Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdAsgard (on. Ásgarðr, Asengaarde), Midgard (on. Miðgarðr, Middengaarde) en Utgard (on. Útgarðr, Buitengaarde).Asgard en Midgard zijn in de Oudnoordse overlevering benamingen voor de verblijfplaats van de goden en van de mensen; daarnaast kent de jongere overlevering nog Utgard, het rijk van de reuzen die buiten de grenzen van de gewone wereld leven (»Utgardaloki). Midgard is een algemeen Germaans, Asgard een Scandinavisch begrip. Over Asgard vertelt de Snorra-Edda het volgende. Toen de goden de oerreus »Ymir hadden gedood en uit zijn lichaam de wereld hadden geschapen, was deze rond en omgeven door de wereldzee. In het midden woonden de mensen, de afstammelingen van »Ask en Embla, en langs de kusten van de zee woonden reuzen. Om de mensen tegen aanvallen van de reuzen te beschermen maakten de goden een wal uit de wenkbrauwen van de verslagen oerreus. Ze noemden die burchtwal Midgard, maar ook het woongebied erachter heette zo. Midden in Midgard bouwden de goden hun burcht Asgard (SnE. i, 8-9). In het midden van Asgard ligt het Idaveld; daarbij staan twee heiligdommen, een van Odin, Gladsheim, en een van de godinnen, Vingolf. Ook de wereldboom »Yggdrasil, een es, staat midden in Asgard, en eronder ligt de bron van Urd (»Nornen). Hier plegen de goden iedere dag overleg met elkaar. Ze gaan er allen via de brug Bifröst naartoe, allen behalve Thor, die de brug nooit gebruikt, maar een aantal rivieren doorwaadt om er te komen. Aan het einde van de brug zit de god Heimdall op wacht (SnE. i, 14, 15, 27). De wereld volgens de Snorra-Edda. Afbeelding in een editie van Northern Antiquities uit 1847
| |
[pagina 36]
| |
Volgens het gedicht Grímnismál (Het lied van Grimnir) 4-17, 23-24 had elk van de goden in Asgard een eigen woongebied. Misschien bestond de voorstelling dat de verschillende woongebieden van reuzen, mensen en goden niet alleen door wallen maar ook door water van elkaar gescheiden waren. In Grm. 29 is sprake van drie rivieren die Thor dagelijks moet doorwaden, waarschijnlijk de rivieren waarover de brug Bifröst lag. Deze wordt hier nog gezien als een brug op aarde en niet, zoals bij Snorri, als een brug tussen aarde en hemel. Strofe 16 van het gedicht Vafþrúðnismál (Het lied van Vafthrudnir) noemt een andere rivier, Ifing, die tussen goden en reuzen stroomt. Deze rivier bevriest nooit. Ten slotte is in Grm. 21 nog sprake van een rivier Thund die de doden van de levenden scheidt. In een opsomming van rivieren in strofe 28 van hetzelfde gedicht komt de rivier Gjöll voor, die volgens dit gedicht samen met andere rivieren vanuit de mensenwereld naar de onderwereld stroomt. Bij Snorri, die de rivier Thund niet noemt, stroomt deze rivier rond het rijk van de doodsgodin »Hel en de brug erover heet Gjallarbru, ‘brug over de Gjöll’ (SnE. i, 49).
Het wereldbeeld van de oude Scandinaviërs is niet echt overzichtelijk. Er is in de teksten, en met name in de Snorra-Edda, in feite sprake van twee verschillende wereldbeelden die naast en door elkaar heen bestaan, één grotendeels horizontaal en één verticaal. Het horizontale wereldbeeld kent een ronde, platte aarde, waar in het centrum Asgard en de wereld-es liggen, daaromheen Midgard en daaromheen de reuzenwereld, Jötunheim. Dit alles wordt omringd door de grote oceaan en aan de overkant daarvan bevindt zich volgens SnE. i, 45 nog een reuzenwereld, het rijk van »Utgardaloki. Boven de wereld bevindt zich de hemel, Ymirs schedeldak, gesteund door vier dwergen, de windrichtingen. Goden, reuzen en mensen wonen allen op deze platte aarde. Onder het aardoppervlak bevindt zich het rijk van »Hel. In deze horizontale wereld spelen de windrichtingen een belangrijke rol: het oosten en het noorden zijn de plaatsen waar zich het kwaad en de dood ophouden. Vooral in het gedicht Völuspá (De voorspelling van de zieneres) wordt hier de nadruk op gelegd: in het noorden worden doden gekweld, in het oosten baart een reuzin de wolven die de wereld bedreigen, uit het oosten ook komen bij de ondergang van de wereld, »Ragnarök, de meeste vijanden van de goden. In Völuspá is ook het zuiden een woonoord van de vijand: »Surt, de vuurreus, valt aan vanuit het zuiden. Het verticale wereldbeeld onderscheidt een aantal werelden boven elkaar, maar exacte aantallen kunnen hier niet genoemd worden. De reus Vafthrudnir beroemt zich erop dat hij tot negen werelden onder de onderwereld Niflhel is afgedaald, maar volgens Snorri is Niflhel zelf de negende onderwereld (Vm. 42; SnE. i, 3). Ook zouden er meerdere bovenwerelden zijn: Asgard bijv. bevindt zich boven de aarde, erboven ligt een hemel die Andlang heet en daarboven nog een hemel met de naam Vidblain (SnE. i, 17). De brug Bifröst verbindt aarde en Asgard, en Yggdrasil vormt de verbinding tussen alle werelden, met wortels die onder, op en boven de aarde liggen, bij de onderwereldbewoners, de mensen en de goden. Het horizontale wereldbeeld is gevormd naar dat van de zogenaamde Isidorus-kaarten, wereldkaarten naar het model van de Spaanse geleerde Isidorus van Sevilla (ca. 570-636), waarop de wereld rond is, omringd wordt door de wereldzee en drie werelddelen kent, Europa, Azië en Afrika, die door grote waterlopen van elkaar gescheiden worden: de Middellandse Zee, de Nijl en de Tanais of Don in Rusland. In het centrum van deze wereld ligt Jeruzalem. En zoals Jeruzalem het centrum van deze wereld is, is Asgard het centrum van de mythologische wereld. Een wereld naar het Isidorus-model schetste Snorri Sturluson in de proloog van zijn Edda en het eerste hoofdstuk van zijn Ynglinga saga (De saga van de Ynglingen). Terwijl de naam Asgard exclusief Scandinavisch is, is de aanduiding Midgard algemeen Germaans: got. ‘midjungards’, ohd. ‘mittilgart’ of ‘mittangard’, os. ‘middelgard’, oe. ‘middangeard’. Als Middle-Earth vinden we het terug in J.R.R. Tolkiens eigenzinnige herschepping van een we- | |
[pagina 37]
| |
reld van mythische wezens, The Lord of the Rings (1954). In christelijke tijd gebruikte men naast Midgard ook begrippen als ‘bovenhemel’ (on. ‘upphiminn’, oe. ‘upheofon’, ohd. ‘ūfhimil’) en ‘hel(la)’ (onderwereld, hel). Misschien ligt hier een oude, algemeen Germaanse voorstelling van een driedeling van de wereld aan ten grondslag.
In de 19e eeuw heeft men enkele malen geprobeerd het heelal volgens Snorri visueel in beeld te brengen. De bekendste afbeelding is te vinden in een uitgave uit 1847 van Percy's Northern Antiquities. Verscheidene generaties studenten zijn vertrouwd met het ‘diagram illustrating Norse cosmography’, dat in de vele edities van E.V. Gordons Introduction to Old Norse (1927) staat afgedrukt. Midgard/Mittgart werd vanaf het begin van deze eeuw voor sommigen in Duitsland het symbool van een harmonische, vreedzame Oudgermaanse wereld die door boze invloeden van buiten (Utgard) bedreigd werd en gered moest worden. Zo richtte bijv. Willibald Hentschel in 1906 een ‘Mittgart-Bund zur Erneuerung der germanischen Rasse’ op. Hij stelde zich voor honderd mannen en duizend vrouwen in een commune op het platteland samen te brengen om zich daar aan de creatie van de nieuwe Germaanse mens te wijden. Bernhard Kummer schilderde in zijn proefschrift Midgards Untergang (1927) de ondergang van de Germaanse wereld ten gevolge van ideeën uit de vikingtijd en de eropvolgende christianisering van de Noordgermaanse volkeren. Gurevich 1969; Von See 1994. |
|