Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië
(1914-1917)–Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman– Auteursrecht onbekend
[pagina 768]
| |||||||||||||||||||||
Aanvullingen en verbeteringen.k = kolom; r = regel. | |||||||||||||||||||||
Anansitori.Nadat de aflevering waarin dit artikel voorkomt, gedrukt was, verscheen van de hand van Dr. H. van Cappelle in deel 72 (1916), van de Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned.-Indië, afl. 1 en 2, blz. 233-379 een artikel, getiteld ‘Surinaamsche negervertellingen. Bijdrage tot de kennis van West-Indische neger folklore’. De verzameling bevat 39 anansitories, voorafgegaan door een uitvoerig onderzoek naar den oorsprong der Surinaamsche negervertellingen en een artikeltje van M.H. Nahar te Paramaribo: ‘De Anansitori en het bijgeloof’. | |||||||||||||||||||||
Archieven,blz. 53, 2e k. In het voorbericht van zijn boek ‘De Nederl. op de W.I. Eilanden’, Amst. 1901, schrijft J.H.J. Hamelberg: ‘Ten slotte moet ik er hier op wijzen, dat de archieven der oude West-Indische Compagnie zeer incompleet zijn, zoodat voor het tijdvak 1634-1674 betrekkelijk van slechts weinige oorspronkelijke documenten is gebruik gemaakt kunnen worden’. In de ‘Documenten’, behoorende bij het genoemde werk, I, 14 en 15 merkt hij op: ‘Reeds in 1664 schijnen er documenten van de West-Indische Compagnie verloren te zijn geraakt; men vindt ten minste in het ‘Resolutie-bouck der Camer Zeelandt, 1663-1666’, aangeteekend: (Verg. van 23 October 1664) ‘Alle dienaren van het comptoir verklaren niet te weten, waer de vermiste notulen bevaren zijn, presenterende 't selve altijt met eede naeder te verstercken’. Voorts deelt hij het volgende mede: ‘In zijn geschiedenis van New York vermeldt James Grant Wilson, dat, toen de heer Brodhead (schrijver van ‘History of the State of New York’ en ‘Documents relative to the Colonial History of the State of New York’) in het Rijksarchief te 's Gravenhage een onderzoek instelde naar de archieven der W.I. Co., het hem bleek, dat in 1821 ettelijke documenten (‘more than a ton’) dier Co. op publieken verkoop waren verkocht door een ‘unwise’ ambtenaar, die de door hen beslagen ruimte voor andere documenten wilde benuttigen’. G.J. Simons, Beschr. v.h. eiland Curaçou, Oosterwolde, 1868, blz. 14, noot 1, deelt mede dat bij de inlijving van ons land bij het Fransche keizerrijk alle papieren der W.I. Co. naar Frankrijk gezonden zijn (die welke gouvernements-acten waren naar Parijs, en die welke den handel betroffen naar Bordeaux) van waar zij na de onafhankelijksverklaring van Nederland nooit weer zijn teruggezonden en waar zij vermoedelijk verloren zijn geraakt. Deze mededeeling is onjuist. Wel is er sprake geweest van de wegvoering van het archief, maar het is niet zoo vergekomen. In Mei 1812 kwam hier te lande een zekere Tourlet met opdracht van de Fransche regeering om de Hollandsche archieven te schiften en naar Parijs over te brengen. Hij heeft toen een generale lijst gemaakt, die nog in het Algemeen Rijksarchief berust en aan een Amsterdamsche firma last gegeven de archieven te verzenden zoodra zij daartoe last kreeg. Die last moet zijn uitgebleven, want op 23 Nov. 1813 verzocht de firma aan den intendant generaal der financiën het paklinnen terug, dat zij voor de verzending had aangeschaft en dat nog berustte in het Magasin des Archives op de Turfgracht te Amsterdam (Mededeeling van Dr. J. de Hullu). Omtrent de archieven van St. Martin vertelt M.D. Teenstra, ‘De Nederl. W.I. Eilanden’, Amst. 1837, II, 284, dat de Engelschen, bij een landing op 16 Febr. 1810, alle authentieke en andere stukken uit de kasten der secretarie verscheurden, en al wat hun voorkwam vernielden en verstrooiden, waardoor alle oude oorkonden of geheel verloren gingen of slechts gedeeltelijk leesbaar in het archief voorhanden waren. Zie voorts het art. RIJKSARCHIEF, waaraan kan worden toegevoegd dat de daar bedoelde Surinaamsche archieven bereids zijn overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage. Die van Curaçao zullen na den oorlog daarheen gezonden worden. | |||||||||||||||||||||
Aroewepi,blz. 55, 2e k. Zie ZADEN, enz. J.G. Spalburg, die eenige jaren onderwijzer is geweest bij de Aucaner-Boschnegers aan de Tapanahoni, vertelt in zijn boekje ‘Schets van de Marowijne en hare bewoners’, Paramaribo 1899, blz. 30, dat de Aucaners de aroewepi, avroe en tappoe-tappoe niet zelf maken, maar ze van de Indianen krijgen. Blz. 59, 2e k., r. 30: Hendrik; lees: Henrik. | |||||||||||||||||||||
Bacove,blz. 65, 2e k. Litt. Zie nog: De Surinaamsche Bacovenzaak en het Rapport der Heeren Cremer c.s. Rede uitgesproken in de openbare zitting der Koloniale Staten op 17 Febr. 1911 door F. Smith. Afzonderlijk gedrukt, Paramaribo 1911. - Gedroogde Surinaamsche bananen als voedingsmiddel (Bulletin no. 48, Juli 1911, van het Kol. Museum te Haarlem, blz. 129-134). - G.E. Huffnagel, De tragedie der verscheping van de Surinaamsche baco- | |||||||||||||||||||||
[pagina 769]
| |||||||||||||||||||||
ven. Een kritische beschouwing (Tijdschr. voor econ. geogr. 7e jaarg. 15 Mei 1916, no. 5, blz. 181-196). - H.J. van Hasselt, De Gouvernements-rubber-onderneming ‘Slootwijk’. Algem. Landsdrukkerij, 's Gravenh. 1916, blz. 60. | |||||||||||||||||||||
Balata,blz. 68. De aldaar genoemde verordeningen zijn vervangen door die van 12 Sept. 1914, ‘houdende bepalingen omtrent de exploitatie van balata in Suriname en wat daarmede in verband staat’ (G.B. 1914 no 51). De verordening bestaat uit 89 artikelen. Krachtens art. 2 § 1 geschiedt de uitgifte van concessiën volgens eene perceelsverdeeling in blokken overeenkomstig de aanwijzingen op een bij de verordening gevoegden staat, houdende het volgnummer, de omschrijving van de begrenzing en de oppervlakte van ieder blok en de daarbij behoorende kaart. De concessiën worden - met uitzondering van eenige in de verordening genoemde blokken - verleend voor 15 jaren, de uitgezonderde voor één jaar. Het concessierecht bedraagt 4½ cent per jaar en per H.A. Bovendien is de concessionaris verplicht een retributie berekend naar het verkregen product aan de koloniale kas te betalen ten bedrage van 15 cents per K.G. verkregen balata. De industrie werd 28 Oct. 1914 stopgezet en - daar het Opperbestuur aanvankelijk bezwaar had tegen de nieuwe verordening - eerst op 30 Maart 1915 werden de eerste concessiën krachtens die verordening verleend (zie hierover De economische toestand van Suriname op 31 December 1914 en Idem op 31 Dec. 1915, Paramaribo 1916). | |||||||||||||||||||||
Bauxiet of beauxiet.Een mineraal dat in hoofdzaak uit ijzeroxyde-houdend aluinaarde hydraat bestaat, met tot 60 percent aluinaarde. Het dient o.a. tot het bereiden van aluminium en indirect van aluminiumbrons. Het komt in groote hoeveelheden voor bij Baux, (bij Arles), bij Fons à Fy (departement van de Charente) verder in Calabrië, op het Grieksche eiland Aegina, in Stiermarken, in Krain (in het district Wochein, waarom het ook Wocheiniet genoemd wordt), bij Belfast in Ierland en bij de Senegal. In 1915 heeft men in Suriname uitgestrekte en naar het schijnt zeer rijke lagen van dit mineraal ontdekt, die door Amerikaansche ondernemers zullen ontgonnen worden. | |||||||||||||||||||||
Belastingen,blz. 92, 2e k. Bij akkergelden is opgemerkt: ‘Deze recognitie is nagenoeg zoo oud als de koloniale geschiedenis’. Uit een stuk in het archief van Zeeland - door F.E. Baron Mulert gevonden - blijkt dat er reeds in 1674 ‘ackergelt’ geheven werd. Volgens een rekening van 1679 aan de Staten van Zeeland overgelegd was er voor ‘,24320 ackers lant 156.220 ℔ suyker’ verschuldigd. | |||||||||||||||||||||
Benedenlandsche indianen,blz. 101, 2e k. r. 36 en 37: die betrefenden; lees: ‘die betreffenden’. r. 21, 22 en 23 v.o. De vraagteekens moeten vervallen. Blz. 111, 2e k., r. 36: steren; lees: ‘sterren’. Blz. 116, 2e k., r. 7 v.o: anthropologisch, ethnologisch en linguistisch; lees: ‘anthropologisch en ethnologisch’. Zie voorts het artikel TELLEN BIJ DE INDIANEN. | |||||||||||||||||||||
Bestuursregeling,blz. 118, 2e k., r. 15 v.o.: 21 Mei, lees 31 Mei. Blz. 132, 2e k., r. 17 v.o. Zie ook P.B. 1906, no. 11. Blz. 128, 2e k. Litt. Nog op te nemen: Over het Staatsbestuur der Colonien van den Staat in de West-Indien (Surinaamsche Staatkundige Almanack voor den jare 1795 door Charles Brouwn blz. 3-26). Achter A. van Delden, De nieuwe staatsregeling van Suriname, 1867, te voegen: (Bijdr. tot de kennis van het Staats-, Provinciaal- en Gemeentebestuur in Nederland, XIII, Utr.). Nog op te nemen: H.J. Bool, Hervorming van het West-Indisch bestuur (Vragen des Tijds, 1894, 2e deel, blz. 201-210). Dezelfde bladzijde, 2e k., r. 39: ‘Haarlem 1893’ te vervangen door: ‘1894 1e deel, blz. 105-142. Blz. 138, 1e k. Litt.: nog opnemen: Dr. Th. C.L. Wijnmalen, Les possessions néerlandaises dans les Antilles (Revue col. intern. Tome II, 1887, blz. 423-429). Zie voorts REGEERINGS-REGLEMENT. | |||||||||||||||||||||
Betaalmiddelen,blz. 138. Over het betalen met producten als suiker, katoen, enz. op de Boven w. Eilanden zie MUNTWEZEN, blz. 491, 2e k.v.o. Betreffende St. Martin schreef G.B. Bosch, Reizen in West-Indië, enz. Utr 1829, I, 75/76: ‘De betaling van het gekochte geschiedt op St. Martin grootendeels met suiker, en wel met kontante suiker, of na den oogst, naarmate de voorwaarde bij den verkoop getroffen is. Meestal echter hoort men bij het sluiten van den koop: I will pay you after the crop (Ik zal u betalen na den oogst), en als de crop te gering uitvalt, hetwelk op dit eiland maar al te dikwijls gebeurt, dan blijft het tekort voor den volgenden oogst. Het gebrek aan gereed geld was zoo groot, dat de geneesheer mij zeide, dat hij zijne doctorale rekeningen in suiker betaald kreeg. In lateren tijd heb ik mij laten verhalen, dat zelfs de Ambtenaren des Lands wel eens met suiker betaald zijn, hetwelk, in eene andere dan in de gewone beteekenis een zoet tractement was.’ | |||||||||||||||||||||
Bibliotheken,bl. 139. Zie de Nota van de heeren Rouffaer en Van Vollenhoven over het Bibliotheekwezen in Nederlandsch West-Indië in deel 71 (1916) van de Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned. Indië, Bestuursvergadering van 18 Sept. 1915, Bijlage I, blz. XXXI-XXXVII en Bijlage II, Nota van den heer Schoch, bl. XXXVII-XXXIX; voorts de bespreking van de eerste nota in Het Koloniaal Weekblad van 23 Maart 1916, blz. 3. Zie ook onder VERBOND (ALGEMEEN NEDERLANDSCH). | |||||||||||||||||||||
Bijenteelt,blz. 140. Over deze teelt op St. Eustatius schreef G.J, Grol, Het eiland St. Eustatius in verleden, heden en toekomst (Indische Mercuur van 19 Maart 1907): ‘De diertjes werken vlijtig en vermeerderden zich, ondanks een geruimen tijd van bloemenschaarschte (welke men anders door aanplant van zekere bloemen kan voorkomen) en het duurde niet lang of men kon sterke volken zenden naar Saba en St. Martin, terwijl de gewonnen honig, uit de raat gehaald, op ƒ9 à ƒ10 per 50 K.G. in entrepot gewaardeerd werd, en waarvan Hollandsche kooplieden gaarne duizenden K.G. per jaar zouden wenschen te ontvangen.’ Niettemin is de teelt op het eiland niet geslaagd, althans opgegeven. | |||||||||||||||||||||
Bijgeloof,blz. 140. M.D. Teenstra, De Nederl. W.I. Eilanden, Amst. 1837, II, 311, schreef de verregaande bijgeloovigheid der creolen op St. Martin toe aan.... het onmatig gebruik van visch, die hij ‘wegens deszelfs slijmachtigheid’ als voor ziel en lichaam even nadeelig beschouwde. Over het bijgeloof op Curaçao zie Van Kol, Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904, blz. 376 en 377. | |||||||||||||||||||||
[pagina 770]
| |||||||||||||||||||||
Booze oog,blz. 146. Volgens J.E. Loth (T.A.G. 15 Maart 1910,), behoeden zich de Aucaner-Boschnegers voor net booze oog ‘door met den duim, naast de oogen, een ander oog van witte klei te teekenen, welk teeken zij atokro noemen’. Over het geloof aan het booze oog (pap. Ojada, zie aldaar) op Curaçao zie ook L.C. van Panhuys, De vrouw in Nederl. W.I. 1898, blz. 57. | |||||||||||||||||||||
Boschnegers,blz. 154. Zie VREDES-CONTRACTEN MET DE BOSCHNEGERS. Blz. 164. Onder Litt. nog te vermelden: J.W.E. Van Eyck, Beschouwing v.d. tegen w. staat, zeden en gewoonten van de Saramaccaner bevredigde Boschnegers (Surinaamsche almanak voor 1830, blz. 260-277). - Eene apostolische reis naar de Boven-Marowijne (De Volksmissionaris, Godsdienstig maanschr., Roermond, April-Juli 1916). - R. Voullaire, Onze Boschnegers in Suriname (Berichten uit de Heidenwereld, no. 7, Zeist, 10 Juli 1916. -Hoofdenverkiezing bij Boschnegers in Suriname (Bijdr. t.d. Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned. Indië, deel 72, 1916, blz. 590-598). Blz. 168, 1e k. 1e r.v.o.: W.T.R. Suringar; lees: W.F.R. Suringar. Blz. 169, 1e k. r. 22 en 23: F.W.R. Suringar; lees: W.F.R. Suringar. | |||||||||||||||||||||
Broedergemeente.Zie ook NEGER-ENGELSCH, blz. 505, 1e k. Blz. 182, onder Litt. nog te noemen: Beknopt overzigt van het zendelingswerk der Evang. Broedergemeente in de kolonie Suriname, Van het jaar 1738 tot 1838 (Surin. almanak voor 1839, blz. 190-203). - H. Weiss, Vier maanden in Suriname. Nijkerk 1915. - R. Voullaire. (Zie hierboven onder BOSCHNEGERS). | |||||||||||||||||||||
Burgerlijke stand,blz. 184, 2e k. Onder dagteekening van 13 April 1916 is aan de Koloniale Staten ter goedkeuring ingediend een verordening tot nadere aanvulling van het Burgerlijk wetboek. De strekking der aanvulling is om immigranten, die van hun werk-contract zijn vrijgekomen en hunne afstammelingen, in de gelegenheid te stellen zich, onder goedkeuring van den Agent-Generaal, een geslachts- en voornaam te kiezen. Onder goedkeuring van den Gouv. Secretaris kunnen Indianen en Boschnegers een geslachts- en voornaam aannemen. ‘De bedoeling is dat de geslachtsnaam het eigenaardige nationaal karakter blijve behouden en in de landstaal worde afgeleid uit vroegere woonplaats, beroep of andere bijzonderheden, op gelijke wijze als men in Nederland aan de namen Van Deventer, Van Zutphen, Smidt, Kuiper, Bakker enz. is gekomen.’ Zie voorts NAAMGEVING. | |||||||||||||||||||||
Cacao,blz. 190, 2e k. De onderzoekingen van den plantkundige van het Dep. v.d. Landbouw in Suriname, Dr. Gerold Stahel, hebben tot de ontdekking geleid dat een zwam, Marasmus perniciosus nov. spec., de krullotenziekte der cacao veroorzaakt. Dr. Stahel is kort na zijne aankomst in de kolonie door den heer S. Essed op deze zwam opmerkzaam gemaakt. Het onderzoek werd - in Nederlandschen, Engelschen en Duitschen tekst - medegedeeld in Bulletin no. 33, Sept. 1915, van genoemd departement. Blz. 192, 1e k., r. 28 v.o: rubrocincta; lees: rubrocinctus. Blz. 196, 2e k., r. 17: Hoerikoeri; lees: Hoerihoeri. | |||||||||||||||||||||
Compagnie (West-Indische).Zie Naamlijst van de Bewindhebbers en van Hoofd-Participanten der West-Indische Compagnie’, medegedeeld door L.P. de Boer (De Navorscher 1914, blz. 382-388 en 1915, blz. 17-21); C. Ligtenberg, Willem Usselinx. Utr. 1914. Zie voorts het art. WEST-INDISCHE HUIS (HET). | |||||||||||||||||||||
Crediet-instellingen,SURINAME. Zie ook de vier open-brieven aan allen die belang stellen in de toekomst van Suriname, door M. Juda, in 1869 en 1870 te Amst. verschenen. Voorts het artikeltje RAIFFEISEN-BANKEN. Blz. 245, 2e k., r. 11 v.o.: FLAVEUS; lees: FLAVENS; r. 10 v.o. Marrow; lees: Marrown. | |||||||||||||||||||||
Curaçao en onderhoorigheden,blz. 258. Te lezen: ‘was van 1845 tot 1865 een der gouvernementen, waarin de Nederl. Koloniën in de West, administratief werd verdeeld. Dit gouvernement omvatte,’ enz. Zie voorts BESTUURSREGELING, blz. 129. | |||||||||||||||||||||
Dansen,blz. 260. Over den in het artikel niet genoemden dans der negers in Suriname, de lakoe, zie L.C. van Panhuys, De Vrouw in Nederl. W. Indie, 1898, blz. 29. Over den tamboerdans op Curaçao zie H. van Kol, Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904, blz. 356 en P.A. Euwens, Het Beschavingswerk op Curaçao (Neerlandia 1906, blz. 122). Van de Indiaansche dansen vindt men vele beschrijvingen en afbeeldingen bij J. Crevaux, Voyages dans l'Amérique du sud. Paris 1883. Zie voorts het art. MUZIEK-INSTRUMENTEN EN MUZIEK. Blz. 261, 1e k.o.v. Van de Soesa geeft Justus in de Berichten uit de Heidenwereld, Zeist no. 7, 10 | |||||||||||||||||||||
[pagina 771]
| |||||||||||||||||||||
Aug. 1916, blz. 135/136 de volgende beschrijving: ‘Twee mannen treden uit de rij en stellen zich in postuur tegenover elkander. Op de maat van trom en zang worden de voeten van den grond gelicht en met de voetzolen weer tegen den grond gestampt, Maar de tweede moet goed uit zijn oogen kijken en alle bewegingen van den eersten volgen om zijn rechterbeen telkens in dezelfde positie te stellen als zijn tegenpartij. Als de eerste zijn rechtervoet na eenige sprongen en zwaaien plots plat op den grond stilhoudt moet de ander tegelijk dezelfde beweging hebben gemaakt. Heeft deze voor één oogenblik zich vergist en is zijn rechtervoet buitenrechts komen te staan terwijl de ander met de linkervoet binnenlinks staat, dan heeft de eerste de partij verloren en moet hij plaats maken voor een volgende. Zoo duurt het voort tot de overwinnaar op zijn beurt ook verslagen wordt. Het is een heele inspanning, het zweet breekt de dansers over het lijf uit.’ Blz. 262, 2e k. Vóór DATTRA op te nemen: DATE, bov. e. Zie PHOENIX. | |||||||||||||||||||||
Districten,blz. 271, 2e k. De naam districten werd evenwel reeds van ouds gebruikt en kwam voor in de titels der oudste gouverneurs van Suriname; ook op oude kaarten; zie b.v. die van De Lavaux onder ZEE- EN LANDKAARTEN. | |||||||||||||||||||||
Donders,blz. 273. Een levensbeschrijving van dezen missionaris vindt men in Twee missionarissen onder de Melaatschen en Indianen van Suriname, P. Donders en J.B. Romme, door een Redemptorist. Roermond, 1894. Het gedeelte over Donders is in 1904 ook in het Portugeesch verschenen. Zie voorts het werk van N. Govers over Donders in de Litt. bij MISSIE (ROOMSCH KATHOLIEKE), blz. 475. | |||||||||||||||||||||
Epidemieën,blz. 282, 2e k. De koepokinenting werd in Suriname voor het eerst in 1801 gedaan door Dr. Walther Caddell op een plantage in de Pericakreek. In 1805 entte Dr. Wölfing te Paramaribo, met gelukkig gevolg, een klein aantal kinderen in, maar het voorbeeld vond geen navolging. In 1812 bracht een Engelsch koopman, Castairs, koepokstof uit Engeland mede en liet zijne kinderen door Dr. Menzies en een heelmeester van het garnizoen inenten. Bonham, destijds Gouverneur der kolonie, volgde dit voorbeeld na en beval de inenting dringend aan. Hij verschafte koepokstof aan het Collegium Medicum, door welks aanwijzingen en voorschriften de inenting algemeen verspreid werd (zie Baron Albert van Sack, Reize naar Surinamen, enz. Haarlem, 1821, II, 154). | |||||||||||||||||||||
Framboesia tropica,blz. 305, 2e k. Onder Litt. opnemen: Dr. A.F.C. Dumontier, Over de in West-Indië heerschende Yaws (Nederl. Lancet, IIIe serie, 5e jaarg. 1855, blz. 158). Zie over deze ziekte voorts Die Framboesia tropica in Kamerun, von Regierungsarzt Dr. Hallenberger (Band 20, Beiheft 3, Sept. 1916 van de Beihefte zum Archiv f. Schiffs- und Tropenhygiene, Leipzig 1916). | |||||||||||||||||||||
Gemeene weiden.Zie WEIDEN (GEMEENE) en voorts BELASTINGEN, blz. 81, 1e k., COMMISSARIS DER GEMEENE WEIDEN en VEETEELT, blz. 694, 2e k. Blz. 310. GOUDVELDEN en GOUDVINK behooren te volgen op GOUDINDUSTRIE. | |||||||||||||||||||||
Goudindustrie,blz. 313, 2e k. Behalve het systeem van onderhuur, heeft men nog het uit Fransch Guiana afkomstige alapa-systeem, dat aan de Marowijne wordt toegepast. De houder van het terrein geeft aan gouddelvers de gelegenheid om op zijn terrein te werken en voorziet hen van levensmiddelen en gereedschappen. De arbeiders staan hem in ruil daarvoor de helft van het gevonden goud af, plus 1/10 gedeelte voor het gebruik van de gereedschappen. Het overblijvende moet aan den houder van het terrein tegen een overeengekomen prijs verkocht worden. De Hooge Raad heeft in zijn zitting van 26 Juni 1916, een vonnis van het Hof van Justitie in Suriname vernietigende (zie ‘Surinaamsche Jurisprudentie’, 1916 no 1) beslist dat de arbeiders als loonarbeiders zijn te beschouwen, die als loon krijgen vrije voeding, gebruik van gereedschappen en een evenredig deel van het gewonnen goud of de opbrengst daarvan. Zij vallen dus onder de arbeidsverordening en mogen niet zonder contract werken. ‘Porckknokkers’ zijn geen stroopers, zooals uit de mededeeling op blz. 313, 2e k. zou volgen. Blz. 317. De goudproductie bedroeg voor de geheele kolonie in 1914 en 1915 resp. 919 en 911 K.G. Blz. 318, 1e k. Onder Litt. opnemen: J.A. de Gelder, Het heden en de toekomst van Suriname, 1903. - Idem, Staats-goud-exploitatie in Suriname, 1905. - Dr. H. van Cappelle, Over de brochure De Gelder (Indische Mercuur 16 Febr. 1904) en de antwoorden van W. Kraan te Paramaribo (1904 en 1905) op de brochures De Gelder. - Dr. J.H. Verloop, De goudindustrie (no. 1 van de Serie ‘Onze Koloniale Mijnbouw’, onder redactie van Dr. J. Dekker), Haarlem 1916. Over het verleenen van baggerconcessies in de Marowijne-rivier zie het hieronder bij GRENZEN genoemde tractaat met Frankrijk. Over de ontdekking van goud op Aruba, zie ook M.D. Teenstra, De Nederl. W.I. Eilanden, Amst. 1837, II, 205-216. | |||||||||||||||||||||
Gouverneurs,blz. 321 v.o. Versterre niet 22, maar 30 Maart overleden; blz. 323, 3e k. v.o.: bij Mauricius staat vermeld dat hij in Oost-Indië overleden is. Moet zijn Hamburg, zooals vermeld is blz. 469, 1e k. Blz. 327, 2e k. Zie over Mr. Jan van Beuningen Maandblad v.h. geneal.-herald. Genootschap: ‘De Nederlandsche Leeuw’, Nov. 1916, blz. 269. Blz. 328, 2e k. v.b. Achter Engelsche bestuurders staat: 1807-1818; moet zijn 1807-1816. Blz. 329, 2e k. in het midden: Willem Albert van Spengler; lees: Willem August van Spengler. | |||||||||||||||||||||
[pagina 772]
| |||||||||||||||||||||
De lijst van gouverneurs van Suriname aan te vullen met: Gerard, Johan Staal, benoemd bij K.B. van 24 Aug. 1916, bij welk K.B. eervol ontslag is verleend aan Baron Van Asbeck. | |||||||||||||||||||||
Grenzen,enz., bl. 328, 2e k. v.r. 44 staat: middellijk en onmiddellijk; lees: middellijk of onmiddellijk. Op 30 Sept. 1915 werd te Parijs tusschen Nederland en Frankrijk een verdrag gesloten (zie VERDRAGEN, blz. 707, 1e k). strekkende tot regeling van de grens tusschen Suriname en Fransch Guiana, over een gedeelte der Marowijne-rivier. Art. 1 van het verdrag geeft de volgende omschrijving: ‘Sur la partie du cours du fleuve Marowijne (Maroni) comprise entre une ligne Ouest-Est tangente à l'extrémité septentrionale de l'île néerlandaise Stoelman, dite Stoelmanseiland, au Sud, et une ligne Ouest-Est tangente à l'extrémité méridionale de l'île française Portal, au Nord, la frontière entre les colonies de Suriname et de la Guyane française est constituée par la ligne médiane des eaux ordinaires.’ In de Mem. v. Toel. van de goedkeuringswet (Hand. Tweede Kamer 1915-1916. - 327 no. 2) verklaart de Regeering dat latere onderzoekingen twijfel hebben doen rijzen omtrent de vraag of de Litani dan wel de Marowijnekreek als de hoofdrivier te beschouwen is. Deze vraag zal dus later opgelost moeten worden. De Regeering verklaarde in de Nota naar aanleiding van het Verslag (Hand. Tweede Kamer 1915-1916. - 327, no. 7) er naar te zullen streven dat eene regeling ook omtrent den verderen loop der grens zoo spoedig mogelijk tot stand kome. De wet is in Suriname afgekondigd in G.B. 1916, no. 58. | |||||||||||||||||||||
Handel en scheepvaart,blz. 345. Uit Suriname te Texel aangekomen schepen in:
Blz. 348, 1e k. Een nieuwe verordening tot regeling van het havenwezen in de kolonie Suriname kwam in 1916 tot stand. Zie G.B. no. 64. Blz. 349, 1e k., r. 5: journaers; lees journaels. | |||||||||||||||||||||
Blz. 356, 2e k. Na Hato op te nemen: Havelaar (David, Hendrik).Zie GOUVERNEURS. Blz. 364, 1e k. 1e r. v.o. en 2e k. 1e r. v.b.: de West-Indische koloniën; lees: Suriname. | |||||||||||||||||||||
Hostmann,blz. 366. Volgens M.L.C. Vlier, Gesch. v. Suriname, 's Gravenh. 1881, blz. 174, diende H. in 1843 aan den toenmaligen Gouverneur een uitgebreide memorie in betreffende kolonisatie met Europeanen. Dit geschrift en latere bemoeiingen van H. zouden geleid hebben tot een briefwisseling tusschen het Kol. Gouvernement en het Dep. van Koloniën, waarop gevolgd is een betoog van den Minister v. Koloniën Baud aan den Koning, dat tot de kolonisatie aan de Saramacca aanleiding af (zie EUROPEESCHE KOLONISATIE, blz. 286). | |||||||||||||||||||||
Hout en houthandel,blz. 368 en 369. Onder Litt. nog te vermelden: Verslag der beproeving van verschillende buitenlandsche houtsoorten, voornamelijk herkomstig uit de Nederl. O. en W. Ind. Koloniën, gedaan onder leiding van den Hoofd-Ingenieur der Marine, H.G. Jansen, door de Aspirant-Ingenieurs A.E.H. Roël, C.L. Loder en W.B. Mensing. Amst. 1864. Voorts A.H. Berkhout, Het Surinaamsche Manbarklakhout (Ind. Mercuur 1906, blz. 785). Idem, Ervaringen opgedaan met Surinaamsch hout in België (De Ingenieur, 1907, blz. 181 en 296), Idem, Surinaamsch hout (Ind. Mercuur 1909, blz. 506). W.A. Baron van Asbeck, Boschwezen (Kol. Verslag Suriname 1908, Bijlage R2, blz. 100-103). | |||||||||||||||||||||
Immigratie,blz. 377, 1e k. r. 26. De hier bedoelde Br. Ind. ambtenaren waren de heeren J. Mc. Neill en Chimman Lal. Hoewel hun rapport in het algemeen niet ongunstig was en de verslaggevers met Suriname nog al ingenomen schenen te zijn, vonden zij de loonen op vele, tengevolge van cultuurziekten noodlijdende plantages, zóó onvoldoende, dat zij de emigratie naar Suriname zouden afraden, zoo er in dien toestand niet spoedig verbetering kwam. Van al hetgeen het koloniaal bestuur doet voor immigranten wier werkovereenkomst verstreken is, maakten zij met lof melding en zij wezen op de goede vooruitzichten, die de Br. Indiers in de kolonie hebben, inzonderheid als landbouwende kolonisten. Blz. 379, 2e k. Onder Litt. nog opnemen: M. Juda, Open brief aan allen, die belang stellen in de toekomst van Suriname. Amst. 1869. Voorts zij hier nog aangeteekend dat de Britsch-Indische Bestuursraad in den aanvang van 1916 het besluit heeft genomen, bekrachtigd door den Onderkoning, om de emigratie onder contract uit Britsch-Indië te verbieden. Evenwel zou er een overgangstijd van vijf jaren gegeven worden om de koloniën, die Br. Indiërs aanvoeren, in de gelegenheid te stellen maatregelen te treffen voor de voorziening in hunne behoefte aan arbeiders. Reeds hebben de Britsch W.I. Koloniën op Trinidad een congres gehouden om de zaak te bespreken. In eene op 24 Oct. 1916 in de Vereeniging voor den Grooten Landbouw in Suriname gehouden en in druk verschenen lezing, heeft de Agent-Generaal, de heer C. van Drimmelen, zijne meening uiteen- | |||||||||||||||||||||
[pagina 773]
| |||||||||||||||||||||
gezet omtrent de wijze waarop de ‘vrije immigratie’ zou kunnen plaats vinden. Door de Vereeniging is daarop eene commissie benoemd om de zaak in verdere studie te nemen. | |||||||||||||||||||||
Indiaansche talen,blz. 382, 1e k. v. boven. In deel III, blz. 52, noot, zijner Collection de Mémoires, Paris an X, schrijft V.P. Malouet: Isaac Nasci (Nassy, een inwoner van Suriname) avoit fait un dictionnaire de la langue indienne-galibi; et par la comparaison qu' il a faite de cette langue à l'hébreurabbinique, il prétend prouver que tous les substantifs galibis sont hébraïques.’ Dit woorden boek is niet uitgegeven (zie ISRAËL. GEMEENTEN, blz. 387, 1e k.). Blz. 382. 2e k., r. 16: daar; lees: naar; r. 27 v.o. Amil; lees: Anil. | |||||||||||||||||||||
Institut Colonial International.Hierbij is verwezen naar TIJDSCHRIFTEN EN PERIODIEKEN, waar echter de geschriften van het Instituut te recht niet zijn genoemd.Dit instituut, met zetel te Brussel, in 1894 gesticht, is een uitsluitend wetenschappelijk genootschap zonder officieel karakter, ten doel hebbende: 1e de vergelijkende studie van het beheer en de wetgeving der koloniën te vergemakkelijken en te verspreiden; 2e internationale betrekkingen te scheppen tusschen de personen die zich bezighouden met deze studiën; 3o een internationaal inlichtingen bureau te stichten, dat de officieele documenten betreffende het beheer en de wetgeving der koloniën zal bijeenbrengen. De door het genootschap uitgegevene geschriften vormen de ‘Bibliothèque Coloniale Internationale’. Bescheiden betreffende Suriname komen voor in de
Blz. 386, 2e k. r. 13: (1749); lees: (1740). | |||||||||||||||||||||
Jan Compaan,blz. 391, 2e k. Bij de verschijning van de afl. waarin dit woord voorkomt, schreef de heer S.P. L'Honoré Naber ons: ‘De naam Jan Compaan zal wel afkomstig zijn van de kust van Guinee, maar heeft met het woord Compagnie beslist niets uitstaande. Men treft hem aan bij bijna alle schrijvers die over de “Goudkust” handelen en onder allerlei vormen die min of meer op Compaan gelijken. Echter komt het woord voor, lang vóór er eene Compagnie was opgericht. Bij Pieter de Marees, “Bechrijvinge etc.” uitgegeven te Amsterdam in 1602 vindt men reeds: “.... ende om dat sy wel weten dat onse Heere Godt boven inden Hemel woont, soo als het dondert ende blixemt soo wysen sy om hooch ende noemen hem Iuan goemain”. Zie aldaar, p. 37a. Eene afdoende verklaring van het woord treft men nergens aan, of het moest zijn bij D. Kemp, Nine years at the Gold-Coast, London-New York 1898, alwaar de oude benaming voorkomt onder den vorm Nyankupon, die door den auteur wordt vertaald door “the great friend.” De onderstelling zal wel niet gewaagd wezen dat het geheele begrip slechts aan de Negers werd gesuggereerd, in dien zin, dat het Westersch begrip “Opperwezen” in eene negertaal eenvoudig werd overgezet door Nyankupon (the great friend) om dan, bij navraag naar den oorsprong der dingen, te worden teruggekaatst.’ | |||||||||||||||||||||
Kamer van Arbeid en kamer van Koophandel en fabrieken.In 1916 verschenen van deze beide kamers te zamen twee gechriften: De economische toestand van Suriname op 31 December 1914, en idem op 31 December 1915. Deze hoogst nuttige geschriften behandelen: I. De landbouw, II, De balata industrie, III. De goud industrie, IV. De houtexploitatie, V. De handel, VI. De ambachtslieden. | |||||||||||||||||||||
Kiebrahatsja,ben. e.: Zie TECOMA; lees: Zie TECOMA CHRYSANTHA. Blz. 404. 1e k., r. 8: TEUTHIS; lees: TEUTHIS CAERULEUS. | |||||||||||||||||||||
Klem,blz, 404. Op de Hebriden was de ziekte vroeger epidemisch en heette daar ‘de achtdagen ziekte’. De wond van waaruit de bacil zich bij zuigelingen door het lichaam verspreidt is het nog niet volkomen gesloten naveltje. Sedert men geleerd heeft de navels aseptisch te behandelen, is de ziekte van de Hebriden verdwenen. Dat in Suriname in de 18de eeuw de behandeling van de navels der slavenkinderen op de plantages wel iets te wenschen zal hebben overgelaten, behoeft geen betoog. | |||||||||||||||||||||
Krijgsmacht,blz. 423, 2e k. Over de uitzending van Fourgeoud zie Dépêches van Thulemeyer 1763-1788, in de bewerking van Robert Fruin, ingeleid en aangevuld door H.T. Colenbrander, Amst. 1912, blz. 97, 101, 136, 145 en 146 (Werken uitgeg. door het Hist. Genootsch. gevestigd te Utrecht). Blz. 426, 2e k. De gewapende burgerij. Op 20 Febr. 1777 werd vastgesteld een ‘Generaal-reglement, Waarna alle de Respective Burger-Officieren en Onder-Officieren der Divisien in de Rivieren; En voorts Generaalyk, alle de Planters en Ingezeetenen dezer Colonie Als Meede de Directeuren, en verdere Bedienden Op de Plantagien bewind voerende. Mitsgaders hunne Onder Dienaren Yder, voor zoo verre het hun aangaat bij 't ontstaan van Alarm, 't zij wegens Invasien van den | |||||||||||||||||||||
[pagina 774]
| |||||||||||||||||||||
Binnenlandschen Vyand of by andere Pérmicieuse Voorvallen, zig zullen hebben te gedragen’. Van het reglement verscheen een zeldzaam geworden herdruk ‘ter Gepriviligeerde Drukkery van A.T. Bordas,’ te Paramaribo. Met den binnenlandschen vijand bedoelde men de Boschnegers. | |||||||||||||||||||||
Krynssen,aant.blz. 434, 1e k. De slotzin van het artikel moet vervallen. Het model is van een latere ‘Zelandia’. Verdrag met Byam. Zie De Holl. Mercurius 1670, blz. 55 en voorts het art. WILLOUGHBY. | |||||||||||||||||||||
Kweekje.Zie over de ‘kweekjes’ Herm. J. Jacobs, Kinderslavernij in Suriname (Vragen van den Dag, Febr. 1916, blz. 142-148). Het koloniaal bestuur heeft besloten een onderzoek in te stellen naar de opvoeding en verzorging der kweekjes. Daartoe is op 1 Mei 1916 bij de Koloniale Staten een verordening ingediend, die beoogt aan het onderzoek een wettelijken grondslag en een ambtelijk karakter te geven, zonder welke het resultaat van het onderzoek gering zou zijn. Zie voorts Kol. Weekblad van 17 Aug. 1916. | |||||||||||||||||||||
Landbouw,blz. 441, 2e k. De ‘vestigingsplaatsen voor kleine landbouwers’ vindt men opgenoemd in G.B. 1916 no. 71. Blz. 442. Onder Litt. nog op te nemen het onder Litt. bij NIJVERHEID, blz. 511 genoemde geschrift van Dieperinck. Voorts het Suriname-nummer van Neerlandia, Sept./Oct. 1903; J. Bakker, De Landbouw in 't klein in Suriname en hoe die loonend kan worden. Paramaribo, 1915 en het hiervoren bij KOFFIE genoemde rapport Van Hasselt. Sedert April 1916 geeft het Dep. van den Landbouw in Suriname, voorloopig driemaandelijks, een populair tijdschrift uit, getiteld ‘West-Indië. Landbouwkundig Tijdschrift voor Suriname’. Op initiatief van den nieuw benoemden Gouverneur van Suriname G.J. Staal, is op 11 Oct. 1916 te 's-Gravenhage een vergadering gehouden in hoofdzaak bijgewoond door belanghebbenden bij Oost-Indische cultuur-ondernemingen. De Gouverneur zette uiteen, dat hij de vergadering bijeengeroepen had met het doel te bevorderen, dat de kennis, de energie en het kapitaal, welke de cultures in Oost-Indië tot bloei gebracht hebben, ook zullen worden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de kolonie Suriname. De aanwezigen verklaarden zich bereid een bedrag bijeen te brengen voor het instellen van een onderzoek. Daartoe is een studie-syndicaat opgericht, dat ten doel heeft te onderzoeken, welke cultures van uitvoerproducten in Suriname op gezonde basis kunnen worden gevestigd. Zie over het studie-syndicaat het artikel van G.E. H[uffnagel] De toekomst van Suriname (Econ. statistische Berichten, 22 Nov. 1916, blz 747-748). | |||||||||||||||||||||
Lepra,blz. 451, 2e k. Onder Litt. nog op te nemen: P. Poelman, Verhandeling over de Negerziekten, Paramaribo 1798. - H. Zaalberg, Eene melaatschenverpleging in Suriname (Eigen Haard, 15 Sept. 1900). - Souvenir. Herinnering aan de blijde feestviering, gehouden bij gelegenheid van het 12½ jarig bestaan der Gerardus-Majella-Stichting te Paramaribo, Amst. 1908. - Gedenkboek ter gelegenheid van het Gouden Emancipatiefeest in Suriname op 1 Juli 1913. Paramaribo 1913 (hierin het hoofdstuk ‘De R.K. Missie en de melaatschen’, door Pater Verheggen). Zie voorts ZIEKENVERPLEGING. Het gebruik van Chaulmogra-olie - waarmede op de Philippijnen en in het instituut van Dr. Dyer te New Orleans merkwaardige genezingen verkregen zijn - zal op Groot Chatillon krachtig voortgezet worden. Op de Surinaamsche begrooting voor 1917 is de raming van den betrekkelijken post daartoe met ƒ4000 verhoogd. | |||||||||||||||||||||
Madapolam,ook geschreven Madapollam en Madopolam. De heer G.P. Rouffaer maakte ons opmerkzaam, dat de plaats van dien naam niet verdwenen is. Zij telde in 1898 bijna 2000 inwoners. De mededeeling omtrent de vloedgolf komt voor in Vivien de Saint Martin's Nouv. Dict. de Geogr., Paris 1887. Omtrent Madapollam, voorstad van Narasapur, schrijft The imperial Gazetteer of India, new ed. Oxford 1908 Vol. XVI, blz. 227: ‘It was an important factory in the early days of the East India Company, which gave its name to a class of cotton goods still known as Madapollams. The encroachments of the river Goodāvari, which here makes a sharp bend towards the south, have now greatly eroded the site of the old settlement’. | |||||||||||||||||||||
Maïs.Dr. Hendrik P.N. Muller, Door het land van Columbus, Haarlem 1905, blz. 434, merkt op dat de Kleine maïs van Curaçao het Afrikaansche kaffer-koren is. In Oct. 1916 verscheen bij G. Kersten & Co. te Paramaribo een geschriftje, getiteld ‘Mais-Recepten’, bewerkt door Mevr. A. van Genderen - Rühmann. | |||||||||||||||||||||
Maten en gewichten,blz. 467, 1e k. De oudste landmaat in Suriname, nadat de kolonie door Krijnssen was veroverd, was de Bloysche roede (= 3.617 M.). Door de Staten van Zeeland was in de instructie, aan Mogge (zie LANDMETEN, enz. blz. 445, 1e k.) in 1667 medegegeven, voorgeschreven dat hij ‘soo voor het landt als particuliere gebruycken [zou] de Bloysche mate alhier in Zeeland meest gebruyckelik’. Deze maat was oorspronkelijk door de Heeren Bloys (Fr.) in het marquisaat Bergen op Zoom ingevoerd. De roede was verdeeld in 12 voeten, elk van 12 duimen. Het zou de moeite waard zijn in Suriname te onderzoeken of de eerste uitgifte van gronden aldaar volgens deze maat heeft plaats gehad en wanneer de Rijnlandsche maat in gebruik is gekomen. | |||||||||||||||||||||
Monroe-leer,blz. 483. Aan een artikel van Charles H. Sherrill, getiteld ‘The strengthening of Latin America’ (The North American Review van Maart 1916, blz. 388-396) zij hier het een en ander ontleend. De schrijver stelt ‘certain map changes’ voor. De Vereenigde Staten moesten de Europeesche koloniën in Amerika - behalve Canada - koopen, Fransch Guiana aan Brazilië, Nederl. en Br. Guiana aan Venezuela schenken, de West-Indische eilanden behouden behalve de twee of drie, die dicht bij de kust van Venezuela liggen en welke aan dit land gegeven dienen te worden. ‘If Monroe was right, and right he undoubtedly was, then his doc- | |||||||||||||||||||||
[pagina 775]
| |||||||||||||||||||||
trine should be fulfilled and this hemisphere purged of existing colonies as well as protected against future ones. And this is a most opportune moment for us to offer to pay to DenmarkGa naar voetnoot*), Holland, France and England for their colonial possessions in the New World, since never before have they been put under so great a financial strain as to make such payments welcome.’ ....‘With those who urge that European colonies in the Americas are better off than they would be if free, I have no patience.’.... ....‘All this European control of Pan American territory should be eliminated, and it is our duty, following in Monroe's footsteps, to initiate the movement’.... In een artikel in de American Review of Reviews van Sept. 1916 - vrij bewerkt in de Wetensch. Bladen van Nov. 1916 - schreef I. Lothrop Stoddard: ....‘Nederland moet zich in deze dagen geweldige financieele offers getroosten. Het komt daarom geenszins onwaarschijnlijk voor, dat Nederland zich van zijn West-Indische koloniën zou willen ontdoen. Amerika zou er een hoogen prijs voor moeten betalen, want Curaçao heeft door de opening van het Panamakanaal schitterende financieele vooruitzichten. Maar tegen onzen ouden goeden vriend Nederland zouden wij Amerikanen gaarne royaal zijn, en zelfs een aanzienlijk bedrag zou goed besteed zijn, indien wij hierdoor de groote bezwaren konden voorkomen, die zeer stellig het gevolg zouden zijn van een poging om het bezit van Nederlandsch West-Indië op eenige Europeesche groote mogendheid over te dragen, omdat de Ver. Staten in geen geval in zulk een overdracht zouden kunnen berusten.’ | |||||||||||||||||||||
Musea,blz. 494, 1e k. Uitgebreide collecties op het gebied van de geologie van Suriname bevinden zich ook in het Mineralogisch Geologisch Museum der Technische Hoogeschool te Delft, o.a. de gesteenten-verzamelingen van de Lawa-exploratie, die van Dr. H. van Cappelle en ook van de andere Suriname-expedities. Van de W.I. Eilanden vindt men er de verzamelingen van Molengraaff, Duyfjes en Grutterink. | |||||||||||||||||||||
Negotiatiën,blz. 507, 1e k. Op blz. 189 van de Dépêches van Thulemeyer (zie volledige titel onder de aanvulling KRIJGSMACHT) wordt het bedrag der plantage-leeningen in Suriname op 75 millioen gulden geschat. | |||||||||||||||||||||
Onderwijs.Door de wet van den 24sten Juni 1916 tot wijziging en aanvulling van de wet tot regeling van het lager onderwijs (Stb. no 300) is bereikt dat ook een tweejarige werkzaamheid als onderwijzer in de West-Indische koloniën toelating geeft tot het examen voor de hoofdakte in Nederland. Tevens is bepaald dat bij K.B., den Raad van State gehoord, wordt aangewezen welke in de koloniën verkregen akten van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs worden gelijkgesteld met de overeenkomstige akten, in Nederland uitgereikt. Zie voor de gelijkgestelde akten het K.B. van 7 Aug. 1916 (Stb. no 373). | |||||||||||||||||||||
Onderzoekingstochten,enz. blz. 527, 1e k., r. 14: dl. II; lees: dl. X. Blz. 532, 2e k. Van een zeer recenten tocht worde hier nog melding gemaakt. Volgens het Surinaamsche nieuwsblad ‘De West’ van 15 Sept. 1916 heeft de heer Arthur P. Denby uit Canada, die zich voor het houtbedrijf interesseert, samen met den heer Puth in Augustus 1916 in een korjaal een reis gemaakt langs de Surinamerivier tot aan de samenvloeiing van de Gran Rio en de Pikien Rio, de bronrivieren van de Suriname. Volgens het verhaal van den heer Denby werden de reizigers overal door de Boschnegers gastvrij ontvangen. Blz. 533, 1e k. Onder Litt. nog te verwijzen naar de brieven van J. Fr. Hulk over de Corantijn-Expeditie (T.A.G. 15 Maart 1911, blz. 299-310). | |||||||||||||||||||||
Oost en west,blz. 535, 1e k. In Oct. 1915 werd een speciale ‘Commissie voor West-Indie’ ingesteld, die zich ten doel stelt het behartigen van de belangen van de Nederl. W.I. Koloniën overeenkomstig de statuten der vereeniging Oost en West. Het reglement voor de commissie werd vastgesteld in de vergadering der commissie van 12 Oct. 1915 en goedgekeurd in de vergadering van het Hoofdbestuur van Oost en West van 30 Oct. 1915. | |||||||||||||||||||||
Blz. 540, 1e k. Vóór Oranjestad opnemen: Oranje.Zie CITRUS VULGARIS en VRUCHTEN, enz. Blz. 541, 1e k. OTTERS en OTRABANDA moeten van plaats verwisselen. | |||||||||||||||||||||
Paramaribo,blz. 550, 1e k. Zie over de verovering van Paramaribo de lezing op 2 Febr. 1917 door F.E. Baron Mulert gehouden voor de Maatsch. v. Nederl. Letterk. te Leiden. Blz. 552, 1e k. Zie over de afschaffing der tijdschoten nog het Koloniaal Weekblad van 10 Aug. 1916, en voorts over de tijdschoten J.G. Stedman, Reize naar Surinamen, Amst. 1799 II 49. | |||||||||||||||||||||
[pagina 776]
| |||||||||||||||||||||
heeft de Gouverneur aan de Koloniale Staten ter goedkeuring aangeboden twee ontwerp-verordeningen, de eerste betreffende de verdeeling der kolonie in districten en gemeenten en het beheer der districten, de tweede, tot invoering van een gemeentebestuur voor de stad Paramaribo. | |||||||||||||||||||||
Plaatwerken,enz., blz. 568. Politieke prenten. Hier volgt nog de beschrijving van een zestal dezer prenten: De eerste, in de Nederl. Spectator 1865, no. 20, heeft betrekking op het regeeringsreglement voor Suriname. Een gebrekkige man, zich voortbewegende in een toestel op vier wielen. Onderschrift: De oppositie tegen het reglement: ‘Hij is er nog niet rijp voor; hij kan op eigen beenen nog niet staan; de volksgeest is nog niet bezield.... de publieke geest niet opgewekt, enz.’ Antwoord: ‘Keer het argument om; neem de beletselen weg en hij zal op eigen beenen staan, enz.’ De tweede, in de Nederl. Spectator 1882, no. 22, heeft de ‘Westindische Maildienst in spe’ tot onderwerp. In een klein bootje - een korjaal? - waarin ze juist past, ligt onder neerhangende planten een schoone vrouw, de Surinaamsche Maagd. Onderschrift: ‘Nederland! Nederland! Zult gij dan niets voor mij doen - ik kan toch zoo veel geven!’ Het opschrift van de derde prent, in de Nederl. Spectator 1888 no. 40, is: ‘De nieuwe gouverneur van Suriname’. De prent heeft betrekking op de benoeming van Jhr. Mr. M.A. de Savornin Lohman tot gouverneur. Op den voorgrond eenige van vreugde dansende en springende negers. Links een oude negerop den grond zittende met de Staatscourant in de hand. Op den achtergrond negerhutten. Onderschrift: ‘Hoezee! nu krijgen we het eene noodige en misschien nog een Biddag voor de rest!’ De vierde verscheen in De Ware Jacob van 23 Aug. 1902 en heeft betrekking op de benoeming van den heer C. Lely tot gouverneur. Teekening van Sp.[eenhoff]: een mansfiguur in het midden, die met de rechterhand een tot mensch gestyleerde roos met bladeren vasthoudt, met de linkerhand een dito lelie; op den achtergrond van de roos drie Javanen-koppen met hoofddoeken en daaronder ‘Oost’, links vier negerkoppen met hooge hoeden en daaronder ‘West’. Bijschrift: ‘Het zorgend moederland heeft in de Oost een Roozeboom, een Lelie in de West geplant.’ Van zeer recenten datum is de vijfde, die in De Amsterdammer van 19 Aug. 1916 voorkomt, geteekend door Joh. Braakensiek. Opschrift: ‘Bij den verkoop van de Deensche Antillen’. Moeder Nederland zit op een stoepje met haar breikous in de hand. Curaçao, een creoolsch meisje, grijpt haar bij de hand en wijst naar Uncle Sam, rechts op de prent. Naast Curaçao staat Suriname, een meisje in de volksdracht. Tusschen haar en Uncle Sam een weenende vrouw, Denemarken. Links op de prent Java, een meisje in sarong en kabaai, met de linkerhand op Moeder Nederlands' schouder. Onderschrift: ‘De Hollandsche kinderen tot hunne moeder: ‘Jij zult ons toch nooit aan zoo'n rijken vreemden man verkoopen?’ Nog jonger is de zesde prent. eveneens van Braakensiek in De Amsterdammer van 9 Sept. 1916. Het opschrift luidt: ‘De Nieuw-benoemde Gouverneur van Suriname’. Gouverneur Staal, in ambtscostuum met een reusachtigen penhouder (ouderwetsche schacht) in de hand en een fleschje inkt aan de bovenste knoop van zijn vest hangend, rijdt stokpaardje op een kantoorkruk. Onderschrift: Een ‘Staal-tje’ van Bureaucratie. Van de in de W.I. koloniën geboren kunstenaars is hier nog te noemen Jacob Ernst Marcus, geb. 19 Maart 1774, op St. Eustatius, overl. te Amst. 2 Oct. 1826 (zie het Studie-prentwerk van Jacob Ernst Marcus, lid v.d. vierde klasse v.h. Kon. Ned. Instituut en Directeur voor de graveerkunst bij de Kon. Akad. v. beeldende kunsten te Amst. Amst. bij S. de Greber, z.j. De levensschets in het Hollandsch en Fransch. De collectie bevat niets dat op St. Eustatius betrekking heeft). | |||||||||||||||||||||
Plantage-rubber,blz. 570, 2e k., noot. In Aug. 1916 verscheen ter Algem. Landsdrukkerij: De gouvernements-rubber onderneming ‘Slootwijk’. Hare geschiedenis, tegenwoordige toestand en toekomstige behandeling. Rapport van den Directeur van het Caoutchoucbedrijf bij het Boschwezen in Nederlandsch-Indië, met verlof in Nederland, H.J. van Hasselt, ingevolge opdracht van Zijne Excellentie den Minister van Koloniën, bij besluit van 25 October 1915, Afd. A3. en B no. 34. Blz. 575, 2e k., r. 22 v.o.: Todéberé; lees: Todo-béré. | |||||||||||||||||||||
Prostitutie,blz. 591, 1e k. Zie de aanvulling onder HYGIËNE. Blz. 593, 1e k. r. 10 v.o.: paltte; lees; platte. | |||||||||||||||||||||
Sneki-Koti,blz. 643. In het groote serumtherapeutische instituut te Butentan (Brazilië) worden serums tegen de inwerking van slangenbeten bereid. Men onderscheidt verschillende hoofdsoorten van slangen; het vergift van de eene soort stoort den bloedsomloop, dat van de andere verlamt de ademhaling. Tegen ieder gift is een speciaal serum noodig en voor ieder der beide soorten is een serum bereid; bovendien heeft men een serum samengesteld, dat beide werkingen tegengaat en in die gevallen gebruikt wordt, waarin de slang, die gebeten heeft, niet bekend is. In het Koloniaal Weekblad van 4 Jan. 1917 is uit het Algem. Landbouwweekblad voor Nederl.-Indie, de mededeeling overgenomen dat het drinken van het uit een pisangplant geperste sap een zeer goed middel is tegen den beet van slangen, schorpioenen en duizendpooten. Verscheidene gevallen van genezing worden opgesomd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 777]
| |||||||||||||||||||||
nen tellen, genoemd - behoorende aftelrijm een in kleinigheden verschillende lezing (Surinaamsche Negervertellingen in de Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenk. v. Nederl. Indië, 1916, deel 72, blz. 249). Hij beschrijft ook den gang van het spel en geeft een verklaring van het aftelrijm (blz. 250). Blz. 648, 2e k. r. 15 v.o.: Mothaeus; lees: Mathaeus. Blz. 655, 2e k. r. 8 v.o.: na detentie bij te voegen: hetzij door cassatie met of zonder afzetting. | |||||||||||||||||||||
Suriname,blz. 665, 2e k. Blijkens eene telling, die in 1694 heeft plaats gevonden, bedroeg de bevolking der kolonie 6423 personen, zoo blanken als slaven. Blz. 666, 1e k. In 1914 en 1915 was het overschot van geboorten 1265 en 1432. In 1915 daalde het sterftecijfer tot 14.4 per 1000. In 1912, 1913 en 1914 had het achtereenvolgens bedragen 25.8, 22.7 en 17.7 per 1000. Blz. 667, 1e k. r. 36. Sedert 1915 heeft Coronie een bliksem-acetyleenlicht. | |||||||||||||||||||||
Tabak,blz. 674, 2e k. In de Hedendaagsche Hisstorie of Tegenw. Staat van Amerika, Amst. 1767, II, 551, leest men van de Surinaamsche tabak: ‘De tabak die men er teelt, is zo goed niet als de Virginische, en wordt meest van de Slaaven, om te rooken gebezigd. Hetgene er verder van daan komt is weinig, en wordt uit liefhebberij of tot Presenten, van de Kapiteinen of Passagiers mede genomen’. Blz. 677, 2e k. Temming; lees: Temminck. | |||||||||||||||||||||
Veeteelt,Suriname. In het verslag over 1914 van het Dept. v.d. Landbouw in Suriname komt een belangrijk artikel voor over den veestapel, dat hoofdzakelijk handelt over de teelt en de ziekten van varkens. Resumeerende zegt de schrijver - de gouvernements-veearts E. Vleming - dat de veestapel veel te wenschen overlaat en dat dit in hoofdzaak toe te schrijven is aan de slechte, weinig intensieve voeding, hetgeen voor een belangrijk deel weder een gevolg is van de minderwaardige grassoorten van de natte, zure weilanden. | |||||||||||||||||||||
Vergiften,blz. 707, 2e k. r. 30. Zie over dezen beruchten neger (Ta Samweri (vader Samuel) De West van 26 Sept. 1916. Ook een tweetal andere beruchte obia- en wisimannen wordt daar genoemd en het versje, dat op hen betrekking had, medegedeeld:
de lijken n.l. waaruit Tjobo gezegd werd vergift te halen. | |||||||||||||||||||||
Watervoorziening.Een zeer uitvoerige opgave van de watervoorziening in het Militaire Hospitaal te Paramaribo geeft Bijlage 7 van het Jaarverslag dezer inrichting over 1915. Daaruit blijkt dat men, behalve het putwater, waarvan de hoeveelheid onbegrensd is, beschikt over berging voor ruim 805 M3 regenwater. | |||||||||||||||||||||
Willemstad,blz. 748, 1e k. r. 29 v.o. ‘tappen en slijten.’ Deze opschriften zijn een uitvloeisel van een wettelijk voorschrift. Zelfde kolom r. 5 v.o.: Barge; lees Crol. Zelfde kolom laatste regel: hier ‘fiskalaat’ genoemd. Deze woorden te schrappen. Fiskalaat noemt men de politiehoofdwacht nabij de haven. | |||||||||||||||||||||
|