksen zijn even strijdlustig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacaranda filicifoliaDon. Fam. Bignoniaceae. Diamaliki, Goebai, Gobo-gobo-wiwiri, Kandrahoedoe, n.e. Een boom met een kleine kroon, opvallend door de fijne, varenachtige bladeren en de groote, blauwe klokvormige bloemen. Bloeit in December en werpt dan de bladeren af. Het hout wordt niet gebruikt, de schors is een volksgeneesmiddel tegen ringworm. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacht.In de artikelen BENEDENL. INDIANEN, blz. 104, BOSCHNEGERS, blz. 161 en BOVENL. INDIANEN, blz. 172 is een en ander gezegd over de jacht, die in het leven dezer woudbewoners een voorname plaats inneemt. Onder de overige bewoners van Suriname zijn niet veel jagers van beroep. In de staten, ‘aantoonende de verdeeling van de bevolking naar de onderscheidene betrekkingen, beroepen en ambachten’, jaarlijks in de Kol. Verslagen opgenomen, vindt men de jagers niet opgenoemd. Niettemin wordt Paramaribo vrij geregeld van wild voorzien, op sommige tijden van het jaarzelfs overvloedig. Het wild wordt, in verband met het spoedige bederf, langs de huizen gevent. Proeven om het te bewaren in het koelruim van de ijsfabriek, zijn nog niet genomen. In den slaventijd had iedere plantage zijn vasten jager, die het wild voor de tafel van den directeur moest verschaffen. De jacht op viervoetig wild wordt uitgeoefend met honden, die door de Indianen worden afgericht en waarvoor soms ƒ100 per stuk wordt betaald. Op piengo's, die soms bij groote troepen de rivieren overzwemmen, wordt, als het zoo treft, door Indianen en Boschnegers jacht gemaakt, waarbij men ze met den houwer of de parel doodslaat en een ware slachting aanricht onder de in het water weerlooze dieren (Zie afbeelding bij Kappler, Surinam, blz. 80). Als sport wordt de jacht door slechts weinigen beoefend, hetgeen verklaarbaar is als men rekening houdt met de bezwaren, die daaraan verbonden zijn. (Zie Jhr. W.C. van Heurn, De uitoefening van het jachtbedrijf in Suriname. De Nederlandsche Jager, 13 en 27 Jan., 3, 10 en 24 Febr. en 9 Maart 1912). Een enkelen keer houden de planters drijfjachten op jaguars, die het vee van de plantages weghalen. Gewoonlijk echter worden deze in vallen gevangen. Om in het bezit van een geweer te mogen zijn, moet men een ‘port d'armes’ aanvragen, waarvoor jaarlijks ƒ3 verschuldigd is per geweer (Zie BELASTINGEN, blz. 89.). Bij verordening van 12 Oct. 1898 (G.B. no. 49) werd het recht op de jachtvergunningen afgeschaft. Op de Nederlandsche Antillen is de jacht van weinig beteekenis. Men schiet een enkelen keer een hert, soms een patrijs, veel duiven en parkieten en nu en dan een roofvogel, die lammeren en geitjes wegrooft. Men jaagt er niet met honden, volgens S. van Dissel, Curaçao, Leyden 1857, blz. 119, omdat deze ‘bedanken midden tusschen die altijd durende doornen en stekels te loopen, die hunne huid deerlijk kwetsen, en hunne pooten onbruikbaar maken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Compaan.aant.Volgens Hartsinck, II, 902, bij sommige negerstammen, die uit Afrika naar de Guiana's gevoerd werden, de naam van het opperwezen, dat zwarten en blanken tegelijk heeft voortgebracht en voor ‘een goed Man’ gehouden werd. Het zou opmerkelijk zijn als de Compagnie haar naam geleend had niet aan een boozen maar aan een goeden geest. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jatropha curcasL. Fam. Euphorbiaceae. Purgeernoot, Schijtnoot, sur. Schijtnoot, ben. e. Grave physic nut, bov. e. Groote heester met langgesteelde, hartvormige, gaafrandige bladeren; bloemen in arm bloemige bloeiwijzen; de zaden bevatten een helgele, onaangenaam riekende, sterk purgeerende olie en bovendien een giftige eiwitstof (Zie over deze plant het tijdschr. West-Indie, 1855, I, 191-196). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jatropha gossypifoliaL. Fam. Euphorbiaceae. Flaira, ben. e. Physic nut, bov. e. Kruid met tot even over de helft van het blad ingesneden, 5-deelige bladeren, die langgesteeld zijn en evenals de geheele plant voorzien van gesteelde klierharen; vruchten behaard en driedeelig, ter grootte van een walnoot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeerba di freega,ook KRATSCHJA-KRATSCHJA, pap., Halimeda-soorten, met kalk geincrusteerde groenwieren, uit een aaneenschakeling van schijfvormige of langwerpige geledingen bestaand (Zie ALGAE). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeerba di tortoeka,pap. (schilpadplant) Dictyota linearis en Ulva fasciata. Het eerste een dichotoom vertakt, bandvormig bruinwier; het tweede een vliesvormig groenwier, dikwijls vrijdrijvend in zee. Beide planten worden als voedsel voor schildpadden of als lokmiddel in vischvallen gebruikt (Zie ALGAE). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jeerba krab,pap. Halimeda-soorten, met kalk geïncrusteerde groenwieren, uit een aaneenschakeling van schijfvormige of langwerpige geledingen bestaand (Zie ALGAE). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joode savaneaant.of JOODSCH DORP, eigendom en voormalige zetel der ‘Portugeesche Joodsche Natie’ in Suriname, 10 uur roeien van Paramaribo, aan den rechter oever der Suriname, sedert ± 1865 verlaten. De eerste vestiging aldaar vond plaats aan de Cassipoerakreek, naar sommige berichten in 1632 of 1644, naar andere in 1652 (Zie ook het art. ISR. GEMEENTEN, A.I.). In 1666 koos een nieuw aangekomen groep Joden zich een ander deel der Savane, meer benedenwaarts, tot woonplaats, waarheen later om de gezondere ligging ook de eerstge noemden verhuisden. 1672 zag er de eerste Synagoge verrijzen (de 2e in de kolonie) op de 10 akkers land, behoorende aan Da Costa en Solis. Samuel Nassy schonk der Natie in 1682 grond voor den bouw eener groote synagoge, die in 1685 ingewijd en Beracha we Shalom (Zegen en Vrede) genoemd werd. Bij de inwijding kreeg de Gemeente nog 25 akkers rondom de Synagoge van hem ten geschenke en in 1691 wederom 25 akkers. Ook het Gouvernement liet zich niet onbetuigd, blijkens den grondbrief van 100 akkers land op de Savane, door Gouv. v. Scharphuisen in 1691 verleend (Tit. VIII no. 1 van het Recueil der Privilegiën). De volgende voor een deel in Nederland thans nog bekende familienamen werden toen aangetroffen onder hen, die geacht werden er hun hoofdverblijf te hebben: D' Aguilar, Agustar, Almeyda, Ardinos, Arrias, Arlay, Asservelt (1); De Barios, Brandon, Bravo, De Britto, Bueno; Cardozo, Carrilho, Carvalho, De Casseres, De Castro, Henriques de Castro, Coen, Coronel, Da Costa, Mines da Costa, Crispo; Delea, Drago; Espinosa; Da Fonseca, Franco; Gabay, Gomes; Henriques; Israel, Izidro; Judeu; Coen de Leaô, Lopes Mines; De Matos, Menacar, Mendes, Meza, Mesiach, De Mesquita, Maza-Minos. Mirandella, Moreno, Mosanto; Nassy; Obediento; De la Parra, Pareyra, De Payva, Peregrino, De Pina, Pinto, De Pisa, Pizarre, De Prado; Reynozo; Salvedo, Semah, Serfaty, Sierra, Da Silva, De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Souza; Zamora, Zapacha. Zij hielden zich hoofdzakelijk bezig met landbouw, vooral suikercultuur, op hunne in de nabijheid gelegen plantages, die zij voor een deel Bijbelsche namen gaven, als: Bersaba, Carmel, Gerar, Haran, Hebron, Mahanaïm, Moria, Rama, Sucoth enz. (zie kaart van de Lavaux, Publ. Am. Jew. Soc. IX en Politieke Notulen 1690). Op een heuvel gebouwd, bood het dorp een schilderachtigen aanblik op de omliggende valleien, sommige met uitgestrekte vlakten van wit zand, en op de rivier. De Synagoge, van baksteen opgetrokken, stond op een cirkelvormig plein, waar bovendien 16 huizen werden aangetroffen, en voorts bestond het aanvallige dorp uit drie breede, elkaar kruisende straten. De plek werd en wordt voor zeer gezond gehouden; nog in het begin dezer (20e) eeuw overwoog het Gouvernement een plan, om er een herstellingsoord voor ambtenaren te vestigen. Het heldere en overvloedige water haalden scheepskapiteins met ponten weg, als voorraad voor de reis. In 't begin der 18e eeuw reeds vestigde zich een deel der Gemeente te Paramaribo, ten nadeele van den bloei der Savane. Op de hooge feestdagen echter trok alles naar de Savane, een gebruik, dat tot ± de helft der 19e eeuw bleef bestaan. Dan werden er familiefeesten en maaltijden gehouden, waarbij een geest van algemeene verbroedering rijken en armen aan denzelfden disch samenbracht. Ook de negers werden dan in grooten getale meegenomen en dezen vierden er door dansen en trommelen zoodanig hoogtij, dat in 1711 daartegen een placaat werd uitgevaardigd. Bij den overval van Cassard in 1712 werd door de Franschen op de Savane vreeselijk huis gehouden; de kostbare kerksieraden maakten zij buit, gaven ze echter terug vóór Cassard's vertrek. De aanleg van het Kordonpad (1772-1774) en de vestiging van een garnizoen bij de Savane bracht er een opbloei te weeg door den handel, die de bewoners nu met de militairen dreven. Verschillende Gouverneurs werden op de Savane gehuldigd; vooral worden vermeld de feesten en ceremoniën bij de ontvangst van Gouv. Nepveu in 1770. Schitterend was de viering van het honderdjarig bestaan der Synagoge op 12 en 13 Oct. 1785 in tegenwoordigheid van Gouv. Wichers, de Raden van Politie, die van Justitie en vele notabelen, totaal ruim 1600 personen, getuige het feestgeschrift Zécher Rab (Groote Herdenking), gedrukt te Amsterdam, 12 p. Hebr. en 40 p. Nederl. met Hebr. gedichten van M.J. Pisa en Nederlandsche van den Surinaamschen dichter P.F. Roos en den Advocaat Lemmers; predikant der gedachtenisrede was Jos. Wallach. Feitelijk was echter de Savane toen reeds zeer vervallen; er woonden nog slechts 22 gezinnen, niet van de rijksten. Sedert de Joden zich niet voornamelijk meer aan den landbouw wijdden, was het overgroote deel naar Paramaribo getrokken en werd de Savane nog slechts in eere gehouden als plaats van samenkomst in de feestmaand en als begraafplaats van families, die, niettegenstaande het moeilijke en langdurige vervoer, daar wilden ter aarde besteld worden. In 1825 werd bij K.B. de Joodsche rechtbank op de Savane opgeheven, waarmee ook het laatste restje luister verdween; het archief ervan werd in 1861 aan de Kol. Bibliotheek afgestaan. De Synagoge werd in 1827 vertimmerd en verbeterd, ofschoon er toen ter plaatse nog slechts 8 families in bouwvallige huizen woonder. Een moedwillig aangestoken brand vernietigde in 1832 nog 5 daarvan, zoodat sedert dien tijd de plaats als verlaten kan worden beschouwd, hoewel er nog tot ± 1865 kerkdienst werd gehouden en er dus kerkelijke ambtenaren heetten te wonen. Daarna werden de wetsrollen en kerksieraden naar Paramaribo overgebracht en de Synagoge aan haar lot overgelaten; zij is thans een begroeide ruine. De beide begraafplaatsen, de oudste aan de Cassipoerakreek, de andere op 15 minuten afstand van de ruïne, tot voor weinige jaren in den grootsten staat van verwaarloozing verkeerende, zijn door de goede zorgen van den Leeraar te Paramaribo in orde gebracht, de grafsteenen opgedolven en voor zoover mogelijk leesbaar gemaakt; rijke tomben en opschriften van geschiedkundig belang zijn daardoor aan het licht gekomen. Litt. Hartsinck, deel II. Essai historique sur la Colonie de Surinam, Paramaribo 1788. M.D. Teenstra, de Landbouw in de kolonie Suriname, II. Surin. Almanak, 1833; Publ. Am. Jew. Hist. Soc. 9 en 18. F.E. Mulert, De eerste uit Nederland naar Suriname gezonde landmeters (1667). T.A.G. 15 Jan. 1913. Afbeeldingen van de Joden Savanne vindt men o.m. in Stedman's reisverhaal, Amst. 1800, deel III, in evengenoemden Surin. Almanak, in Voyage à Surinam. Par P.J. Benoit. Brux. 1839, plaat XXI en in de Gezigten uit Nederland's West-Indiën. Naar de natuur geteekend en beschreven door G. W, C. Voorduin. Amst. 1860-62, plaat 5 en 6.
I.S.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joro-joro,n.e. Zie THEVETIA. Joro-joro heeten bij uitbreiding ook de snoeren, welke de negers en Indianen van de in tweeën gespleten schaal der vrucht rijgen en waarmede zij bij hunne gezangen op de maat rammelen; de snoeren worden soms rond het been of, aan een stokje gebonden, in de hand gedragen; soms maakt men een rammelaar van een kalebas met joro-jorozaden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Journalistiek.aant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A. Suriname.In 1772 werd aan Mr. W.J. Beeldsnijder Matroos, ‘Secretaris bij het collegie van kleine (rechts)zaken’ ‘een privilegie van de drukperse’ verleend voor den tijd van 23 jaren. Aldus werd de eerste drukkerij, al spoedig de landsdrukkerij, gevestigd. In Aug. 1774 verzocht en verkreeg Mr. Beeldsnijder Matroos bij dat ‘privilegie’ een voor de wekelijksche uitgifte van een courant en den 10den van dezelfde maand zag ‘De Wekelijksche Woensdagsche Surinaamsche Courant’, de eerste Surinaamsche Courant, het licht. Blijkens de in de Koloniale bibliotheek te Paramaribo nog aanwezige nummers (van Februari 1775 af) verscheen zij in 4o post-formaat en besloeg 4 blz., elk verdeeld in twee kolommen, voor zoover de leesstof liep. De advertenties, meestal een deel van de vierde bladzijde, soms ook de derde en vierde beslaande, werden over de geheele breedte der pagina plat gezet, zonder witte regels. Alleen door het zetten der daarin voorkomende namen met kapitalen werd eenig relief aan de advertenties gegeven. Het blad voerde het wapen der Surinaamsche Sociëteit. De inhoud bestond hoofdzakelijk uit buitenlandsche berichten - waarvoor in die woelige tijden de stof in ruime mate aanwezig was - en die vermoedelijk getrokken werden uit buitenlandsche, voornamelijk Ame- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rikaansche bladen. Locaal nieuws werd er zelden in opgenomen en bepaalde zich dan nog tot modedeelingen betreffende de havenbeweging. De Wek. Woensd. Surin. Crt. had betrekkelijk een lang leven. Wij vinden haar nog tot 1805, maar niet onveranderd. Het formaat werd vergroot tot folio-schrijf. Onder de Bataafsche Republiek ontmoeten wij haar in dit formaat, met gewijzigden titel. Zij heet thans ‘Bataafsche Surinaamsche Courant’, voert het wapen der Bataafsche Republiek en verschijnt tweemaal 's weeks (Maandag en Donderdag). Na den val der Bat. Rep. krijgt zij den naam van ‘Binnenlandsche Surinaamsche Courant’, en voort opnieuw het oude wapen. In 1804, na de verovering van Suriname door de Engelschen, verschijnt zij met tekst en advertenties in twee talen, Hollandsch en Engelsch, tegelijk. Een merkwaardigheid dezer uitgaaf is, dat, naar het voorbeeld van oude Hollandsche couranten, advertenties in de marge geplaatst werden, dwars op de richting van het overige zetsel. De courant blijft niet zonder mededinging. In 1785 verschijnt ‘De Surinaamsche Nieuwsvertelder’, 's Donderdags uitgaande. Zij bevatte in hoofdzaak advertenties en heeft tot 1793 bestaan, in groot en klein formaat. De inhoud was overigens als de W.W.S.C. - Van anderen aard waren de ‘Surinaamsche Spectator’ (uitgegeven omstreeks 1787 bij de wed. Tresson Jr., die toon ook de W.W.S.C. uitgaf) en de ‘Nieuwsvertelder of samenspraak tusschen Louw en Krelis’ (omstreeks 1796 bij Hendrik Schouten uitgegeven) welke uitsluitend critiek op locale toestanden beoogden. Tegen de eerste werd de klacht ingebracht dat het blad ‘er zijn werk van scheen te maken, om, onder hoezeer quasie bedekte termen, egter duydelijk genoeg, personen van rang te denoteeren, omtrent deze hatelijke comparatiën te maken, welke in alle opzigten onbetamelijk waren’ - en van het produceeren van ‘eenige uijtdrukkingen strijdig met de aangenomen principes van den openbaren godsdienst’. De uitgeefster werd hierop ‘strengelijk gewaarschuwd zich van dit laatstgenoemde bepaald te onhouden.’ Gouverneur De Friderici verbood de verdere verspreiding van de ‘Zamenspraak tusschen Louw en Krelis’ op grond dat zij ‘tendeerde om de vriendelijken ommegang en eenigheid onder de ingezeetenen dezer kolonie te verminderen en partijzucht, laster en wrevel te weege te brengen, tot werkelijk nadeel van de goede ordre en het publiek belang’. In dien tijd werd ook op andere bladen, die zonder voorafgaande goedkeuring artikelen hadden geplaatst, welke voor de regeering beleedigend en strijdig met de goede orde geacht werden, strenge censuur toegepast. Samen met de Bataafsche Surinaamsche Courant verscheen (bij W.W. Beeldsnijder) de ‘Surinaamsche Courant en Algemeene Nieuwstijdingen’, welke boven den titel in groote letters het devies: ‘Vrijheid en Gelijkheid’ voerde. Dit blad (dat later dikwijls van uitgever veranderde) verscheen Dinsd. en Vrijd. in folio schrijf-formaat, 4 pag. à 3 kolom (adv. 2 kol.). In 1794 verscheen ook nog de ‘Saturdagsche Courant van nieuws, smaak en vernuft’. In 1812 vinden wij een geheel Engelsch Blad ‘The Surinam Gazette’ (Dinsdag en Vrijdag) dat met het Engelsche tusschenbewind verdween. De journalistiek ontwikkelde zich verder langzaam in Suriname. Ook hier waren het dagbladzegel en de censuur een belemmering. Met de invoering van de vrijheid van drukpers, bij het Reg. Regl. van 1865, en de afschaffing van het dagbladzegel, kort na dat het in het Moederland geschiedde, rezen de dagbladen uit den grond, om echter even snel weer te verdwijnen. Lang bepaalde zich de inhoud der Surinaamsche bladen tot het buitenlandsch nieuws alleen, hetzij in den vorm van particuliere correspondenties, dan wel overgenomen uit Hollandsche bladen. Het locaal nieuws werd geheel verwaarloosd. In de tweede helft der vorige eeuw veranderde dit. De bladen begonnen zich meer te wijden aan binnenlandsche politiek; het buitenlandsch nieuws geraakte meer op den achtergrond; ook verschenen de plaatselijke faits divers, die er vroeger geheel ontbraken. Door verschillende omstandigheden ontwikkelt de journalistiek in Suriname zich nog steeds zeer langzaam, hoewel gestadig. Tot een dagblad heeft men het in de kolonie nog niet kunnen brengen. De voornaamste dezer omstandigheden is het kleine getal personen, die voldoende ontwikkeling bezitten voor de belangstelling in nieuwsbladen. Hierdoor is de lezerskring beperkt en zijn bijgevolg de inkomsten eener courant zeer gering, hetgeen nog verergerd wordt door het te groote aantal bladen, een gevolg van de geringe kosten verbonden aan de exploitatie van een courant in Suriname. Een groot euvel is ook het samenlezen van couranten. Hetzelfde exemplaar wordt door ettelijke personen gelezen op verschillende punten van de kolonie, hetgeen van grooten invloed is op het abonnenten-tal. De bladen bezitten geen staf en overigens staan weinige der hulpmiddelen van de moderne journalistiek hun ten dienste. Al het werk aan de courant, redactie zoowel als administratie, wordt door den eenigen redacteur verricht, die in verschillende gevallen ook leider der drukkerij is. Hoewel in 1908 voor journalistieke mededeelingen een speciaal telegraaf-tarief werd vastgesteld, is dit nog te hoog om daarvan een geregeld gebruik te maken. Sommige bladen hebben een afspraak met iemand in Nederland om buitengewone gebeurtenissen te seinen. Overigens bestaat het telegrafisch nieuws uit hetgeen het telegraafkantoor dagelijks ontvangt en publiek aanplakt. Deze bulletins worden tegen vrij hoog abonnement ook wel thuis bezorgd. Verder wordt het buitenlandsch nieuws uit Nederlandsche bladen geknipt. Slechts twee bladen bezitten buitenlandsche correspondenten, en maar enkele bladen hebben vaste binnenlandsche correspondenten, die echter geen honorarium ontvangen. Stenografie wordt niet toegepast. Van vergaderingen e.d. worden meestal overzichten gegeven of ook wel eens verslagen uit het geheugen opgemaakt met behulp van enkele aanteekeningen. Toch zijn de resultaten dikwijls voortreffelijk. Onderlinge wedijver bestaat zeer weinig tusschen de verschillende bladen, daar geen enkel meer dan twee maal per week verschijnt en de bladen van beteekenis op verschillende dagen der week verschijnen. Alle bladen in Suriname met uitzondering van ‘De West’ (een poos ook de ‘Suriname’) dragen den datum van den dag volgende op den avond hunner verschijning. Door de beperkte verschijningswijze, gevoegd bij den betrekkelijk geringen omvang en de afwezigheid van taakverdeeling, zijn de bladen niet in staat al het voorhanden materiaal te verwerken. De grootste verdienste der Surinaamsche pers ligt op politiek gebied; zoowel door hunne adviezen als door hun kritiek oefenen de bladen een daadwerkelijken invloed uit op den goeden gang der openbare zaak. Ook de handels-publiciteit wordt in de Surinaamsche pers goed verzorgd. Het aantal lezers bedraagt vele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
malen het aantal geabonneerden (de vrije verkoop is van weinig beteekenis), terwijl door de eigenaardige maatschappelijke toestanden de mededeelingen der bladen zeer verspreid worden. Thans (1915) verschijnen in het Hollandsch vier halfwekelijksche bladen van algemeenen (politieken) inhoud (de ‘Suriname’, ‘De Surinamer’, ‘De West’ en ‘De Surinaamsche Bode’ (een volksblaadje) een weekblad ‘Op den Uitkijk’ en drie bladen van stichtelijken aard (twee Prot. en één Kath.) en de officieele courant, het Gouvernements Advertentieblad; in het Engelsch. verschijnen ‘The New Paramaribo Times’, ‘The weekly News’ (sedert 12 Dec. 1914) en in het Neger-Engelsch het ‘Sranam Volksblad’. Met uitzondering van het stichtelijk blaadje (Makzien foe Christen Soemazielie) dat onder de uitgebieide gemeente der Hernhutters veel aftrek vindt, hebben Neger-Engelsche uitgaven nooit succes gehad en moesten na korteren of langeren tijd gestaakt worden. Van de verschijnende bladen dateert slechts één van den tijd vóór de drukpersvrijheid, nl. het ‘Koloniaal Nieuws- en Advertentie blad Suriname’ (bij H. van Ommeren, opvolger van de Erven J. Morpurgo), dat in 1859 opgericht werd. Dit blad, De Surinamer en De West zijn de meest verspreide en typografisch best verzorgde bladen. Een kleine twintig jaar geleden begonnen de bladen de abonnementsprijzen te verlagen tot ongeveer en soms lager dan de helft. De prijzen wisselen nu af tusschen ƒ6 en ƒ10 voor de stad. Advertentieprijzen worden zeer goedkoop berekend. Op jaarcontracten wordt een rabat van ± 75% verleend. De censuur, die door den Procureur Generaal werd uitgeoefend, was bij tijden zeer streng; zoo b.v. volgens M.D. Teenstra, De Negerslaven in de Kol. Suriname, Dordr. 1842, blz. 40 en 59, ten tijde van den Pr. Gen. Th. De Kanter. Aan persdelicten heeft het in Suriname niet ontbroken. Behalve de hiervoren genoemde worde nog gewezen op de schorsing bij Gouv. res. van 17 Juni 1864 no. 1 (G.B. no. 12) voor den tijd van drie maanden van ‘De West-Indiër’, omdat het blad ‘sedert eenigen tijd onware, beleedigende en hatelijke artikelen tegen het wettige gezag bevat.’ In Maart 1871 werd F.W. Determan Jr. door het Hof van Justitie tot 18 maanden gevangenisstraf en in de kosten van het geding veroordeeld wegens het schrijven in ‘De West-Indiër’ van 27 en 30 Nov. 1870 van het artikel ‘Een Spaansche Geschiedenis’, dat beleedigend voor den gouverneur werd geacht. Bij res. van 7 Mei 1871 no. 37 werd den veroordeelde kwijtschelding verleend van zijn overigen straftijd. Naar aanleiding van het oproer van Mei 1891 werd tegen het blad ‘De Volksbode’ een vervolging wegens opruiïng ingesteld, die eindigde met een veroordeeling van drie der uitgevers tot gevangenisstraf. In Sept. 1913 werd tegen den redacteur-uitgever van ‘De West’ een vervolging ingesteld, die op 8 Nov. d.a.v. leidde tot een veroordeeling van den beklaagde tot drie maanden gevangenisstraf wegens beleediging van den Gouverneur, die evenwel dadelijk na de uitspraak van het vonnis uit eigen beweging den veroordeelde gratie verleende. Volledige verzamelingen van Surinaamsche couranten zijn nergens te vinden. Uit de volgende, zeer onvolledige lijst moge blijken welk een groot aantal couranten korter of langer te Paramaribo bestonden. De juistheid der jaartallen is in sommige gevallen aan twijfel onderhevig.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Curaçao.Het oudste blad van Curaçao bestaat nog. Onder den naam ‘The Curaçao Gazette and Commercial Advertiser’ verscheen het eerste nummer op 11 Dec. 1812, uitgegeven door William Lee; het tweede deel van den titel liet men spoedig vervallen. Van 1 Jan. 1813 begon men den jaargang te tellen. Met Jan. 1913 is dus de honderdste jaargang ingegaan. Aanvankelijk werden de voornaamste berichten, die gedeeltelijk ook in het Hollandsch werden medegedeeld, overgenomen uit couranten van Jamaica. Zij waren uit den aard dikwijls vele maanden oud. Sedert de overgave van Curaçao aan Nederland op 4 Maart 1816 werd het weekblad in het Hollandsch geredigeerd onder den naam ‘De Curaçaosche Courant’, dien het nog draagt. Van zijne oprichting tot heden is het blad het officieele blad gebleven. Gedurende bijna 60 jaar was het 't eenige publieke orgaan op Curaçao. Het tweede blad was ‘De Onpartijdige’, voor het eerst verschenen in Oct. 1870 en in 1874 omgezet in ‘El Imparcial’, in het Spaansch geredigeerd. Daarna is er een stroom van couranten gekomen, waarvan de meesten een zeer kortstondig bestaan hebben gehad. Zie hier een - niet volledige - lijst:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder zijn nog te vermelden El Revisor, El Canal Djimal, (?), La Verdad, El Ensayo, El Observador, die alle zeker een zeer kort bestaan hebben gehad. Sedert 1911 verschijnt op St. Martin ‘St. Martin Day by Day’. Vroeger (datum niet vast te stellen) verscheen op Aruba ‘De Arubaansche Courant.’ Ook Curaçao heeft zijn persdelict gehad. ‘De Onafhankelijke, weekblad aan de behandeling van de ware belangen van Curaçao gewijd’, 11 Sept. 1872 voor het eerst verschenen om de geruchtmakende zaak van den Procureur Generaal Mr. W.K.C. Sassen te verdedigen, zag den 10n Dec. zijn uitgever Hendrik Conquet voor het Hof verschijnen en tot gevangenisstraf veroordeeld worden. De veroordeelde verliet 15 Febr. 1873 het eiland; J.C. Prince, dip zijne plaats als uitgever innam, werd eveneens voroordeeld en vertrok denzelfden dag als Conquet. Een broeder van Prince, die later als uitgever optrad, werd tot een geldboete veroordeeld. Onder het bestuur van Gouverneur Van Heerdt in 1882, d.i. slechts eenige maanden vóór de verjaring zijner straf, kreeg Conquet gratie. Prince kreeg geen gratie. Den 19n Maart 1873 verscheen het laatste nummer van de Onafhankelijke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|