Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdNjord(on. Njörðr), een van de Wanengoden, de vader van Freyr en Freyja. Volgens Snorri gaat hij over de elementen wind, (zee)water en vuur. Zeevaarders en jagers kunnen op zijn bescherming rekenen (SnE i, 23). In Grímnismál 16 heet zijn woonplaats Noatun (‘schip-land’), wat op een verbinding met de zee wijst. Ook is hij de god van de rijkdom: hij is ‘zo rijk en machtig dat hij rijkdom in land of in losse bezittingen kan schenken aan hen die hem daarom vragen’. Elders wordt Njord ook de ‘fégjafa guð’ (de god die rijkdom geeft) genoemd (SnE. ii, 13). Geen wonder dat een rijke IJslander in de Vatnsdoela saga (De saga van de mensen uit het Vatnsdal) ‘rijk als Njord’ wordt genoemd (hfdst. 47). Njord is een god over wie geen slechte dingen bekend zijn. In Grm. heet hij dan ook ‘inn meinsvani’ (de man waarin geen kwaad schuilt). | |
[pagina 135]
| |
Bij de vrede tussen Asen en Wanen werd hij als gijzelaar naar de Asen gestuurd en hij ‘was het die Asen en Wanen met elkaar verzoende’ (SnE. i, 23). De Asen stuurden »Hoenir als gijzelaar naar de Wanen, een uitwisseling die minder gelukkig bleek. Volgens Vafþrúðnismál (Het lied van Vafthrudnir) 38-39 zal Njord na Ragnarök terugkeren naar het land van de Wanen. Zowel Grm. als Vm. verbinden Njord met heiligdommen, volgens Vm. zelfs met zeer veel, wat erop zou kunnen duiden dat een cultus van Njord wijdverbreid is geweest. De vrouw van Njord heet »Skadi, de dochter van de reus Thjasi, die door de goden binnen hun muren gedood werd. Het huwelijk tussen beiden was niet gelukkig, zodat ze uit elkaar gingen (SnE. i, 23). Hoewel Snorri suggereert dat Njord Freyr en Freyja met Skadi kreeg (SnE. i, 24), zijn deze beide goden ook afkomstig uit de Wanenwereld. Hun moeder was een Wane en waarschijnlijk de zuster van Njord, want verbintenissen tussen broer en zuster waren bij de Asen niet, maar bij de Wanen wel toegestaan (Yngl. s. 4). Het gedicht Lokasenna, waarin alle goden op hun zwakheden worden aangesproken, verwijt Njord precies dit feit. Als Njord zich erop beroemt dat hij een zoon heeft die de eerste onder de Asen kan heten, zegt Loki: ‘met je zuster kreeg je die zoon!’ (Ls. 36). In Snorri's Ynglinga saga, waarmee de grote kroniek van de Noorse koningen, de Heimskringla, opent, vinden we nog andere gegevens over Njord. Hier wordt verteld dat Odin Njord en zijn kinderen aanstelde als priesters in de Asenwereld. Snorri geeft hierover enigszins verwarrende informatie, want in hoofdstuk 4 vertelt hij dat Freyja het toverritueel dat ‘seiðr’ heette en door de Wanen werd beoefend, aan de Asen onderwees, terwijl hij de zaak in hoofdstuk 7 omdraait: hij vertelt dat Odin bedreven was in dit ritueel en het aan priesteressen liet onderwijzen, omdat het gepaard ging met gebaren die als onmannelijk werden gezien. Na de dood van Odin regeerde Njord over de Zweden en zette de offers die Odin had ingesteld, voort. De Zweden beschouwden hem als hun vorst en betaalden hem belasting. In zijn tijd heersten vrede en voorspoed op allerlei terrein, zodat ‘de Zweden geloofden dat Njord invloed had op de jaargetijden en de voorspoed van de mensen’. In de saga's wordt slechts eenmaal over offers gesproken die ook ter ere van Njord gebracht worden: in Heimskringla's Hákonar saga góða (De saga van Hakon de Goede), hfdst. 14, wordt een offerplechtigheid bij de jarls (een soort onderkoning) van Lade (Trondheim) beschreven waarbij drie officiële toosts worden uitgebracht, één voor Odin, één voor Njord en één voor Freyr ‘til árs ok friðar’ (voor een goed jaar [op het land] en vrede). Njord en Freyr worden verschillende andere malen samen genoemd. Ari Thorgilsson de Geleerde (1067-1148) voegde aan zijn Íslendingabók (Het boek van de IJslanders) een genealogie van zijn eigen familie toe, die begon met Yngvi, koning der Turken (in overeenstemming met het wijdverbreide geleerde geloof dat de goden oorspronkelijk Trojaanse helden geweest waren, die zich in het Noorden gevestigd hadden), gevolgd door Njord, koning der Zweden, en Freyr. In de versie van het Landnámabók (Het boek over de landname) die Haukur Erlendsson († 1334) bewerkte, vinden we een oude eedformule, waarin drie goden worden aangeroepen: ‘zo helpe mij Freyr en Njord en de almachtige Ase’ (Lnb. ii, 268). In twee gedichten van de 10e-eeuwse dichter Egil Skallagrimsson worden ze gezamenlijk aangeroepen: in een vervloeking waarmee Egil de door hem gehate Noorse koning Erik Bloedbijl uit het land hoopt te verjagen worden Odin, een niet benoemde ‘land-ase’ en Freyr en Njord genoemd: ‘Mogen Freyr en Njord de onderdrukker uit zijn land(bezit) verjagen.’ (Egils s. 56) Ook in het gedicht dat de dichter ter gedachtenis aan zijn grote vriend Arinbjörn maakte, worden ze genoemd, hier als de goden die Arinbjörn zijn rijkdom verschaften (Egils s. 78). Uit deze plaatsen kan men aflezen dat Njord in de 10e eeuw vrijwel altijd in één adem met zijn zoon Freyr genoemd werd, maar de vraag is of dit altijd zo geweest is.
Uit plaatsnamen met Njord kan worden afgelezen dat de cultus van Njord in Scandinavië wijdverbreid moet zijn geweest, vooral in Midden-Zweden en in West-Noorwegen langs de kust. Dit laat- | |
[pagina 136]
| |
ste sluit aan bij de gegevens over Njord als een god die met schepen en scheepvaart van doen heeft. Als zodanig zou hij een oude godheid kunnen zijn, gezien de grote aantallen schepen en rituelen op schepen die op de rotstekeningen in Noorwegen en Zweden te vinden zijn. In Midden-Zweden liggen de plaatsen met Njord in hun naam niet aan het water, maar in landbouwgebieden, zodat men moet aannemen dat hij hier in de eerste plaats als vruchtbaarheidsgod werd vereerd. In ieder geval is Njord in Zweden verbonden met het oudste Zweedse koningshuis. Njord en zijn zoon Freyr zijn de voorvaderen van de Zweedse Ynglingen en dus ook van de latere Noorse tak, waartoe koning Harald Schoonhaar (eind 9e, begin 10e eeuw) behoorde. Een bijzonder probleem vormt de etymologie van de naam van de god. Die is identiek met die van de godin »Nerthus, die volgens Tacitus in de 1e eeuw n.Chr. op een eiland ten noordoosten van de Elbe vereerd werd. Het is alleen niet duidelijk hoe een (noordelijke) Germaanse godin een Scandinavische god kon worden. Misschien is oorspronkelijk sprake van een tweeslachtig wezen of van een broer en een zus, zoals ook bij Freyr en Freyja het geval is.
Afbeeldingen van Njord uit de vikingtijd zijn niet bekend en ook later is hij vrijwel nooit uitgebeeld. Er is alleen een houtskooltekening van Carl Ehrenberg in zijn reeks Götter der nordisch-germanischen Mythe, 1882-83: Freyr en Gerd, Skadi en Njord. In Nederland draagt de Leidse studentenroeivereniging Njord zijn naam. Dumézil 1973; Kock 1896; Schröder 1927 en 1960. |
|