Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdYmiris in de Oudnoordse mythologie de naam van de oerreus uit wie de aarde gemaakt werd. Volgens de Snorra-Edda was er in het allereerste begin in het noorden van de ruimte alleen Niflheim (nevelwereld), een wereld van kou en duisternis, met in het midden de bron Hvergelmir, waaruit een elftal rivieren, de Elivagar, wegstroomden. In het zuiden van de ruimte lag een andere wereld, »Muspell of Muspellsheim, een wereld van licht en warmte, gloeiend en brandend, het rijk van de reus »Surt. Wie daar niet thuishoort kan er niet leven. Tussen deze beide uitersten bevond zich het gapende niets, »Ginnungagap. De rivieren in Niflheim waren ijzig koud en toen ze ver van hun bron waren gekomen, bevroren ze tot ijs en werden hard als steen. De waterdamp boven het ijs werd tot rijp en laag na laag zette zich op het ijs af en de hele massa schoof de gapende leegte in en vulde het noorden ervan op. Koude nevels dreven naar het midden. Maar de vonken van Muspellsheim in het zuiden spatten ook de lege ruimte in. Hete winden deden het ijs en de rijp smelten zodat het begon te druppen en uit de druppels ontstond een levend wezen ‘door de kracht van degene die de warmte zond’, en het werd Ymir genoemd, maar de rijpreuzen noemen hem Aurgelmir. Zo ontstond het oerwezen Ymir, een rijpreus. Er smolt echter nog meer ijs en daardoor ontstond de oerkoe Audhumla (= misschien: de niet-gehoornde) uit wier spenen vier melkrivieren stroomden. Daarmee werd Ymir gevoed. De koe zelf leefde van het likken aan de ijsblokken, die zout bevatten. En de eerste dag dat ze aan het ijs likte, kwam er haar tevoorschijn, de tweede dag een hoofd en de derde dag verscheen er een hele man, Buri, die de stamvader van de goden zou worden. Hij was mooi, groot en sterk en verwekte een zoon, Bor. Deze zoon nam Bestla, de dochter van een reus, tot vrouw en zij baarde drie zonen: »Odin en zijn broers Ve en Vili. Ymir was dubbelgeslachtelijk. Zijn nageslacht kreeg hij als volgt: terwijl hij sliep ontstonden uit het zweet onder zijn linkeroksel een man en een vrouw en zijn ene voet (of been) verwekte een zoon bij zijn andere voet. Van deze drie stammen alle reuzen af. Daarop doodden de zonen van Bor Ymir, waarom wordt niet vermeld. Uit zijn wonden stroomde zoveel bloed dat de goden er de andere reuzen in konden verdrinken. Alleen de reus Bergelmir ontkwam door met zijn familie op een lúðr (zie hierna) te gaan zitten. Van hen stammen alle nieuwe reuzengeslachten af. Odin en zijn broers sleepten het lijk van Ymir naar het midden van Ginnungagap en maakten er de aarde van: Uit Ymirs vlees
werd d'aarde geschapen,
uit zijn bloed de baren,
uit zijn beend'ren de bergen,
't geboomte uit zijn haar,
en uit zijn hoofd de hemel.
Uit zijn wenkbrauwen maakten
de welwillende goden
Midgard voor de mensen,
en tot dreigende
donkere wolken
werden zijn hersens herschapen.
(Grm. 40-41)
Snorri voegt hier nog aan toe dat de stenen gemaakt werden van Ymirs tanden, kiezen en botsplinters. De goden plaatsten Ymirs schedel boven de aarde en maakten daaruit de hemel. Onder elk van de vier uiteinden van het schedeldak plaatsten ze een dwerg om het hemelgewelf te dragen. Die | |
[pagina 219]
| |
dwergen heten: Vestri (westen), Sudri (zuiden), Austri (oosten) en Nordri (noorden). En alle vonken uit Muspellsheim die los door de lucht vlogen, gaven de goden een vaste plaats aan het hemelgewelf om hemel en aarde te verlichten. Daarna begonnen ze de aarde zelf in te richten (»Asgard) (SnE. i, 4-8). Snorri heeft zijn verhaal samengesteld op grond van gegevens uit drie grote eddagedichten en op grond van gegevens waarvan de bron ons niet bekend Ymir drinkt de melk van de oerkoe Audhumla. Illustratie van de Deense tekenaar Palle Bregnhøi
is. In de drie gedichten, de Völuspá, Grímnismál en Vafþrúðnismál, komt het ontstaan van de wereld aan de orde, maar de gegevens in de verschillende gedichten sporen lang niet altijd met elkaar. In Snorri's verhaal kunnen verschillende motieven worden onderscheiden. Allereerst het ontstaan van een aantal oerwezens uit het smeltende ijs ten noorden van Ginnungagap. Een tweede motief is het ontstaan van de reuzen. Het derde de schepping van de wereld uit de gedode oerreus. En | |
[pagina 220]
| |
ten slotte de ondergang van de oudste reuzen en het ontstaan van een nieuw reuzengeslacht. | |
Drie oerwezens: Ymir, Audhumla, BuriTwee oerwezens ontstonden spontaan uit het contact tussen warmte en kou, vuur en ijs: de oerreus Ymir en de koe Audhumla. De enige bron van Snorri die ons bekend is, is strofe 31 van Vafþrúðnismál, die vertelt dat koude druppels uit de Elivagar wegspatten en dat daaruit Aurgelmir ontstond. Volgens strofe 29 van hetzelfde gedicht is Aurgelmir de oudste van alle reuzen en Snorri stelt hem zonder meer gelijk aan Ymir. De dualistische voorstelling van het eerste ontstaan van leven uit een op elkaar stoten van vuur en ijs zou onder invloed van geleerde middeleeuwse literatuur ontstaan kunnen zijn, maar ook is het denkbaar dat zijn eigen land van ijs en vuur, IJsland, Snorri tot de voorstelling geïnspireerd heeft. De voorstelling van de oerkoe wordt in veel andere religies gevonden, o.a. in Egypte, Perzië en Indië. De koe werd gezien als een symbool van de aarde zelf, soms als een symbool van vruchtbaarheid. De Egyptische Hathor, godin-moeder en godin van liefde, werd voorgesteld als een koe, wier uiers de farao's of de doden voedden. De Griekse Hera heet koe-ogig en ze werd tijdens de feesten ter harer ere op een wagen rondgereden die door ossen werd getrokken. De Germaanse godin »Nerthus werd rondgereden op een door koeien getrokken wagen. De naam die de oerkoe in het Noorden draagt, Audhumla (ook Audumla) is Scandinavisch en betekent waarschijnlijk rijk (melkgevende) hoornloze koe, uit: ‘auðr’ (rijkdom) en *humala (hoornloos). Voor die rijkdom staan de vier melkrivieren die uit haar uiers stromen. Deze vier stromen doen echter ook sterk denken aan de vier rivieren die uit het paradijs wegstromen en misschien heeft Snorri het beeld daar vandaan. In de Noordse mythologie vinden we behalve Audhumla nog twee andere dieren die als symbolen van overvloed kunnen gelden: de geit Heidrun uit wier uier onophoudelijk mede vloeit en het hert Eikthyrnir uit wiens gewei zoveel water stroomt dat het de bron Hvergelmir voedt (»Valhöll). De naam Ymir kan ‘de bulderaar’ (afgeleid van on. ‘ymja’, bruisen, steunen, bulderen) betekenen, maar gezien zijn dubbelgeslachtelijkheid wordt ‘ymir’ ook geassocieerd met Iraans ‘yima’ (skt. ‘yama’), lat. ‘geminus’, afgeleid van een ie. wortel *iemo-, ‘tweeling’ of ‘tweegeslachtelijke’. Aurgelmir wordt afgeleid uit ‘aurr’ (vochtig zand of met stenen vermengd zand) en een werkwoord dat ‘galmen, dreunen’ betekent. | |
Veelkoppige reuzenIn de strofe over Aurgelmirs afstammelingen in Vm. 33 vinden we een detail dat Snorri niet vermeldt: de reus die door de benen van Aurgelmir verwekt werd, had zes hoofden. Alleen in de Lied-Edda is een heel enkele maal sprake van een meerkoppige reus, maar de rationele Snorri houdt dit soort reuzen buiten zijn verhaal. Gesuggereerd is, dat de dubbele naamgeving Aurgelmir-Ymir en de dubbele verwekking van nageslacht in Vm. 33 erop duiden dat oorspronkelijk verschillende mythen over de oerreus de ronde deden waarin hij soms Ymir en soms Aurgelmir heette, in de ene versie nageslacht onder zijn oksels verwekte en in de andere versie met zijn voeten. Deze mythen zouden ofwel in de loop van de tijd met elkaar versmolten zijn of door Snorri tot één verhaal zijn gemaakt. Anne Holtsmark is van mening dat er oorspronkelijk twee oerwezens waren, die ook op enigszins onderscheiden manier ontstonden: Ymir, uit wie de kosmos geschapen werd, en Aurgelmir, die de stamvader van de reuzen werd. | |
Ymir gedood en de wereld gemaaktDe oerkoe likte de voorvader van de goden uit het ijs, deze ontstond dus niet spontaan zoals de oerreus, en zijn nakomelingen, voortgekomen uit een huwelijk tussen Buri's zoon Bor en een reuzin, doodden de oerreus (»Asen, »Odin). Waarom Ymir gedood werd, wordt niet vermeld. In veel mythologieën is sprake van een grote strijd tussen goden en reuzen en misschien moeten we ook hier aan iets dergelijks denken, hoewel expliciet gesproken wordt over slechts drie doders, Odin en zijn beide broers. Hoe het ook zij, belangrijk is dat uit Ymir de gehele wereld gescha- | |
[pagina 221]
| |
pen werd. Zijn bloed vulde Ginnungagap op en zijn dode lichaam werd door Bors zonen in het midden van deze zee van bloed geplaatst en werd de aarde enzovoort. In oude skaldenkenningen als ‘Ymirs bloed’ (zee) en ‘Ymirs schedel’ (hemelgewelf) wordt naar deze mythe verwezen. | |
Dood van bergelmirYmir was niet de enige die stierf. Hij had een nageslacht en bijna al deze reuzen verdronken in zijn bloed. Bij Snorri ontkomen de reus Bergelmir, zijn vrouw en wat er verder tot zijn huishouding behoorde op een soort vlot, want zo moet Snorri's verhaal wel geïnterpreteerd worden. De gedachte aan het zondvloedverhaal dringt zich op: een vloed, het verdrinken van bijna alle levende wezens, het overleven van enkelen die stamouders van nieuwe wezens worden. Maar de verschillen zijn groter: dit verhaal is vóór de schepping van de aarde gesitueerd en de ondergang van de reuzen wordt niet moreel gemotiveerd. Daarom heeft men zich afgevraagd of Snorri het bijbelse verhaal heeft willen overnemen of dat hij een andere vloedtraditie heeft gekend. Volgens Anne Holtsmark, die heel Snorri's scheppingsverhaal interpreteert als een welbewuste poging van een christelijk auteur om tegenover het bijbelse scheppingsverhaal een soort heidense anti-schepping te stellen, waarin de wereld ontstond uit kwade machten als Surtr en de ijzige Elivagar, heeft Snorri het bijbelverhaal bewust aan zijn bedoelingen aangepast. De overleving van Bergelmir c.s. kan volgens haar gezien worden als het overleven van het kwaad in de wereld. Snorri's bron, strofe 35 van Vm., vertelt iets anders over Bergelmir dan Snorri. In de strofe lezen we: eindeloos veel winters
voor de aarde geschapen werd,
werd Bergelmir geboren;
dit is het eerste dat ik nog weet,
dat de wijze reus
op een lúðr werd gelegd.
Van een vloed is hier geen sprake. De ‘lúðr’ is op veel verschillende manieren geïnterpreteerd: als uitgeholde boomstam, (doods)kist, baktrog, het houten onderstel waarop de molenstenen rusten, of als (jacht)hoorn. Wat het hier betekent kan uit de context niet worden opgemaakt. Sommigen zien er een wieg in, anderen een vlot. Snorri, of een ons verder onbekende bron, heeft er kennelijk iets in gezien dat kan drijven.
Het gegeven dat de wereld uit de delen van een oerwezen geschapen werd, is wijdverbreid. Voor de schepping van de wereld uit Ymir heeft men daarom allerlei voorbeelden en mogelijke invloeden gezocht: Griekse voorstellingen, Iraanse en andere voorstellingen uit het Midden- en Verre Oosten, middeleeuwse kerkelijke theorieën. Jan de Vries, die ernaar streeft om alle Noordse mythologie in de eerste plaats als origineel Noords te zien, vrij van ‘zuidelijke’ invloeden, betoogt dat de scheppingsmythe zich in het Noorden zelfstandig heeft ontwikkeld, misschien uit oeroude Indoeuropese voorfasen.
Oude afbeeldingen bestaan niet. De oudste afbeeldingen uit later tijd vinden we in IJsland, in het door Ólafur Brynjólfsson geïllustreerde handschrift van de Snorra-Edda uit de tweede helft van de 18e eeuw (Kopenhagen, kb, nks 1867 4to. Ook 18e-eeuws is het schilderij Audumla og Ymir (ca. 1777) van de Deen Nikolai A. Abilgaard (1742-1809) in het Statens Museet for Kunst te Kopenhagen. De IJslandse beeldhouwer Einar Jónsson (1874-1954) maakte een sculptuur Ymir og Auðhumla (1907-09, in de tuin van het Museum van Einar Jónsson te Reykjavík). Holtsmark 1964; Lorenz 1984; Schröder 1931. |
|