Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdNerthus.Tacitus bericht in zijn Germania over de godin Nerthus die in de 1e eeuw n.Chr. op een eiland in de Oostzee werd vereerd: ‘Dan volgen de Reudigni, Aviones, Anglii, Varini, Eudosi, Suardones en Nuithones die door rivieren en bossen worden beschermd. Over de afzonderlijke stammen valt niet veel bijzonders te melden, behalve dat zij gezamenlijk Nerthus, d.i. moeder Aarde, vereren en geloven dat zij deelneemt aan het leven der mensen en dat zij naar de stammen komt gereden. In een heilig bos op een eiland in de Oostzee staat een heilige wagen die met een doek is toegedekt en alleen door de priester mag worden aangeraakt. Hij merkt het als de godin in haar heiligdom is aangekomen en begeleidt haar dan met diepe eerbied, als zij in de door koeien getrokken wagen door het land rijdt. Dan zijn het dagen van vreugde en de plaatsen die de godin de eer waardig keurt ze te bezoeken zijn feestelijk versierd. Dan wordt er geen oorlog gevoerd, dan grijpt men niet naar de wapens en al het ijzer is goed opgeborgen. Maar de vrede en rust kent men slechts tot aan het moment waarop de godin de omgang met de sterfelijken beu is en dan begeleidt dezelfde priester haar weer terug naar haar heiligdom. Daarop worden wagen en doek, en - als men dat wil geloven - de godin zelf gewassen in een afgelegen meer. De slaven die daarbij helpen, worden door datzelfde meer verslonden. Vandaar de geheime angst en de heilige vrees om wat het dan ook moge zijn te zien, wat alleen ten dode gewijden mogen aanschouwen.’ (Germania 40) | |
[pagina 132]
| |
Afbeelding van een wagen op een rotstekening bij Kivik (Skåne, Zweden)
De gereconstrueerde cultuswagen van Dejbjerg (Jutland), 1e-2e eeuw, waarin misschien een godheid werd rondgereden. Keltisch of Germaans. Kopenhagen, Nationalmuseet
Omdat hier sprake is van een eiland in de Oostzee denkt men dat het centrum van de cultus van Nerthus op een van de Deense eilanden gelegen moet hebben. Nerthus representeert de Grote Moeder, moeder Aarde. Wat Tacitus over haar cultus vertelt komt overeen met wat we ruim elf eeuwen later over de cultus van de Wanen in Scandinavië horen (»Freyr). Ook daar is sprake van een rondgang met de god of godin, begeleid door een priesteres of priester. De godheid wordt rondgereden in een wagen en tijdens de ommegang leggen de mensen hun wapens ter zijde. Het doel van de ommegang was het afsmeken van vrede, vruchtbaarheid en voorspoed. Dit maakt Nerthus tot een typische Wanengodheid. Misschien kunnen we in de paren Nerthus begeleid door een priester/Freyr begeleid door een priesteres een afspiegeling zien van het goddelijke paar hemelgod/moeder Aarde, dat door vereniging in een zogenaamde ‘hiëros gamos’, een heilig huwelijk waarbij de aarde symbolisch door de hemelgod bevrucht wordt, de afgesmeekte vrede en voorspoed bracht. Cultische optochten met vergelijkbare bedoelingen zijn ook bij andere volkeren bekend. Ze vonden meestal plaats in verbinding met lentefeesten en deze feesten gingen vaak gepaard met wat in de ogen van ongelovigen seksuele uitspattingen waren. In het boek De gouden ezel van de Latijnse dichter Apuleius wordt verteld over een dergelijke optocht voor de godin Cybele. Sommigen verbinden de naam Nerthus met het Keltische ‘nertos’ (kracht) en zien in Nerthus de vegetatieve krachten van de lente. Deze verklaring is echter onzeker. Etymologisch gezien is de naam Nerthus identiek aan die van de Noordse god »Njord. Maar hoe het komt dat Tacitus' godin in het Noorden een god werd, is niet duidelijk. Misschien was de Germaanse Nerthus oorspronkelijk net zoals enkele andere mythische wezens tweeslachtig. Een andere mogelijkheid is dat Nerthus oorspronkelijk een godenpaar aanduidde, broer en zuster met dezelfde naam (vgl. ook Freyja en Freyr). Bij de Wanen waren huwelijken tussen broer en zuster niet ongewoon: Njord was volgens Snorri met zijn zuster | |
[pagina 133]
| |
getrouwd (Ynglinga saga [De saga van de Ynglingen] 4). In Dejbjerg (gemeente Ringkøbing, Jutland) werden in 1881 en 1883 in een moeras de fragmenten van twee wagens uit ongeveer de 1e eeuw v.Chr. gevonden. Ze waren daar, als zovele vondsten in Scandinavië, neergelegd als - opzettelijk gefragmenteerde - offergaven. Het is niet zeker of de wagens oorspronkelijk Keltisch zijn of Germaans werk in Keltische stijl. Uit de best bewaarde delen heeft men één wagen gereconstrueerd, die in het Nationalmuseet te Kopenhagen te zien is. De houten wagen heeft vier wielen en een hoge zitplaats en is versierd met bronsbeslag waarin behalve mensenkoppen allerlei symbolische tekens geslagen zijn. Men neemt aan dat het hier om cultuswagens ging, maar zeker is dat niet. Bij het koningsschip uit het einde van de 9e eeuw, dat in 1904 in Oseberg, Vestfold, Noorwegen, werd opgegraven (nu in Oslo te zien), zijn een rijk met houtsnijwerk versierde wagen en dito sleden gevonden, die waarschijnlijk ook religieuze doelen hebben gediend. Op de resten van het tapijt dat aan boord van dit schip gevonden werd, staat een optocht afgebeeld waarin overhuifde wagens worden meegevoerd.
Oude afbeeldingen van Nerthus zijn niet bekend. De enige afbeelding van Nerthus in later tijd is van E. Doepler d. J. in het boek Walhall (1901). Koek 1896; Polomé 1954 en 1980. |
|